Hugo Hoes, jongste uit een gezin met acht kinderen, doet uit de doeken hoe hij van gidsredacteur met een vakantieverhaal tot schrijver van een boek werd.

‘Daar zit een boekje in,’ sms’t de hoofdredacteur nadat hij mijn jeugdherinneringen over camping De Kappenbulten heeft gelezen. Het is juli 2011 en met dat verhaal opent een zomerreeks in de VPRO Gids over vakantieherinneringen van gidsredacteuren.
Ik ben de jongste van acht kinderen en beschreef in het gidsverhaal hoe het bij ons op vakantie toeging. Veel lezers reageren enthousiast. Nooit eerder ontving ik zoveel reacties op een stuk in de gids. ‘Waar hebben jullie die Hoes toch verstopt al die jaren?,’ schrijft een lezer. De honderden grote en kleine stukken van mijn hand zijn hem blijkbaar ontgaan.
Ook uitgevers reageren en vragen of ik meer heb. Met collega’s lach ik om een grote spelfout in een uitnodiging om ‘eens te komen praten.’ ‘Niet doen,’ adviseren ze. Twee weken loop ik met mijn hoofd in de wolken en besluit dan dat een boek er niet in zit.
Als twee dagen later echter een afspraak vervalt en een hele vrijdag als een blanco vel papier voor me ligt, begin ik aan een nieuw verhaal. Aan het einde van de dag is dat af. Er zit dus meer in die fijne familie. Ik stuur het op en maak eerste afspraken met uitgevers.
Maar eerst drie weken naar Thailand. Daar maak ik serieus werk van mijn ambitie. In een kantoorboekhandel koop ik na een half uur dralen een mooi potlood en een schrijfblok. ‘Zo, vanaf nu ben ik schrijver,’ hoor ik mezelf tegen vrouw en kinderen zeggen. Ze zijn onder de indruk getuige hun antwoord: ‘Fijn voor je.’

Na de vakantie lunch ik op een Amsterdams terras met een vriendelijke dame van een uitgeverij. Ze kan me een contract aanbieden en belooft alle vrijheid en tijd bij het schrijven.
Na afloop rekent ze af en neemt het bonnetje niet mee. Sympathiek. De volgende ontmoeting is met een dame van een concurrerende uitgever. Ze bladert door de glanzende voorjaarscatalogus. ‘Als je twaalf verhalen over je familie schrijft, sta jij hier volgend jaar ook in met je boek,’ zegt ze. Na een tweede gesprek word ik uitgenodigd om een contract te komen tekenen en ontvang ik een voorschot. Ik trek mijn beste pak aan, bereid een minispeech voor en we drinken champagne. Mijn vrouw noemt mijn speech ‘net niet raar.’ Een week later rij ik dagdromend over De wereld draait door mijn auto in de prak en is het voorschot weg. Wel heb ik een titel: het gaat Fijne familie heten.

Contractkoekjes
De foto op Facebook van de ondertekening van het contract levert maar liefst 36 likes op. Een record. Allemaal kopers, denk ik. Op de zaak deel ik contractkoekjes uit en een collega overhandigt mij een iets te klein shirt met de opdruk ‘auteur.’ Nu is het echt.
Om broers en zussen te vriend te houden, vraag ik ze wat voor hen te gevoelig is om in het boek te worden beschreven. Tenslotte zijn ze ongevraagd deel van de cast van mijn debuut geworden. Stiekem hoop ik op een aardig lijstje voor het geval ik niets meer weet, maar ik krijg geen enkel antwoord.
De dochter van de beroemde auteur Nicolaas M. vraagt hoe en waar ik schrijf. ‘Mijn vader ging altijd naar een speciaal huis in Duitsland om te schrijven. Eens in de maand gingen wij daar langs.’ Ik antwoord dat ik met laptop tussen de macaroniresten aan de keukentafel zit.
Tijdens de redactievergadering over het kerstnummer krijg ik het verzoek een kerstverhaal te schrijven. Mooi, want dat kan natuurlijk in de baas zijn tijd. In december brengt de postbode een groot pakket van de uitgever. Daar zit vast het speciale nieuwjaarscadeau in waar literaire verzamelaars zo gek op zijn. De zware doos blijkt uitsluitend foldermateriaal te bevatten.
Van de dubbeldikke vpro-kerstgids gaan 25 exemplaren met een promoposter naar de tijdschriftenzaak in Silvolde, het decor van fijne familie. Zeventien worden er verkocht. De postbode brengt een facsimile van Remco Camperts Jagtlust, een prachtig nieuwjaarsgeschenk.
De uitgever stuurt fotograaf Mikel B. langs om publiciteitsfoto’s te komen maken voor de zomercatalogus. Het is toevallig de broer van bestsellerauteur Peter B. Tijdens de fotosessie ontvangt hij een sms. ‘Mijn broer,’ zegt Mikel, ‘hij staat nu op vijf in de cpnb top 100.’ ‘Straks op zes,’ bluf ik, ‘meld hem dat maar.’ Als een vriend van mijn zus hoort dat ik met een boek bezig ben, waarschuwt hij me. ‘Dat is een raar wereldje hoor, die schrijvers.’

Opmerkelijk voorstel
Op de dag dat het treinverkeer door sneeuwval helemaal plat ligt, is Americain in Amsterdam door de uitgever afgehuurd voor een nieuwjaarsborrel en buffet.
‘Neuken?’ Ik ben nog geen kwartier binnen en een vriendelijk blonde dame aan de lawaaierige bar lijkt al een opmerkelijk voorstel te doen. Voordat ik kan antwoorden, vang ik nog iets op over hoge hakken. Ik heb haar niet goed verstaan. Ze heet Neeke en heeft een boek geschreven over vrouwelijke politici met de titel Haagse hakken.
De ruige Jan C. loopt iemand bijna omver en dan is het tijd voor de toespraken.
Als vertrekkend topman Robbert A. alle nominaties opnoemt die Bonita Avenue ten deel zijn gevallen, is er opeens consternatie: er blijkt iemand te zijn flauw gevallen. Gelukkig is het niet Tommy W., Remco C. of een andere grote naam maar ‘een jong meisje dat waarschijnlijk te weinig gegeten heeft,’ hoor ik.
Daarna neemt de nieuwe directeur van De Bezige Bij, het woord. Die vertelt dat er bij zijn afscheid óók al iemand flauw viel.
Dan komt Peter B. binnen. Aangezien ik die ken, nou ja, eerlijk gezegd ken ik zijn broer, schiet ik hem aan bij het buffet. ‘Ah, van de VPRO Gids toch? Ik ben twee uur onderweg geweest vanuit Haarlem.’ Alle mooie dames strijden om zijn aandacht. ‘Dat lijkt je ook wel wat hè?,’ zegt mijn redactrice. Ik hoor dat ik vanwege mijn schoenen prima binnen het fonds van de uitgever pas, en na vijf biertjes beloof ik nog een boek te schrijven.

Aanbiedingsvergadering
Een maand later sta ik in de catalogus. Op de eerste plaats, net voor cashcow Youp van ’t H. De pubers thuis blijven enthousiast meeleven. ‘Als het te dik wordt, lezen we het niet.’ De dagen voor het Boekenbal blijkt de uitgever opeens lastig te bereiken. Na de Boekenweek weet hij me wel weer te vinden. Hij vraagt of ik de verkopers van de uitgeverij wil komen voorlezen op de aanbiedingsvergadering. ‘Als ze een gezicht bij het boek hebben, doen ze een stapje extra.’
‘Zal ik hier komen zitten of lees je liever de krant?’ Het is de stem van Wim B., die ik de vroege ochtend hoor in de trein die op Amsterdam cs klaarstaat om naar Hilversum tevertrekken. ‘Uh, ik lees ’s ochtend eigenlijk altijd de krant,’ stamel ik. Hoe dom! Kans verkeken om de presentator van het belangrijkste boekenprogramma te informeren.
Voor mijn verjaardag laat ik bij de Hema een taart maken van de boekcover. Zo’n boekvertaarting is volgens een vriendin uiterst riskant. ‘Straks zeggen ze: de taart was beter dan het boek.’ Gelukkig viel de taart tegen.
In april zijn alle verhalen ingeleverd en krijg ik een uitnodiging om op het vpro Boekenfestival te komen voorlezen. Omdat ik daar ook nog andere dingen doe, mag ik als eerste mijn voorkeurstijd opgeven. ‘Dan programmeren we de mindere goden daar omheen,’ meldt de organisator. Op mijn vraag wie dat zijn, luidt het antwoord: Irving, Grunberg, A.L. Snijders. ‘Nooit van gehoord,’ zeg ik.
Op de vooravond van het festival oefen ik thuis samen met mijn vrouw het voorlezen. Door de zenuwen heb ik bijna geen stem meer. ‘Je vindt het toch leuk,’ zegt ze, ‘straal dat dan ook uit, en geef de mensen ruimte om te lachen.’ Met kruisjes markeer ik de lachmomenten in de tekst. Doodnerveus ben ik bij mijn eerste voorleesbeurt, maar al bij het eerste kruisje pakt de zaal gretig het lachmoment. De rest gaat vanzelf. Een reader’s block blijft uit.
De dag erna ren ik mee in het hardloopteam van de uitgever bij de Letterenloop in Bloemendaal. In dat team zit ook de bekende televisiepresentator Paul W. Wat te doen? Beginnen over mijn boek met een oogje op een uitnodiging voor P&W? Nee, we zijn er tenslotte om te rennen.

Kinderklapstoel
Alle collega’s op de gidsredactie leven erg mee. ‘Ken je ons nog? Wanneer ga je weg?’ Als de secretaresse vertelt dat ze tijdens haar vakantie een cursus beeldhouwen heeft gevolgd, laat de bladcoördinator zich ‘Oh, zeker voor het beeld van Huug’ ontglippen.
In Villamedia, vakblad voor de pers, mag ik in de rubriek De schepping van.. uit de doeken doen waar ik mee bezig ben en krijg een boekenbon. Ook maak ik een Fijne familie-Facebookpagina. Na drie rondjes spammen hebben 89 vrienden hem geliked.
De Gelderlander is het eerste medium dat belangstelling toont. We spreken een interview af in mijn ouderlijk huis. De verslaggever en de fotograaf komen afzonderlijk van elkaar achterom. De fotograaf posteert mij voor het huis. ‘Wil je een arm over die struik leggen?’ Ik weiger. Mijn hele leven heb ik geen armen op struiken gelegd. Daarna gaan we met twee auto’s naar de kapperszaak op de Markt. Die komt ook voor in het boek. Leuk voor een foto. De kapper uit mijn jeugd is inmiddels 74 en staat nog elke dag in zijn salon. De kinderkapstoel is nog dezelfde als veertig jaar geleden. We gaan samen op de foto.
Op twitter krijg ik een follower die bij de De wereld draait door werkt!
Dan gaat het keihard. Het regionale huis-aanhuisblad meldt zich, de Tros Nieuwsshow en er is een uitnodiging om op Manuscripta te komen voorlezen. Daarnaast laat oud-fnvvoorzitter Agnes Jongerius weten dat ze het een grote eer vindt om het eerste exemplaar in ontvangst te nemen. Uitnodigingen worden verstuurd en nieuwe schoenen gekocht. Alles is rond, alleen is er nog geen boek. De uitgever belt. De drukker heeft een pakket bezorgd. ‘Daar zit je boekje in.’
 

Anton de Goede sprak met Hugo Hoes op Manuscripta. Luister het gesprek hier terug: