Eindelijk is het gebeurd: ik ben toegetreden tot de elite. Althans, volgens Max Pam. Ik ben er mede verantwoordelijk voor dat Willem Jan Otten de P.C. Hooft-prijs mag ontvangen, en dat is een eliteprijs die alleen door elitaire mensen aan andere elitaire mensen wordt gegeven.

En dus ben ik nu ook deel van die elite waar ik vroeger zo graag bij wilde horen. Want als je daar eenmaal toe behoort, geef je niet alleen veel literaire prijzen weg, maar je krijgt ze ook vaak. Daar hoef je ook meestel niet heel veel voor te doen, want opname in de bloedsomloop van de Nederlandse culturele elite betekent dat je voor altijd onder de pannen bent. Je verliest dan nooit meer je baan, krijgt geld toegestuurd van wel honderd overheidsinstanties die daar niets voor terug hoeven te hebben, wordt altijd uitgenodigd voor openingen, boekpresentaties en gezamenlijke landdagen waarop iedereen die niet tot de elite behoort op geestige wijze wordt bespot en gekleineerd. En waar besloten wordt naar wie van de leden de prijzen dit keer weer gaan. Want dat regelen we in goed onderling overleg. Oeuvreprijs voor iemand zonder oeuvre? Geen probleem, zolang lid van de elite. Klein publiek? Aanbeveling. Veel gelezen worden diskwalificeert onmiddellijk! Als de elite ergens de schurft aan heeft, dan is het wel aan succesauteurs. Succes is slecht. Winnaars van de prijzen die de elite vergeeft worden zelden aangetroffen in bestsellerlijsten, auteurs die na de verkoop van de filmrechten een leuke villa in een bosrijke omgeving betrekken winnen nooit een elitaire prijs. ‘Godfried Bomans was zo’n auteur, en tegenwoordig heb je Saskia Noort.’ Inderdaad, populistisch broddelwerk, die Bomans. Inderdaad, schande dat Saskia Noort de P.C. Hooft-prijs tot op heden is onthouden.
 
Als je op dit punt in de tekst geen idee hebt waar deze in lauwwarme ironie gedompelde alinea betrekking op heeft, dan moet je even de samenvatting lezen die Roderick Nieuwenhuis van NRC Handeldblad maakte van een stuk van Max Pam in de Volkskrant. Pam krijgt het daarin danig op de heupen. Bij een eventuele volgende regeringsdeelname zou de PVV zich geen betere cultuurminister kunnen wensen. Otten is een rondom gesubsidieerd schrijver, een status die niet wordt gerechtvaardigd door de populariteit van zijn werk; als hij in Amerika zou wonen, dan had hij wegens gebrek aan succes gewoon bij de Pizza Hut moeten werken; deze elitaire letterknecht kan alleen bestaan dankzij de culturele elite die hem in leven houdt. ‘In deze elite wemelt het van ambtenaren. Dat wordt niet alleen gedaan uit liefde voor de kunst, maar ook omdat de politiek, die zelf een elite is, graag andere elites in stand houdt. Hoge bergen herkennen elkaar al van verre.’
Het goede nieuws is dus dat ik nu door niemand minder dan Max Pam ben benoemd in een culturele ridderorde en dat daar privileges bijhoren waar ik tot voort kort alleen maar van kon dromen: ‘Geld, roem, prima opleiding voor de kinderen.’ Ik overweeg adoptie om dat laatste privilege te kunnen verzilveren. Pam, bedankt!
 
Het slechte nieuws is: Pam beschikt helaas niet over de gave van het helder denken. Willem Jan Otten had een opmerking gemaakt die Pam in het verkeerde keelgat was geschoten, namelijk deze: ‘Ik heb meer prijzen dan lezers, zou je kunnen zeggen.’ Inderdaad, er zijn aan Otten veel literaire prijzen toegekend. De auteur maakt daar een ironisch grapje over. Hij zou misschien liever wat meer lezers hebben en wat minder prijzen. Een lovenswaardig streven, lijkt me… De redenering van Pam is de volgende: Otten verkoopt minder boeken dan veel andere Nederlandse schrijvers die geen subsidie krijgen, maar krijgt desondanks toch van alle kanten steun en dat is de schuld van elitair Nederland. Zijn stuk bevat een dominoreeks aan denkfouten. Een staatsprijs bekroont een werk, niet de populariteit van een auteur. Als het werk het krijgen van al die prijzen niet zou rechtvaardigen, dan zou dat zeer kwalijk zijn, maar Otten schrijft prachtige boeken. Daar doet zijn vermeende gebrek aan succes bij het publiek niets aan af. Pam zou liever hebben dat we subsidieregelingen voor auteurs afschaffen en literaire prijzen voortaan geven aan schrijvers die veel boeken verkopen. Is dat de innovatie waar het literair klimaat in Nederland van zal opknappen?
Het verwijzen naar Amerika is een soort Godwin-reflex geworden. Er komt in elke discussie een keer het moment waarop iemand zegt: kijk naar Amerika, daar doen ze het al jaren zo. Willem Jan Otten die de pepperoni in de oven van de Pizza Hut schuift, dat zou Max Pam een teken van beschaving vinden. Eigen schuld, moet je maar geen boeken schrijven die niemand wil lezen… Amerika als baken van beschaving. Daar dwingt de overheid je niet tot solidariteit met minder bedeelden, daar is de gezondheidszorg niet voor iedereen toegankelijk. Verworvenheden om te koesteren. En wij hier in Nederland maar zeuren. Waarom werken die schrijvers niet gewoon hard voor hun geld, zoals alle Nederlanders met een baan?
 
Pam denkt dat er een causaal verband is tussen overheidssteun enerzijds en het niet krijgen van een Nobelprijs anderzijds. ‘Kleinere taalgebieden dan het onze zijn gezegend met Nobelprijzen voor de Literatuur.’ Kijk eens, elite, nu hebben jullie onze kansen op een Nobelprijs ook nog vergooid… Even voor de duidelijkheid: sinds 1901 ging de prijs zeven keer naar een Zweed en drie keer naar een Noor. Zweden en Noorwegen hebben zeer ruimhartige overheidsregelingen voor het stimuleren van auteurs en hun werk. Je zou op grond van het door Pam gegeven voorbeeld evenzeer kunnen beweren dat de Nederlandse overheid te weinig doet.
 

Overigens raak ik eind deze maand mijn baan kwijt bij de VPRO. Misschien dat tot de directie nog niet is doorgedrongen dat ik net lid van de culturele elite geworden ben. Heeft iemand misschien een lijstje voor me met instellingen waar ik subsidie aan kan vragen voor denkbeeldige projecten? Of geef me een mooie oeuvreprijs, dat mag ook. Dat het oeuvre denkbeeldig is kan toch geen bewaar zijn? En als dat wel een bezwaar is schrijf ik met alle plezier een paar boeken die niemand wil lezen.