In 'Mijn meneer' beschrijft Ted van Lieshout de relatie die hij als elfjarige had met een volwassen man. ‘Het enige dat ik beweer is dat een pedofiel niet automatisch kinderen verkracht.’

Op welke reacties hij zich voorbereidt? ‘Op de ergste,’ zegt Ted van Lieshout (1955) zonder een moment te aarzelen. ‘Dat mensen zullen zeggen: “Hij is niet rabiaat over pedofilie, en het is nog een kinderboekenschrijver ook… Nou, dan zal hij zelf wel pedofiel zijn!” ‘Bang ben ik er niet voor. Dat zou ik zijn als het inderdaad zo was. Maar ik voel me er wel ongemakkelijk bij. Al ben ik ben zelf ook zo: als een man zich beweegt in een zogenaamd “vrouwenberoep” dat met kinderen te maken heeft, denk ik: goh, zou die soms bijzondere belangstelling voor kinderen hebben? Dat is precies de reden waarom er bijna geen kleuterleiders meer zijn: die zijn weggevlucht, omdat ze echt geen zin meer hadden in die verdachtmakingen.’
We spreken Van Lieshout in zijn prachtig verbouwde pakhuis in Amsterdam, een paar weken voor het verschijnen van Mijn meneer. Na 27 gelauwerde jaren als auteur van jeugdboeken en -gedichten, illustrator en tekstschrijver voor onder meer Sesamstraat en Het klokhuis, is het zijn eerste roman voor volwassenen; tevens rode draad in Arno Kranenborgs documentaire Ik zal uw naam niet noemen die dinsdag in Het uur van de wolf wordt uitgezonden. Een autobiografisch verhaal over een elfjarige jongen die, in biechtbrieven aan een Mariabeeldje in een kapel langs de weg naar school, vertelt over zijn ‘bijzondere vriendschap’ met een volwassen man. En dat Van Lieshout een sterk vermoeden heeft van wat het los zal maken, is geen wonder: hij roerde het onderwerp al eens aan in de dichtbundel Zeer kleine liefde (1999). Destijds kwamen de verwijten verpakt in verholen bijzinnen; inmiddels is de publieke opinie verhard. Van Lieshout: ‘Mensen die pedofiel zijn, of er zelfs maar van worden verdacht, moeten naar de randen van de samenleving worden gedrongen, vindt men. Vereniging Martijn? Verbieden! Terwijl er zolang die bestaat nog iets zichtbaar van is. Anders gaat het helemaal ondergronds en weet je niets meer: niet wie ze zijn, waar ze zitten… Bovendien is het goed dat de leden een beetje steun aan elkaar hebben. Het moet verschrikkelijk eenzaam zijn om nooit tegen iemand te kunnen zeggen hoe je van binnen bent.’

Belangstelling
‘Ik begrijp de zorgen en angsten van mensen, van ouders, heel goed. Maar je mag wel een beetje relativeren. Proberen bepaalde nuances aan te brengen.’ Dat doet Van Lieshout in Mijn meneer door, gestileerd en verdicht, ‘zo waarachtig mogelijk’ zijn eigen ervaringen te beschrijven. In de woorden van een jongetje dat het feit dat een nieuwe dorpsbewoner zijn oog op hem laat vallen ‘niet helemaal onbedreigend’ vindt, maar ook spannend en leuk.
‘Voor mij persoonlijk gold dat ik best een eenzaam kind was, dat het geweldig vond dat iemand die belangstelling voor mij had. Dat maakte dat ik me bijzonder voelde en trots. Als het aan mij had gelegen, had ik het ook aan iedereen verteld. Maar ik wist wel dat dat niet de bedoeling was…’
De meneer laat Tedje de speelgoedtreintjes in zijn garage zien. Ze bouwen samen een legokasteel. Hij stimuleert zijn tekentalent, praat met hem over mythologie en kunst. En steeds gaat de lichamelijke intimiteit een stapje verder. Die geraffineerde opbouw verraadt een strategie. ‘Maar bij twee volwassenen is dat in wezen niet anders. Als jij een vrouw wilt versieren, nodig je haar uit voor een etentje, geeft haar een bosje bloemen. Het hinderde me ook toen ik er tijdens het schrijven van het boek achter kwam dat ze dat bij kinderen grooming noemen, een kind klaarstomen om seksuele handelingen met je te verrichten. Daar was ik woedend over! Omdat het de romantiek eruit haalde waarvan ik dacht dat-ie aan de orde was. Misschien was het hem er inderdaad alleen maar om te doen mij naakt te krijgen, maar toen het eenmaal afgelopen was, en ik het als tiener miste, dacht ik: ik had zo’n mooie relatie, en nou is-ie voorbij. Als iemand dan achteraf komt uitleggen: dat was grooming… dan wordt die illusie, de herinnering die ik had, kapotgemaakt.’

Homofieltje
‘Begrijp me niet verkeerd: natuurlijk ben ik tegen pedofiele relaties. Hij heeft risico’s met me genomen die hij niet had mogen nemen. Maar als je over misbruikte kinderen hoort, wordt daar nooit bijgezegd wat er precies is gebeurd. Daardoor gaat iedereen te rade bij zijn eigen seksualiteit. In mijn geval werd ik wel een grens overgetrokken, maar tegelijkertijd probeerde hij zich te richten naar mijn seksualiteit en heb ik me nooit onveilig gevoeld. Ik ben nooit vastgehouden, kon weg wanneer ik wilde. Als ik ergens “nee” tegen zei, gebeurde het niet. Daarmee wil ik niet zeggen: zie je wel, pedofielen bedoelen het goed en zijn allemaal hartstikke fijn. Het enige dat ik beweer is dat een pedofiel niet automatisch kinderen verkracht.’
Slachtoffer heeft Van Lieshout zich nooit echt gevoeld. ‘Als ik het zou kunnen wegwissen uit mijn leven, zou ik dat niet doen. Het maakt onderdeel uit van wie ik ben. Invloed heeft het natuurlijk wel op me gehad, maar ik weet niet precies wat erop terug te voeren is en wat niet. Ik wist destijds bijvoorbeeld al lang dat ik homo was. Andere jongens vonden auto’s en voetballen leuk, ik knipte de haren van de poppen. Mijn vader zei toen ik drie was al: “Dat wordt een homofieltje.”’

Perspectief
Mijn meneer liet hij daarom eindigen op het moment dat de relatie ophield. ‘Ook omdat ik het zuiver wilde houden. Het verhaal wordt verteld door een jongetje dat niet kan inschatten wat de gevolgen zullen zijn als hij vijftien of zeventien is.’
De gedachten van zijn meneer weergeven, heeft hij nooit overwogen. ‘Ik heb geen flauw idee wat er omgaat in een pedofiel, en eerlijk gezegd wil ik dat ook niet weten. Er is nu net die nieuwe serie, Breaking Bad,’ verklaart hij zich nader. ‘Die gaat over iemand die misdadiger wordt. Toch word je geacht je als kijker in hem in te leven, misschien wel te vergoelijken wat-ie doet. Nou, dat wil ik niet! Ik wil me niet vereenzelvigen met iemand van wie ik vind dat-ie gestraft moet worden. Daarbij: ik schrijf al 25 jaar vanuit het perspectief van kinderen, wat de meeste schrijvers voor volwassenen niet kunnen. En als ik seks tussen een volwassene en een kind beschrijf vanuit de volwassene, dan gaat iedereen over zijn nek; doe ik het door de ogen van het jongetje, dan niet.’
Het neutraliseert het erotische aspect. Hoewel, lacht hij: ‘Mijn moeder zei toen ze het omslag zag: “Nou, alle pedofielen zullen het wel kopen!” Dat moeten ze dan zelf maar weten. Ik heb het niet geschreven om mensen op te winden. Ik zou het trouwens ook niet zo heel erg vinden als het boek wel vol spermavlekken van hand tot hand ging. Er zijn in elk geval geen kinderen voor opgeofferd, zoals bij kinderporno. Ik heb alleen mezelf gebruikt.’

Het uur van de wolf: Ik zal uw naam niet noemen >> dinsdag, nederland 2, 23.00-0.00 uur