Voor een ziekenhuis heeft het VU Medisch Centrum een hip restaurant. Witleren banken, van kleur verspringende lampen, kleine nisjes om je terug te trekken. ‘Het eten is hier alleen niet zo best,’ merkt Anna Enquist op als we binnenkomen. Zij kan het weten. Vorige winter bracht ze op uitnodiging van de VU drie maanden door op de afdeling anesthesiologie. Nachtdiensten draaien, vergaderingen bijwonen en toekijken bij operaties. ‘Op de o.k. stond ik bij de anesthesist, achter het scherm. Helemaal steriel ingepakt. Mensen die het niet wisten, dachten dat ik iemand van de inspectie was, omdat ik een opschrijfboekje in m’n broekzak had.’
Kristien Hemmerechts liep mee op de afdeling hematologie, bloedziektes. ‘Als bijbaantje tijdens mijn studie diende ik eten op in een ziekenhuis. Dus nu dacht ik: ik ga wel aan de slag met die dienbladen, daar kan ik niemand mee vermoorden. Maar in de praktijk heb ik vooral veel rondgelopen en aan de bedden van patiënten hun verhalen gehoord.’
Zoenen in de lift
De schrijver als observator van de medische praktijk: met dat doel nodigt de Vrije Universiteit sinds een aantal jaren schrijvers uit om mee te lopen op een afdeling en daar een boek over te schrijven. Van Enquist verscheen eind 2011 de roman De verdovers. Hemmerechts’ roman Haar bloed is zojuist uitgekomen. Hoofdpersoon hierin is Titus Serfonteyn. Vader jong overleden, moeizame relatie met zijn moeder, een extreme fascinatie voor bloed. Als hij medicijnen gaat studeren ontmoet hij Roos, die er tevens een relatie met Titus’ jeugdvriend Pieter op nahoudt. Dan krijgt Roos leukemie en worden alle vriendschaps- en familierelaties op scherp gezet. Hemmerechts: ‘Dat zag ik in het ziekenhuis wel. Als bijvoorbeeld iemand een stamceldonatie nodig heeft, gaan ze eerst kijken naar broers en zussen.’ Artsen vinden dat wel spannend, merkte ze. ‘Dan blijkt natuurlijk wel eens dat die jongen of die vrouw niet de zoon of dochter kan zijn, of dat er andere bijzondere familieverbanden zijn.’
Ook in De verdovers is sprake van ingewikkelde familierelaties. Psychotherapeut Dirk de Jong, moeder jong overleden, moeizame relatie met zijn vader, probeert na de dood van zijn vrouw de draad weer op te pakken als psychotherapeut. In zijn praktijk krijgt hij te maken met de student Allard Schuurman, die stopt met zijn opleiding psychiatrie en overstapt naar anesthesiologie. Daar krijgt hij een relatie met Susan, anesthesist en tevens zus van Drik, met alle gevolgen van dien. ‘Vanaf het begin af aan vond ik dat er wel iets in moest van een echte doktersroman,’ lacht Enquist. ‘Zoenen in de lift of zo. Uiteindelijk is dat onder de operatietafel geworden.’
Hemmerechts kwam min of meer toevallig op de afdeling hematologie terecht kwam, maar Enquist – behalve schrijver ook psychotherapeut – koos bewust voor anesthesiologie. ‘Ik wilde al langer iets over het vak van psychotherapeut schrijven en anesthesiologie is eigenlijk het tegenovergestelde van psychotherapie. Therapeuten willen patiënten hun pijn laten voelen, anesthesisten verdoven de boel juist. Door dat contrast kon ik het verhaal in De verdovers vormgeven. Daarnaast is anesthesiologie een onderbelicht specialisme. Iedereen herinnert zich de chirurg als ie geopereerd is, maar niemand weet nog wie de anesthesist was. Ik heb ze met dit boek in het zonnetje gezet.’
Haar bloed is meer een boek over bloed dan over het ziekenhuis. Hemmerechts: ‘Ik heb me verdiept in de wetenschappelijke literatuur. Bloed, en hoe het immuunsysteem werkt; dat vond ik allemaal heel fascinerend. Het vervelende is alleen dat die woorden zo lelijk zijn. “Antigeen”, “chromosoom”.’ Enquist, verbaasd: ‘Vind je dat lelijk? Ik vond het juist wel mooi, ook die woorden voor medicijnen. Daar zag ik de schoonheid wel van in. Voor gedichten zou ik het moeilijk vinden, maar voor proza niet.
God en charlatan
Een schrijver uitnodigen brengt voor een ziekenhuis natuurlijk ook een risico met zich mee. Haalde de VU met de kritische toeschouwers niet het paard van Troje binnen? ‘Gelukkig is de anesthesiologie een goed lopende afdeling, dus hoefde ik niet zo kritisch te zijn,’ antwoordt Enquist. Ook Hemmerechts is vol lof, en onder de indruk van de verschillen tussen België en Nederland. ‘Artsen zijn hier veel opener naar patiënten toe.’ Maar in hun romans delen de schrijvers toch ook wat speldenprikjes uit richting de medische praktijk. Hemmerechts is opgevallen hoe ver artsen soms gaan met een behandeling. Een van mijn personages constateert op een gegeven moment: “Artsen geven zich niet gewonnen. Zelfs als je dood bent geven ze je nog een pil.” Een arts zei later tegen mij dat ik het niet zo mocht voorstellen, maar het is toch het beeld dat je krijgt als buitenstaander.’ Enquist herkent het wel: ‘Er gebeurt veel met patiënten bij wie het misschien wel beter is dat het niet gebeurt. Maar voor een chirurg is dat geen enkel punt, die zegt niet van: “Nou ik geloof dat daar niet zo veel muziek in zit.” Neem zo’n ingewikkelde en peperdure hartklepvervanging bij een 85-jarige. Dan ligt zo iemand nog drie maanden op de i.c. en gaat-ie alsnog dood.’
Hemmerechts: ‘Patiënten vinden het een veilig gevoel, de arts weet wel wat goed is. Als je als patiënt hier komt, moet je ook wel geloven dat een arts God is. Soms kunnen ze wonderlijke dingen, maar tegelijkertijd heb ik gezien dat een arts ook een charlatan is. Heel veel is trial and error, ze weten het soms gewoon ook niet.’
Uiteindelijk was Hemmerechts misschien wel het meest onder de indruk van de patiënten, vertelt ze. ‘Mensen op de afdeling hematologie kunnen echt heel ziek zijn en die zien een vertrouwenspersoon in je. Dat heeft me wel geraakt. Er is ook een groot verschil tussen hoe jullie omgaan met ziekte en wij in België. Hier in Nederland moeten mensen flink zijn, je mag niet zeuren.’
Enquist: ‘Bij anesthesiologie hoeven patiënten niet flink te zijn, ze moeten zich juist overgeven. Als mensen geopereerd worden zijn ze altijd angstig, maar de anesthesist brengt rust in die laatste minuut voor de narcose. Dat is heel belangrijk.’ Ze grinnikt: ‘Maar dat is nou net iets wat je in ziekenhuisseries op televisie zelden ziet. Ik kijk nu altijd goed of de anesthesist wel in beeld komt, maar het gaat altijd maar weer over die chirurgen die heroïsch met hun messen zwaaien!’
Schrijvers Anna Enquist en Kristien Hemmerechts trokken een witte jas aan en liepen een tijdje mee in het Amsterdamse VU Medisch Centrum.