De ik-figuur in het boek Spotvogel van Hafid Bouazza - een schrijver genaamd Hafid - heeft een loodzware tijd achter de rug en wordt door zijn moeder naar Marokko gestuurd om er tot rust te komen. Hij wordt geteisterd door wroeging, waarin echo’s van lichamelijk geweld klinken, en waartegen geen antidepressivum of roesmiddel is opgewassen. Ver weg van huis zoekt hij rust en verlossing. En vindt hij, zoals dat in de lyrische taal van Bouazza heet, ‘woorden waaronder gedachten schuilen en niet enkel de wind die mijn geest zo lang heeft doorblazen’.

Met Spotvogel is Hafid Bouazza na een stilte van zes jaar teruggekeerd aan het literaire front. Vorige maand verscheen ook zijn briefwisseling met zijn vriend Gerrit Komrij - eerder verschenen in NRC - in boekvorm onder de titel Nu ben ik boos, ik omhels je. In het boek schrijft Bouazza onder meer over zijn absintverslaving. ‘Dat gedweep met opium en absint zou op minder goedwillende beschouwers ook wel eens als koketterie kunnen overkomen, vind je niet?,’ bijt Komrij hem vervolgens toe. ‘Het is je onwil om ertegenaan te gaan, anders niet. Schaam je om bij die twee flessen en die dertig grammetjes neer te zitten, als een kind bij zijn bord Brinta’. Maar het gaat in de briefwisseling ook over zulke uiteenlopende onderwerpen als de islam, Wendy van Dijk, auto’s , poëzie en De Havenzangers.

We spreken af in zijn stamcafe De Zwart aan het Amsterdamse Spui, ‘het café aan het eind van het alfabet’ zoals Menno Wigman eens dichtte, waar een goedgeluimde Hafid Bouazza voortdurend bekenden ziet.

Je schetst Marokko in ’Spotvogel’ als een soort zintuiglijk paradijs.

‘Ja absoluut, maar niet eens zozeer omdat het Marokko is. Veel mensen vroegen me of ik terug was geweest naar Marokko voordat ik het boek schreef. Ik ben er al heel lang niet meer geweest, de laatste keer was tien jaar geleden, voor de VPRO-televisie. Vooral dat Noorden, waar de ik-figuur dat echtpaar ontmoet, dat heeft inderdaad iets paradijselijks. Omdat de ik-figuur in het boek in zekere zin van totale ellende tot in het paradijs moet zien te geraken. Het is er vooral zo paradijselijk omdat ik het me zo herinner. Als kind ervoer ik het er zo.’

Het had zich ook ergens anders kunnen afspelen?


‘Misschien in Portugal. Maar dan was het wel heel anders geworden. Ik ken Portugal vrij goed, ben er veel geweest, maar ik heb het me nooit zo eigen gemaakt als Marokko. Marokko is vertrouwd. Niet in de zin van: daar liggen mijn roots, zoals anderen vaak graag benadrukken want dan krijgt het iets…, maar ik heb daar mijn blik gevormd, mijn eerste zintuiglijke ervaringen waren natuurlijk daar. Vervolgens ben ik er ook weer mee aan de haal gegaan hoor. Ik schrijf over bloemen die daar helemaal niet bloeien, er zitten allemaal toespelingen in uit de Griekse mythologie. Ik hou er van de boel door elkaar te husselen. Ik heb trouwens, dat moet ik er wel bijzeggen, nog wel gebruik gemaakt van foto’s die mijn broer in die omgeving heeft gemaakt. Maar Marokko als zintuiglijk paradijs… het geheugen maakt alles zo mooi’.

Dat zintuiglijke neemt soms extreme vormen aan. Een vrouw komt binnen en je ruikt - onder heel veel meer - de geur van geplette klaprozen.

’Ja, dat ruik ik soms, de geur van zo’n klaproos die je zo met je handen laat klappen. Het ruikt net als het poeder dat van de vleugels van een vlinder komt, als je een vlinder aanraakt. Bitter, maar niet zoet.’

Jij ruikt dat bij sommige mensen.

‘Ja, vooral bij vrouwen (lacht). Het is nu eenmaal hoe ik de wereld ervaar. Die vrouw in het boek, kom, hoe heet ze…’

Sephia.


‘Sephia, ja - het is al weer even geleden dat ik het las - is gebaseerd op hoe ik me jonge meisjes in Marokko herinner. Dat zwarte haar, die geur inderdaad… Als je je er eenmaal bewust van wordt, van zo’n geur, wordt ie alleen maar scherper’.

Is dat een antenne die je uitklapt of heb je dat voortdurend?


‘Voortdurend, maar ik merk dat het veel moeilijker is als het gaat om mijn omgeving hier. Ik werk nu aan een roman die zich hier in Amsterdam afspeelt en dat is veel moeilijker voor me. De geuren… Om die te ruiken alsof je voor het eerst deze stad bezoekt. Het is niet makkelijk om me een verbaasde, verwonderde blik door Amsterdam te lopen nu alles hier zo vertrouwd is’.

Hoe train je je daar in?


‘Het kost tijd. Ik zou ook lsd kunnen nemen, maar dat doe ik niet. Ik wil het trouwens niet over drugs hebben.’

Waarom niet?


‘Ik heb er zo veel over gezegd en geschreven. Het is veel te veel mijn stokpaardje geworden.’

Hoe ruikt Amsterdam?

‘Even vaak lekker als dat ze stinkt. Ik wil eigenlijk dat mijn romans hetzelfde effect hebben als die kinderboekjes, waaruit als je ze opent een kartonnen illustratie opstijgt’.

Pop-up-boekjes.

‘Ja, precies. Goed proza moet voor mij zijn zoals die pop-ups’.


Wat wilde je nu eigenlijk precies zeggen met die Arabische verbasteringen in Spotvogel van Gorkum en de Merwede?

‘Ik vond het leuk om ook daar mensen op het verkeerde been te zetten. Denken ze de hele tijd dat het zich in Marokko afspeelt, blijkt het gewoon Nederland te zijn’.

Maar het krijgt ook een lading, doordat in dat land de moskeeën als paddestoelen uit de grond schieten. Alsof de pest uitbreekt.

‘Ja ja, in Paravion zit dat trouwens ook hè, daarin schrijf ik over minaretten als opgestoken middelvingers. Er broeit natuurlijk iets, al heel lang, vanaf de jaren tachtig. Iets dat veel te lang onder het tapijt is geveegd. Ik hou m’n opinie over de islam graag gescheiden van m’n boeken, maar het is zó’n maatschappelijk fenomeen, daar kun ik nauwelijks over zwijgen’.

Toch is dat precies wat je jarenlang hebt gedaan: zwijgen.

‘Ik had het gevoel dat ik alles wel gezegd had, dat mijn standpunt, mijn positie ten opzichte van de islam wel duidelijk was. Ik kan toch niet elke maand weer een opiniestuk in de krant schrijven waarin ik hetzelfde verwoord? Het ging zelfs zo ver dat mensen als Joost Zwagerman suggereerden dat ik bedreigd werd, en dat ik me daarom niet meer in het discours mengde. Helemaal niet waar, ik hield me bewust op de achtergrond, was met heel andere dingen bezig. Maar ik ben nu weer op een punt beland dat ik wel weer over de islam wil schrijven’.

Waarom nu wel? Wat is er veranderd?

‘Het is nu nòg globaler, we hebben de Deense cartoonrellen gehad, bovendien is de oppositie in Nederland nu veel groter, met Wilders. Wat niet veranderd is: de morele superioriteit die links denkt te hebben. Ben je voor Wilders, dan deug je niet. Ben je tegen Wilders, dan deug je. Onzin natuurlijk. Ik heb mij ook kapot geërgerd aan Tariq Ramadan en zijn adepten die stellen dat de opkomst van de islam te maken heeft met het moreel verval waar Europa in verkeert. Dan denk ik: moreel verval, hoezó? Komen ze met de opmerking dat ‘wij moslims’ onze ouders niet in bejaardentehuizen stoppen. O ja, waarom hebben we dan intussen vier islamitische bejaardenhuizen in Nederland?’

Intussen is Jan van Aken, schrijver van historische romans, aangeschoven aan het tafeltje in De Zwart. ‘Zo’n pamflet schrijven, net als Zwagerman over het failliet van links, dat zou jij moeten doen over de islam,’ zegt hij tegen Hafid.

‘Ja, misschien wel. Misschien doe ik dat wel. Maar ik ben ook met m’n nieuwe roman bezig hè’.

Ander belangrijk onderwerp in ‘Spotvogel’, in het zintuiglijke paradijs, is seks.

‘Nou, die man heeft helemaal geen seks hoor. Hij ontmoet Sephina, dat maakt veel erotiek in ‘m los omdat ze hem aan Marfisa doet denken. Maar daar gaat het boek natuurlijk helemaal niet over’.

Je schrijft ergens in het boek, in het Marokkaanse deel, over ’seks als een vorm van voeding’.

‘Ja, als culturele uiting zijn er grote verschillen (lacht), seks wordt in de Arabische wereld toch ook meer als een biologisch fenomeen gezien, maar daar wilde ik het niet zozeer over hebben in dit boek. Dat is eerder iets dat ik wil laten zien met mijn vertalingen van Arabische liefdespoëzie.’

Hij steekt een sigaret op, en vraagt: ‘ Heb je The Original of Laura van Nabokov al gelezen?’

Nee, nog niet. Het is pas gisteren verschenen toch?

‘Nabokovs The Original of Laura, dàt is een uitgesproken seksueel boek. Man! Bijna nog meer dan Lolita. Wat natuurlijk ook zou kunnen is dat hij op die 138 steekkaarten z’n expliciete seksscenes schreef en dat de rest daarna pas zou volgen. Dat hij altijd zo werkte (lacht). Ik heb het in het Engels gelezen en heb nu net de Nederlandse vertaling gekocht. Ik ben lid van het Nabokov Forum en er het regent mails. Eén van de Amerikaanse recensies sprak van a glorious mess, en dat is precies wat het is. Het is een verzameling steekkaarten waarop hij aantekeningen maakte voor de roman waaraan hij werkte toen hij stierf. Zijn zoon heeft nu, 32 jaar na zijn dood, besloten die aantekeningen alsnog in boekvorm uit te brengen. Wist je dat die steekkaarten binnenkort geveild worden voor bedragen tussen de 400.000 en 600.000 dollar? Ik ben er behoorlijk opgetogen over. Ik heb net m’n stuk over het boek afgerond voor de NRC van vrijdag. Vrijdag kan iedereen lezen wat ik er van vind’.

Nabokov blijft ook na lezing van dit boek je grote literaire held?


‘Hij is zo’n grote invloed geweest, misschien wel een tè grote invloed. Ik heb lang moeten uitkijken dat er niet tè veel invloeden van hem doorsijpelden in mijn boeken. Pas na m’n 30e is het me gelukt een beetje van hem los te komen. Ilja Pfeiffer heeft dat ook. In zijn boek Rupert staan ook hele stukken Nabokov. Ilja zegt: als het schrijven even niet lukt, lees ik een paar pagina’s Nabokov en dan kan ik er weer even tegenaan. Dat geldt voor mij ook.’