'The Marriage Plot' van Jeffrey Eugenides gaat over een driehoeksverhouding van twintigers in de jaren tachtig. ‘Zeker als je jong bent, denk je om de haverklap: met dát meisje ga ik trouwen! Je stelt je een compleet gedeeld leven voor.’

‘Ja,’ zegt Jeffrey Eugenides (1960), ‘dat billboard op Times Square pakte nogal anders uit dan ik verwachtte. Toen ik er voor het eerst van hoorde, kon ik het nauwelijks geloven. Mijn uitgever adverteert zelfs bijna nooit. Ach, dacht ik nog: het zal wel een klein postertje in een zijstraat worden. Tot ze me er mee naartoe namen, en ik dat gigantische ding zag...’ Midden op het plein stapte hij de voorbijgangers tegemoet: een notitieboekje in de hand, openhangend zwart giletje en een vastberaden blik in de ogen, als een literaire Tom Cruise klaar voor zijn mission impossible.
De chocoladelettertekst eronder: ‘SWOON-WORTHY!’.
‘Ik vond het wel érg commercieel,’ lacht hij. ‘Een beetje walgelijk zelfs. Maar laatst stond er in een tijdschrift een lijstje van “Tien redenen waarom we van New York houden”, en nummer zes was: “Omdat onze Malboro-man een romancier is.” Het werd gezien als een overwinning voor de literatuur.’
Daar legt hij zich dan maar bij neer. ‘En goede pr was het, want we hebben het er nu weer over.’
Fair enough. En dat er voor deze man zwaar promotioneel geschut werd ingezet, is geen wonder. Zijn debuut The Virgin Suicides (1993) was al een bescheiden sensatie. Middlesex (2002), een drie generaties omspannend hemafrodietenepos (!), won de Pulitzer Prize en groeide uit tot een verrassende bestseller. En weer negen jaar later is zijn derde roman, The Marriage Plot, inderdaad (bijna) goed genoeg om ervoor in katzwijm te vallen.

Bloedbaan
Op meesterlijke wijze sleept hij je mee in de driehoeksverhouding van jonge twintigers in de jaren tachtig: de letterenstudente van gegoede komaf Maddy Hannah, haar verlegen aanbidder Mitchell Grammaticus, en Leonard Bankhead, de even briljante als getormenteerde academische golden boy met wie ze trouwt; niet helemaal toevallig nadat ze hem is tegengekomen bij een college semiotiek. Want al is dit op het oog Eugenides’ meest traditionele boek, het gedachtegoed van theoretici als Derrida en Roland Barthes speelt er op allerlei manieren een rol in. ‘Ik studeerde zelf in die tijd, dus hoewel ik mensen die hun werk aanhingen alsof het Gods woord was graag belachelijk maak, het zít in mijn bloedbaan. Toen ik over Madeline begon te schrijven, realiseerde ik me dat ze zo’n meisje was dat dol was op Jane Austen en Henry James, maar zich tegelijkertijd van haar romantische illusies wilde ontdoen. Dat ze verliefd zou worden én Barthes’ Fragments d’un discours amoureux lezen, waar ze door betoverd raakt. Terwijl dat boek juist bedoeld was om je te laten inzien hoe belachelijk de liefde eigenlijk is. Daarom liet ik Madeline een scriptie schrijven over the marriage plot waar veel negentiende- eeuwse romans om draaien: zal de heldin het huwelijksgeluk vinden?, en het feit dat die in de moderne, geëmancipeerde maatschappij niet meer bruikbaar is. Aanvankelijk dacht ik dat ook. Tot ik besefte dat delen ervan wel degelijk nog bestaan: in ons hoofd. Zeker als je jong bent, denk je om de haverklap: met dát meisje ga ik trouwen! Je stelt je een compleet gedeeld leven voor. Omdat je vanaf je vroegste jeugd sprookjes hebt gehoord over prinsen en prinsessen, romantische boeken hebt gelezen en films gezien. We leven misschien niet meer binnen dezelfde begrenzingen als Jane Austen-personages, maar dat idee van die ene ware liefde is nog springlevend.’

Oorontsteking
Zijn uitdaging: daar een roman op baseren. ‘Een modern huwelijksplot schrijven en tegelijkertijd een deconstructie ervan, al klinkt dat erg cerebraal. Het was meer een spelletje op de achtergrond. Waar het me vooral om ging, was in de huid van die twintigers kruipen, die volwassen en intelligent zijn, en in verwarring over welke weg ze in hun leven moeten kiezen.’
Bij Mitchell resulteert dat in een backpackavontuur dat hem onder meer naar Calcutta voert, waar hij als vrijwilliger in het opvanghuis van Moeder Teresa werkt. Een reis die de schrijver op die leeftijd ook maakte, om vergelijkbare redenen. ‘Ik wilde zien of ik als een heilige kon leven. Of ik genoeg van mijn medemens hield om zieke en stervende lichamen te wassen en wonden te verzorgen. Zelf heb ik me tot op zekere hoogte over mijn squimishness heen gezet, maar het idee dat week na week te moeten doen, werd me teveel. Ik vluchtte, beschaamd maar enorm opgelucht.’
Die autobiografische achtergrond maakte het schrijven van de India-passages trouwens razend lastig. ‘Ik had de neiging om werkelijk alles te gebruiken wat ik me nog herinnerde: de mensen die ik ontmoette, de gebouwen, de oorontsteking die ik had. Het duurde eindeloos voor ik alleen overhield wat ik nodig had voor Mítchells verhaal.’
Dat religie daarin een centrale rol speelt, is zeldzaam in de hedendaagse fictie, beaamt hij. ‘Sinds wij, verlichte westerse zielen hebben besloten dat God niet bestaat, lijkt het wel alsof onze personages zelfs geen religieuze neigingen meer mogen hebben. Maar mensen zoeken nog steeds naar het spirituele, vragen zich af waarom ze op aarde zijn. Die dingen zijn nooit weggeweest uit de menselijke ervaring, dus waarom zou je ze weglaten uit de weergave ervan?’

Hyperseksueel
Tot slot hebben we het nog over Leonard. Over hoe hij diens aandoening – hij is manisch-depressief – zo indringend wist te beschrijven. En over het hardnekkige gerucht dat het om een nauwverholen portret van wijlen David Foster Wallace zou gaan. ‘Voor zijn manische episodes las ik over het gedrag dat patiënten vertonen: dat ze zich hechten aan vreemde kledingstukken, overdreven veel woordspelingen maken en hyperseksueel worden. Vervolgens stelde ik me voor dat ik hem wás. Ik vergrootte mijn meest opgewonden momenten uit – wilde studentenfeesten en zo meer – en dacht ik aan iedereen die ik kende die vagelijk binnen de briljant- en-geestesziek-categorie viel, van wie ik stukjes kon gebruiken.’
Ja, ook stukjes Foster Wallace. ‘Maar toen ik hieraan begon, was die lang zo bekend niet. Die paar elementen dreigen na zijn tragische zelfmoord alles te overschaduwen dat Leonard níet met hem gemeen heeft. Leonard komt uit Portland, trouwt op zijn 22ste, is bioloog... Ik bedoel, Wallace wás niet eens manisch-depressief!’
Zelfs de twee meest in het oog springende overeenkomsten hebben volgens Eugenides niets met de overleden schrijver te maken. ‘Recensenten lijken nu te denken dat hij de enige op aarde was die tabak pruimde. Dat deed destijds zo’n beetje iedereen op de universiteit! En bij die haarband van Leonard dacht ik aan Axl Rose…’
Achteraf had hij dat detail beter kunnen schrappen. Want als we een andere reden noemen waarom mensen die parallel misschien trekken – zijn boek draait deels om het postmodernisme, en David Foster Wallace is in veel ogen dé postmoderne Amerikaanse schrijver – lacht hij sceptisch. ‘Zou kunnen. But it’s probably the bandana, though.’

Jeffrey Eugenides: Huwelijk (oorspr. titel: The Marriage Plot, vertaling Jan de Nijs en Gerda Baardman), Prometheus