Tot mijn favoriete boeken behoort Graciáns Handorakel, een serie wijze levenslessen van een zeventiende eeuwse Spaanse jezuïet. Een hoogst onwaarschijnlijke vriend, ik weet het.
Hoewel veel van zijn adviezen het vermijden van al te grote tegenstand tot doel hebben, is Gracián zeker geen opportunist. Niet in mijn ogen althans. Hij adviseert juist vaak tegen de stroom in te zwemmen (zoals Jerzy Lec al zei: wie tegen de stroom inzwemt moet niet verwachten dat de rivier van richting verandert). Nooit als de massa zijn, stelt hij in hoofdstuk 28. ‘Een verstandig man doorziet de valsheid van wat de algemene domheid bewondert.’ Nooit grote populariteit nastreven. Bijval van het grote publiek biedt een man met talenten geen voldoening. Hij haalt het voorbeeld aan van de Griekse redenaar Phokion, die toen hij onverwacht bijval oogstte aan een vriend vroeg: ‘Heb ik iets verkeerds gezegd?’
Het Handorakel zou eigenlijk iedereen bij zich moeten dragen. Het is geen cynisch boek, het is geschreven door een realist, beducht voor domheid en slechtheid (vooral in combinatie vreeswekkend) en gericht op het vinden van de juiste omstandigheden om de eigen talenten in te ontplooien. Dat amoreel en cynisch noemen lijkt me grotesk.