Het is een tweede natuur geworden, dat verspringen door de tijd?
‘Ik kan niet om dat verweven van heden en verleden heen. Het verleden trilt bij mij altijd mee. Er zijn mensen die het verleden kunnen afsluiten en zich uitsluitend richten op de maximalisatie van de winst van vandaag. Ik blijf me tegen die houding verzetten. Ik ben doordesemd van alles wat met cultuur en geschiedenis te maken heeft’.
Kun je zeggen dat je met de Andreas Klein-cyclus een soort privé-mythologie hebt geboekstaafd?
(Denkt even na). ‘Ik denk het wel. Ik til mijn familiegeschiedenis uit boven veel andere familiegeschiedenissen. Met dien verstande dat het om heel gewone mensen gaat die geïnjecteerd zijn met melancholie en verbondenheid. Waarom schrijf ik aldoor over mijn ouders? Ik wil, met terugwerkende kracht, hun lot verbeteren. Dat is wat mythologie ook doet: oude geschiedenis oprakelen, groter maken, omdat het betekenisvol en veelzeggend is’.
Vreselijke vraag om aan een schrijver te stellen, maar ik stel ‘m toch: in hoeverre is het verhaal van Joachim in ‘Het gelukkige jaar 1940′ het daadwerkelijke verhaal van je vader?
‘Gevoelsmatig klopt alles, het is het verhaal van mijn echte vader. Maar ik weet natuurlijk niet wat er daadwerkelijk in mijn vader omging. Als ik hem vroeg ‘Was je achteraf niet liever in Duitsland gebleven?’, dan schudde hij zijn hoofd. ‘Nee,’ zei hij dan, ‘want dan was jij er niet geweest’. Reuze aardig bedoeld natuurlijk, maar wat hij werkelijk dacht weet ik niet. Wat ik me heel goed herinner, en wat ik hem nog altijd luid en duidelijk hoor zeggen, is dit : ‘Hans, als je grote tegenslagen hebt, ben je eerst zèlf verantwoordelijk, maar als je het echt niet aan kunt, dan moet je bij mij aankloppen, want ik ben verantwoordelijk. Door mij ben je er’.
Hij werd verscheurd door zijn twee identiteiten en dubbele loyaliteit. Als disloyale Duitser als dwangarbeider aangesteld in Duitsland, na de bevrijding in Nederland in een strafkamp geplaatst. Over goed en kwaad gesproken… Als je vader zo’n tragische geschiedenis heeft.. Dat moet bepalend zijn voor je wereldbeeld?
‘Het klinkt flauw, maar ik kan alleen maar zeggen: kennelijk. Voor mij is het absoluut heel bepalend, maar het curieuze is: mijn broers en zussen, die toch echt allen dezelfde vader en moeder hebben, hebben zich in hun volwassen leven to-taal niet beziggehouden met die geschiedenis van mijn ouders. Dat geeft te denken, hè. Al die intense aandacht die ik er aan geef.. het is omdat ìk dat wil, het is mijn creatie. Mijn betrokkenheid kleurt de geschiedenis, dat is per definitie zo. Daarom zul je mij nooit horen zeggen dat ‘het zo was’. Ik ben zelf partij. Na alle omzwervingen en al mijn speurwerk kan ik nog steeds niet sluitend zeggen: zo en zo is het gegaan. En dat zal ik nooit kunnen. Kijk, natuurlijk is goed en kwaad belangrijk in mijn werk, vanzelfsprekend. Maar deze kanttekening wil ik wel maken: als Dostojevski Schuld en boete schrijft, en hij laat dat personage dat die vieze oude woekeraarster van kant maakt tobben met z’n geweten, dan staat in werkelijk ieder commentaar: het gaat over goed en kwaad. Maar heldert het boek iets op over goed en kwaad? Weet de lezer na afloop hoe het zit, met goed en kwaad? Nee, daar gaat literatuur niet over’.
Hoe verhouden literatuur waarin veel geschiedenis voorkomt en literaire geschiedschrijving zich tot elkaar?
‘Geschiedschrijving is ook een verhaaltje, en toch heeft Herfsttij der Middeleeuwen van Huizinga, hoe prachtig het ook is geschreven, niets met literatuur te maken. Een literair werk heeft de potentie om te zijn zoals het aan je verschijnt. Een roman is wat het is, het is een eindprodukt, de schrijver heeft het laatste woord. Geschiedschrijving is altijd een onaf produkt, het is een onderdeel van de ketting, want het wordt steeds bijgesteld’.
Een ander thema dat steeds opduikt is de werking van het geheugen, en van herinnering. Personages willen bijvoorbeeld herinneringen afsluiten, verwijderen uit hun geheugen, ook Wolf in ‘Land zonder Sarah’.
‘In zijn boek Waarom het leven sneller gaat als je ouder wordt heeft psycholoog Douwe Draaisma alles opgeschreven waarin ik altijd al bovengemiddeld geïnteresseerd was. Ik wil momenten vangen, vastleggen, stilzetten, en weer kunnen ophalen op het moment dat ik dat wil. Ik hou er ook erg van met vaste regelmaat op dezelfde lokaties terug te keren om een foto te maken’.
Zoals die sigarenboer die Harvey Keitel speelt in de film ’Smoke’.
‘Ja, precies. Ik kan foto’s maken van een straatbeeld of landschap, aldoor dezelfde plek en daar vervolgens de hele dag naar kijken. Gestolde momenten, verstilde beelden’.
Wat is het genot daarvan?
‘Ah! Dat is net zoiets als tijdens het klaarkomen vragen: en, wat is het genot hiervan?’ (lacht)
Ha! Dan vraag ik het anders: wat gebeurt er dan als je zo’n moment vastlegt?
‘De verstilling van de fotografie en de literatuur, dat is een proces dat meedogenloos op je inwerkt. Het simpele feit dat je bij machte bent de tijd stil te zetten. Dat is een enorme macht die je hebt! Dat geeft troost, en je regeert bovendien over je eigen graf heen. Het spreekwoordelijke ‘Vadertje Tijd’ vertrapt alles om je heen, en ik zeg: ho ho, dat gaat zomaar niet. Dat is ook een soort klaarkomen. A thing of beauty is a joy forever is een mateloos cliché, maar het is beslist waar’.
Heb je die ervaring ook vaak als lezer van andermans werk?
‘Niet vaak. De meeste boeken leg ik na tien zinnen weg omdat ik ze onleesbaar vind. Maar eens in de zoveel tijd lees ik een boek waarvan ik onder de indruk ben. Ik lees nu The white tiger van Aravind Adiga, waarmee hij de Booker Prize won. Ik geniet van dat boek omdat hij, net zoals ik als Nederlander een heel rare portretfotograaf van Nederland ben in Land zonder Sarah, als Indiër een portretfoto maakt van India. Als hij aan India denkt schiet hij in de lach, als ik aan Nederland denk schiet ik ook in de lach.’
Waarom schiet je dan in de lach?
‘Omdat het cliché-beeld van Nederland in grote lijnen klopt. We zijn een zeurderig, verwend, kankerend, betweterig volk. En toch voel ik me hier thuis. Omdat ik zelf nèt zo ben. Ik lach om mezelf’.
Is het nog van invloed op je boeken dat je les geeft aan de Toneelschool?
‘Nou en of. De Toneelschool is een grote inspiratiebron. Niet alleen vanwege de mensen die er rondlopen, maar sowieso, dat métier. Ik kom voortdurend Media en haar nakomelingen tegen. Spektakel, beelden. Mijn werk zou nooit zo geworden zijn wat het is, als ik begonnen was als filiaalchef bij de Albert Heijn. Er gaat een groot gevoel voor theater in schuil’.
Waar ook veel theater aan te pas komt: de Amerikaanse verkiezingen. Hoe volg je die?
‘Heel nuchter. Ik amuseer me kostelijk bij al dat gepraat over de Verenigde Staten als het ‘Rijk van het kwaad’, alsof het straks - als Obama is verkozen - ineens ‘het Rijk van het goede’ wordt. Amerika is wat het is, het wordt echt niet anders na volgende week. Natuurlijk, we vóelen ons even anders. Ook ik verkeer dan in de illusie dat er hoop is. Wat mij betreft is die hoop vooral gericht op Afrika, ik zou het geweldig vinden als de VS met Obama aan de macht eindelijk echt iets kan betekenen voor Afrika. Maar ik weet dat dat een illusie is, een mooie illusie. Ach, het kan alleen maar beter worden dan ‘t nu is, zeg ik als ras-optimist, maar nadat Obama is verkozen wordt het wapenbezit in Amerika echt niet minder, de kernkoppen worden niet afgesloten, de sociale tegenstellingen blijven even groot en de gezondheidszorg wordt ook niet verbeterd’.
Tot slot: kunt je je voorstellen dat je ooit een boek schrijft waarin de oorlog geen rol speelt?
‘Nee.’
Nee?
‘Ik probeer het buiten de deur te houden, maar het lukt me niet. Ik kan het negeren, maar je blijft het zien. Het zou zijn als een gebochelde die zijn bochel ontkent’.
Andreas Klein zegt in ‘De Confrontatie’: ‘Mijn komst is een verstoring van de vroegere orde en ik voel me geroepen een daad te stellen’.
‘Ja. Ik wil mijn ouders in een gunstig daglicht stellen. Dat jochie Andreas wil het tij keren. Dat kan natuurlijk niet, maar hij wil het toch’.
Het jongetje dat alles goed wilde maken.
‘Ja, maar dat associeer ik natuurlijk met tweede generatie-oorlogsslachtoffers. Ischa Meijer’.
En die daad stellen, dat is de literatuur die hij tijdens z’n leven maakt.
‘Dat denk ik’.