En dus ben ik nu ook deel van die elite waar ik vroeger zo graag bij wilde horen. Want als je daar eenmaal toe behoort, geef je niet alleen veel literaire prijzen weg, maar je krijgt ze ook vaak. Daar hoef je ook meestel niet heel veel voor te doen, want opname in de bloedsomloop van de Nederlandse culturele elite betekent dat je voor altijd onder de pannen bent. Je verliest dan nooit meer je baan, krijgt geld toegestuurd van wel honderd overheidsinstanties die daar niets voor terug hoeven te hebben, wordt altijd uitgenodigd voor openingen, boekpresentaties en gezamenlijke landdagen waarop iedereen die niet tot de elite behoort op geestige wijze wordt bespot en gekleineerd. En waar besloten wordt naar wie van de leden de prijzen dit keer weer gaan. Want dat regelen we in goed onderling overleg. Oeuvreprijs voor iemand zonder oeuvre? Geen probleem, zolang lid van de elite. Klein publiek? Aanbeveling. Veel gelezen worden diskwalificeert onmiddellijk! Als de elite ergens de schurft aan heeft, dan is het wel aan succesauteurs. Succes is slecht. Winnaars van de prijzen die de elite vergeeft worden zelden aangetroffen in bestsellerlijsten, auteurs die na de verkoop van de filmrechten een leuke villa in een bosrijke omgeving betrekken winnen nooit een elitaire prijs. ‘Godfried Bomans was zo’n auteur, en tegenwoordig heb je Saskia Noort.’ Inderdaad, populistisch broddelwerk, die Bomans. Inderdaad, schande dat Saskia Noort de P.C. Hooft-prijs tot op heden is onthouden.
Als je op dit punt in de tekst geen idee hebt waar deze in lauwwarme ironie gedompelde alinea betrekking op heeft, dan moet je even de samenvatting lezen die Roderick Nieuwenhuis van
NRC Handeldblad maakte van een stuk van Max Pam in de Volkskrant. Pam krijgt het daarin danig op de heupen. Bij een eventuele volgende regeringsdeelname zou de PVV zich geen betere cultuurminister kunnen wensen. Otten is een rondom gesubsidieerd schrijver, een status die niet wordt gerechtvaardigd door de populariteit van zijn werk; als hij in Amerika zou wonen, dan had hij wegens gebrek aan succes gewoon bij de Pizza Hut moeten werken; deze elitaire letterknecht kan alleen bestaan dankzij de culturele elite die hem in leven houdt. ‘In deze elite wemelt het van ambtenaren. Dat wordt niet alleen gedaan uit liefde voor de kunst, maar ook omdat de politiek, die zelf een elite is, graag andere elites in stand houdt. Hoge bergen herkennen elkaar al van verre.’