Patrick DeWitt was aanvankelijk bang dat zijn tweede roman 'De gebroeders Sisters' te vreemd zou zijn voor echte westernfans, en door literaire lezers genegeerd zou worden omdat het western was. Twee keer fout, bleek.

‘Kijk,’ zegt Patrick DeWitt, terwijl hij een notitieblokje uit zijn zak haalt, ‘hier krabbel ik voortdurend dingen in. Alle vage ideeën die me invallen als ik loop te winkelen of in de rij sta bij het postkantoor.’ Flarden opgevangen dialoog en maffe beelden die misschien ooit tot scènes kunnen uitgroeien, de Canadees heeft er hele lijsten van. ‘Iemand zuigt met een stofzuiger bijen uit een bijenkorf,’ leest hij een recente voor, om er droogjes aan toe te voegen: ‘De meeste leveren nooit iets op...’
Maar je weet het niet. Die twee woorden die hij een paar jaar geleden noteerde leken tenslotte ook niet erg veelbelovend. ‘Ik zat met mijn vader naar een cowboyfilm te kijken, waar hij wél een groot fan van is, toen ik me realiseerde dat je van de hoofdpersonen in westerns eigenlijk nooit weet wat ze denken of voelen. Het zijn zwijgzame figuren die of goed of slecht zijn en nooit lijken te twijfelen. The strong silent type, zeg maar. Terwijl ik meer geïnteresseerd ben in het niet-zo-sterke neurotische type…’ ‘Gevoelige cowboys’ was de kernachtige notitie die hij maakte. Het onwaarschijnlijke resultaat: zijn tweede roman, De gebroeders Sisters. Het absurdistische verhaal van twee kibbelende huurmoordenaars, Eli en Charlie Sisters, die in 1851 van Oregon City naar San Francisco trekken, op jacht naar ene Hermann Kermit Warm, een goudzoeker die ze van hun mysterieuze baas ‘de Commodore’ moeten omleggen.
Dat de western het genre van de queeste is, was, ondanks al zijn bedenkingen, een van de dingen die DeWitt ertoe aantrok. ‘In mijn debuutroman schreef ik over dingen waar ik uit eigen ervaring veel van wist: werken in een kroeg, alcoholisme en de Hollywood-lowlifes die je in Los Angeles nu eenmaal veel tegenkomt. Daar had ik eindeloos mee door kunnen gaan, maar ik wilde een clean break maken; me richten op dingen die duidelijk nietautobiografisch waren. Daarbij kwam dat in mijn werk wel dingen gebeurden, natuurlijk, maar het draaide altijd om stijl en de stem van de verteller, niet om een pakkend verhaal. Ik ging me afvragen of ik dat überhaupt kon, op mijn manier een pageturner maken.’

Poëtisch
Dat werd De gebroeders Sisters zeker, op een dolgedraaide True-Grit-manier. De broers beleven de kolderieke en gewelddadige avonturen – van een slapstickduel met een kwartet karikaturale pelsjagers tot een bezoek aan een beunhazige tandarts – en verliezen hun doel(wit) nooit uit het oog.
Maar DeWitts grootste troefkaarten zijn toch de moeizame dynamiek tussen het tegenpoolduo en de taal van vooral verteller Eli. ‘Je weet vanaf het begin dat deze twee mannen eigenlijk niet zoveel tijd met elkaar zouden moeten doorbrengen,’ lacht hij over de psychopathisch meedogenloze Charlie en diens wat verlegen metgezel, die (gekweld door twijfels, zijn geweten en overgewicht) het liefst een dorpswinkeltje zou beginnen. ‘Maar, zoals dat gaat bij familie: ze zitten met elkaar opgescheept.’
Dat heeft hij wel geleerd van het feit dat hij zelf twee broers heeft. ‘Dat, en het feit dat iedereen zich volgens mij als puber op verschillende momenten zowel een Charlie als een Eli heeft gevoeld. Zelfs de bullying brother is niet per se een slecht iemand, laat staan alleen maar slecht.’
Een realistisch element, dus. Wat niet gezegd kan worden van de bloemrijke, intelligente en droogkomische stem van Eli, beaamt de schrijver. ‘Ik wist al vrij snel dat die niet “historisch verantwoord” zou worden, nee. Ik betwijfel ten zeerste dat er rond 1850 zulke eloquente huurmoordenaars rondliepen. Maar dat deed er niet toe: op papier mocht ik doen wat ik wilde! Iedereen in het boek is welbespraakt, elke schooier heeft wel iets poëtisch of raaks te zeggen. Gewoon omdat het leuk was mijn personages die dingen in de mond te leggen.’

Research
De overkoepelende plot, die draait om een alchemistische toverformule, bedacht DeWitt na een gelukkige toevalsvondst. ‘Ik fietste op een dag door mijn buurtje in Portland, Oregon waar een van de buren een yard sale hield. Ik neusde even rond en kocht voor 25 cent een boek over de Gold Rush.’
Vooral de afbeeldingen bleken inspirerend. ‘Er stond bijvoorbeeld een foto in van de haven van San Francisco die vol verlaten schepen lag. Mensen van over de hele wereld waren daarop aangemonsterd, en namen de benen zodra ze aankwamen. Logisch ook, want aan boord verdienden ze hooguit een dollar per dag, terwijl het goud in de rivierbeddingen ongeveer voor het oprapen lag. En er waren ook twee foto’s van dezelfde plek, uit 1848 en het jaar daarop. Op de ene was er, op een paar boerderijen na, helemaal niks; op de volgende was er een complete stad gebouwd. Een anarchistische bijenkorf van activiteit, waar een biertje ineens geen dubbeltje maar drie dollar kostte en iedereen dat gewoon betaalde.’ Het is de Amerikaanse (handels)geest in een notendop. ‘Aan de ene kant moet je bewondering hebben voor hun passie en ambitie. Maar als je even afstand neemt, zie je hoe absurd het is wat mensen allemaal doen voor geld.’
Vooraf was dat ene boek doorbladeren trouwens zo’n beetje de enige research die hij pleegde. ‘Ik ben nooit een geschiedenisfanaat geweest. En in historische romans zie je vaak dat schrijvers te veel huiswerk hebben gemaakt en al hun leuke feitjes kwijt willen.’ Daarom schreef hij ‘feitenvrij’, en controleerde later of hij geen al te grove anachronismen had verwerkt.

Tandenborstel
Minstens één keer had hij daarbij mazzel: bij de running gag dat Eli als tandpastapionier zijn gebit poetst. ‘Ik stelde me voor wat een openbaring dat moest zijn, op je veertigste voor het eerst een frisse adem hebben. A sociopathic killer humbled by good breath! Goddank bleek het te kunnen: de tandenborstel was al uitgevonden maar nog onbekend genoeg om een noviteit te zijn.’
Tegen het eind van het gesprek herinnert De- Witt zich met een glimlach het antwoord van zijn redactrice op de vraag ‘Hoe erg zou het zijn als ik een western schreef?’ ‘“Als je het kunt vermijden,” zei ze, “dan zou ik dat maar doen…” Niet zo gek, want zelf was ik ook bang dat dit boek te vreemd zou worden voor echte westernfans en door literaire lezers domweg genegeerd zou worden omdát het western was.’
Twee keer fout, bleek. De gebroeders Sisters werd in beide kampen een hit, prijkte op de shortlist van de Booker Prize en won de Governor General’s Award.
Inmiddels werkt de schrijver aan een nieuwe roman, over een corrupte investeringsadviseur à la Bernie Madoff. ‘Weer een verhaal dat speelt tegen een decor dat me hiervoor nooit heeft geïnteresseerd, de financiële wereld, met een klootzak van een hoofdpersonage dat ik menselijk moet zien te maken…’ Hij zucht. Wij kunnen niet wachten.