In de boeken over Obama kun je een eenvoudige scheiding aanbrengen: boeken over de prestaties van Obama in het Witte Huis aan de ene kant, en biografieën en memoires aan de andere kant. Om met die laatste categorie te beginnen, het probleem van elke Obamabiograaf is dat de man zelf zo’n uitstekende en ogenschijnlijk openhartige autobiografie heeft geschreven. Na lezing van Dromen van mijn vader denk je dat je hem door en door kent en bekruipt je de gedachte: wat valt er nog toe te voegen aan dit boek én de duizenden artikelen die over hem zijn geschreven?
De Amerikaanse president is voor veel schrijvers een favoriet onderwerp. Ook over Barack Obama zijn al talloze boeken verschenen. VPRO Boeken zette tien titels op een rijtje die de moeite waard lijken.
Veel, zo blijkt. Van de twee serieuze Obama-biografieën is die van David Remnick, hoofdredacteur van The New Yorker, de meest traditionele. Hij volgt in zijn 677 pagina’s tellende De Brug min of meer dezelfde thematiek als Obama doet in zijn autobiografie. Het is het verhaal van een man op zoek naar zijn (raciale) identiteit.
Remnicks kracht zit hem vooral in het verschaffen van context: de geschiedenis van de Amerikaanse burgerrechtenbeweging, en de onafhankelijkheidsstrijd van Kenia. Dat hij en passant een paar leuke feitjes boven water haalt is mooi meegenomen. Zoals dat Obama zijn verkiezingsslogan uit 2008 – Yes We Can – zelf aanvankelijk ook tamelijk hol vond klinken. Al met al een doorwrochte biografie, maar weinig verrassend.
Familiegeschiedenissen
David Maraniss pakt het in Barack Obama – Het verhaal origineler aan. Maraniss, verslaggever bij The Washington Post, laat pas op bladzijde 215 van zijn dikke pil Obama ten tonele verschijnen. Ondertussen kennen we dan al elk detail uit het leven van de overgrootouders, grootouders en ouders van Obama. Zo blijkt dat Obama’s blanke overgrootmoeder zelfmoord pleegde en dat zijn Afrikaanse overgrootvader zijn echtgenote tot zijn vrouw maakte door haar botweg te ontvoeren. (Als je Maraniss leest, voegen de memoires van Obama’s halfzus Auma vrij weinig toe over de Keniaanse familietak). Door die ongelooflijk brede aanpak, het minutieus door elkaar weven van de zo uiteenlopende familiegeschiedenissen van Obama’s ouders, krijgen we een genuanceerd beeld van hoe Amerika’s eerste zwarte president de man is geworden die hij is.
Maraniss slaagt erin een ander, en tegelijk geloofwaardig portret van Obama te maken dan Dromen van mijn vader doet. Hij toont overtuigend aan dat de jonge ‘Barry’ helemaal niet bijster geïnteresseerd was in zijn raciale identiteit, dat zijn familie nooit gestreden heeft tegen kolonialisme, dat Obama de persoon er niet naar is om in tranen uit te barsten zoals in zijn autobiografie voortdurend gebeurt.
Het is deze lawine aan kleine onthullingen die dit boek tot een aanrader maakt, en niet eens zozeer het feit dat Maraniss als enige journalist Obama’s eerste blanke vriendin, de Australische Genevieve Cook, wist op te sporen.
Haar dagboeken bevestigen het beeld dat uit Maraniss’ (en Remnicks) boek oprijst: Obama is een intelligente, analytische, sympathieke maar ook wat afstandelijke man die soms ronduit kluizenaarachtige trekken vertoont. Een man ook die ervan overtuigd is dat hij door zijn achtergrond een brug (vandaar Remnicks titel) kan vormen tussen blank en zwart, rijk en arm, Democraten en Republikeinen.
Beleefd
En wat is er van die belofte terechtgekomen? Eerst maar de sappigste van de boeken over de Witte Huisperiode: Barack en Michelle. Journalist Jodi Kantor dist smeuïge anekdotes op: dat Brad Pitt geen stom woord weet uit te brengen zodra hij tegenover de president staat. Dat Michelle aan Carla Bruni toevertrouwt dat het leven in het Witte Huis ‘de hel’ evenaart. Maar Kantor bevestigt weinig meer dan het bekende beeld van de Obama’s; dat Barack goed naar Michelle luistert, en dat beiden zich liefst afzijdig houden van het Washingtonse politieke gekonkel.
The Amateur van Ed Klein is typisch zo’n boek waarin Obamahaters hun gelijk bevestigd zien en dat Obama-supporters als bevooroordeeld ter zijde schuiven. Al in het eerste hoofdstuk tekent Klein dialogen op uit de monden van Bill en Hillary Clinton, alsof hij bij hen in de kamer zat. Maar bronnen vermeldt hij niet.
Van de anti-Obamaboeken zijn de twee van Dinesh D’Souza veruit het interessantst. De Indiër D’Souza heeft een vergelijkbare achtergrond als Obama: beiden zijn even oud, gekleurd en zoon van ouders wier leven door Brits kolonialisme is bepaald.
Obama is volgens D’Souza niet alleen antikapitalistisch, maar anti-Amerikaans. Het is zijn doel Amerika een bescheidener rol in de wereld te geven. Hij verdenkt Obama ervan de Amerikaanse Droom om zeep te willen helpen – terwijl Obama bij uitstek de Amerikaanse Droom belichaamt.
Anders dan Ed Klein of David Limbaugh, de broer van talkshowhost Rush Limbaugh (helaas is zijn boek een slaapverwekkende aaneenschakeling van beschuldigingen), laat D’Souza zich niet verleiden tot grof taalgebruik, maar presenteert hij zijn visie beleefd. Veel effectiever, maar uiteindelijk toch weinig overtuigend, want D’Souza baseert zich niet zozeer op concrete daden van de president, maar op een interpretatie van vermeende invloed van anderen. Kortom, gepsychologiseer van de koude grond.
Icetea
De enige overtuigende kritiek op Obama’s prestaties komt van journalist Bob Woodward, die alweer twee boeken over Obama heeft geschreven. De man achter de onthulling van het Watergateschandaal heeft al decennialang uitstekende contacten binnen elke regering. Zijn – overigens onleesbare – The Price of Politics speelt zich af in de zomer van 2011 en gaat over de mislukte onderhandelingen tussen de Republikeinen en Obama over het begrotingstekort. Dodelijk saaie materie. Maar overtuigend is hij wel. Terwijl hij de Republikeinen niet spaart, bewaart hij zijn grootste kritiek voor Obama: juist door zijn persoonlijkheid – afstandelijk, analytisch, zelfs arrogant – lukt het Obama niet potentiële medestanders over te halen.
Een president moet resultaten boeken, stelt Woodward vast. Bill Clinton en Ronald Reagan slaagden daarin, Obama niet. Woodward laat de Republikeinse leider John Boehner aan het woord: ‘Alles wat je moet weten over de verschillen tussen de president en mij, is dat ik daar aan de onderhandelingstafel zit met een sigaret en een glas Merlot, terwijl de president van de Verenigde Staten icetea drinkt en op nicotine kauwgom zit te kauwen.’ Op een of andere manier had het mij meer gerustgesteld als het andersom was geweest.