Een kwart eeuw geleden viel het IJzeren Gordijn, maar toch weten we vaak maar weinig over Oost-Europese literatuur. De rubriek 'Blokje om' brengt daar verandering in. We meanderen van noord naar zuid langs de voormalige grens. Afl. 10: Albanië.

De hoofdstad van Albanië is Tirana. Het is in twintig jaar tijd veranderd van een saaie, grijze stad in een levendige en kleurrijke plek. In de hippe Blloku-buurt zie je de nouveau bourgeoisie rondhangen in bars. Waar hun geld vandaan komt in dit economisch minder bedeelde land, is de vraag. Stereotype rode dakpannen, in felle kleuren beschilderde flats, balkons, binnentuinen en minaretten van moskeeën (70% van de Albaniërs is moslim) bepalen het straatbeeld in de gerenoveerde stad. 
 
Tirana is de stad waar Ismail Kadare woont, afwisselend met Parijs. Kadare is internationaal de meest bekende Albanese schrijver sinds de verschijning van zijn eerste roman, De generaal van het dode leger in 1963. In 2005 was hij de eerste die de prestigieuze International Man Booker Prize in ontvangst mocht nemen. Vertaler Roel Schuyt, die net als vorige week aan het woord komt in deze rubriek, vertaalde het merendeel van zijn romans in het Nederlands.

Roel leerde eind jaren '90 de Albanese literatuur kennen toen hij De regentrommen van Ismail Kadare las, en kort daarna Kroniek van de stenen stad. Beide boeken waren vertaald vanuit de Franse editie, de eerste titel door Karlijn Stoffels en Henne van der Kooy, en de tweede door Hans de Bruijn. Mooie vertalingen overigens, net als die van De brug met de drie bogen en De generaal van het dode leger
 
In de winter van 1996 begon hij op verzoek van uitgeverij Van Gennep aan zijn eerste vertalingen uit het Albanees: De adelaar van Ismail Kadare en Een vrouw uit Tirana van zijn vrouw Helena Gushi-Kadare. In het najaar van 1996 leerde hij tijdens de Van der Leeuw-lezing in Groningen de schrijver en zijn vrouw kennen. Binnenkort verschijnt bij Van Gennep de roman Het reisverbod. Vanaf 1998 maakte Roel ook kennis met het werk van enkele andere auteurs uit Albanië en van Albanezen uit Kosovo en Macedonië. 
 
Wat is kenmerkend en onderscheidend aan de literatuur uit Albanië?  
Er zijn tegenwoordig twee landen waarin Albanees wordt gesproken: Albanië zelf en Kosovo (in het Albanees: Kosova). Ongeveer zoals er Nederlands wordt gesproken in Nederland en België, Servo-Kroatisch in Kroatië, Servië, Bosnië en Montenegro, of Roemeens in Roemenië en de republiek Moldavië (Moldova). Verder is het Albanees een belangrijke minderheidstaal in Macedonië en Noord-Griekenland. Er zijn twee grote dialectgroepen, Tosks in Zuid-Albanië (met verwante dialecten in Zuid-Italië en op Sicilië) en Gegisch in het noorden en in Kosovo. Het standaard-Albanees is vooral op het Tosks gebaseerd en wordt officieel ook in Kosovo gebruikt.

De naoorlogse Albanese literatuur die wij kennen wordt gedomineerd door Ismail Kadare. Zijn thematiek is veelal verbonden met de isolationistische, communistische dictatuur van Enver Hoxha. Vaak is dat verband indirect, bijvoorbeeld doordat een verhaal speelt in de Egyptische of Griekse oudheid, de middeleeuwen, het Ottomaanse Rijk of het vooroorlogse koninkrijk Albanië, waarbij de lezer zelf zijn parallellen en conclusies mag trekken. In Kadare’s meer recente werken herkennen we de overgang naar postcommunistisch Albanië.  

De laatste decennia verschijnen er nieuwe gezichten. Ik noem Albana Shala, Ardian Klosi, Flutura Açka (van wie in februari 2014 een roman in het Nederlands zal verschijnen) en de dichter Xhevair Spahiu. Bij hen is de dictatuur grotendeels of geheel verleden tijd en komen recentere thema’s nog nadrukkelijker aan bod: de nieuwe sociale en politieke omstandigheden, het opleven van oude bloedwraakvetes, de discrepantie tussen de oriëntatie op het westen en de binnenlandse realiteit, de ontvolking van het platteland en de bergstreken, de trek naar de grote steden of naar het buitenland, seksualiteit, en de positie van de vrouw.

Voor Kosovo ligt de thematiek iets anders. De regio speelt ook in het Servische nationale bewustzijn een belangrijke rol en tot 2008 was ze een onderdeel van de Joegoslavische deelrepubliek Servië. Tot 1966 werd er ten aanzien van de Kosovaarse Albanezen een repressief beleid gevoerd, en de overgang tussen de grimmige periode vóór dat jaar en de iets meer ontspannen sfeer van daarna vinden we terug in de uit dertien verhalen opgebouwde roman Die ogen en de dood van Rexhep Qosja.

Maar ook na 1966 waren de problemen nog niet voorbij: er was een grote studentenopstand in 1981, die de inspiratie vormde voor Kadare’s roman De versteende bruidsstoet, en in 1989 werd de autonomie van het gebied opgeheven. Daarna volgden de troebelen die uiteindelijk tot de huidige de facto onafhankelijkheid leidden. En tot een herbezinning op de relatie tot de wereld. Daarbij moet ik denken aan het ironische gedicht Meny ballkanikBalkanmenu van Eqrem Basha, waarin gebiljart wordt bij Benny, een punch wordt gedronken in bar Admiraal en een coupe royale wordt gebruikt in cafe Montreal, waarna we, laat thuisgekomen, onze ingewanden ledigen in een echte Balkanplee.
 
Hoe is de leescultuur daar? Wordt er veel gelezen, en door wie?
Er wordt in Albanië een inhaalslag gemaakt als het om actuele onderwerpen gaat en er verschijnen steeds meer boeken over moderne wetenschappen en management. Ook is er een duidelijke behoefte aan vertaalde literatuur. Men heeft belangstelling voor buitenlandse boeken die over Albanië gaan. Wat het Nederlandse taalgebied betreft: er verschenen vertalingen van De herberg met de drie hoefijzers van A. den Doolaard en Een varken in het paleis van Tessa de Loo. Andere uit het Nederlands vertaalde boeken zijn: Het duister dat ons scheidt van Renate Dorrestein, Sterre en Joe van Martha Heesen, Slaap! van Annelies Verbeke, Het Belgisch labyrint van Geert van Istendael en Dossier K van Jef Geeraerts. De titel van het laatste boek, waarin de K staat voor Kanun, verwijst naar Kadare’s roman Dossier H, met de H voor Homerus.  

Welk boek moet beslist nog worden vertaald naar het Nederlands?
Ik denk aan de grote roman Spiritus van Ismail Kadare en aan Poppen hebben geen vaderland van Flutura Açka, die al enige boeken en dichtbundels op haar naam heeft staan en begin 2013 met dit boek in Albanië furore maakte door een beeld te geven van de huidige politieke en zakelijke verhoudingen in haar land en de positie van de vrouw in dat geheel.
 
Welk fragment aan proza of welke poëzie zou u met ons willen delen?  

Voor Albanië:


Mijn liefde

Als u ergens
mijn naam leest,
is het een grafschrift.
Open niet de aarde,
ik zeg u alleen:
Ik heb de liefde begraven!  

In mijn handen stierf
ongeboren mijn liefde.
En ik gaf haar mijn naam.  

Uit: Flutura Açka, gedichten 1993-2003, Skanderbeg Books, Tirana 2003.  

Voor Kosovo:

Een kloppend hart  

als je klopt en niemand antwoordt
wees dan niet bezorgd
het betekent niet dat het huis leeg is  

het is slechts vermoeidheid
verloren verlangen om de deur te openen  

als je roept vanaf de binnenplaats
en er komt niemand aan het raam
wees ook dan niet bezorgd  

deze wereld heeft niet langer
oor voor een kloppend hart  

- Eqrem Basha, Dibër / Debar (Macedonië) 1948

Uit: ‘Gedicht aan de reiziger’, 2003 nummer 2. Een samenwerking van Poetry International en de RET.  
  
 

Vorig jaar nam Schuyt deel aan een symposium over Albanië bij de Universiteit van Leiden, waar hij sprak over Ismail Kadare als kroniekschrijver en criticus.

VPRO's De Avonden belde in 2005 met dichter en schrijver Erik Lindner, die in Tirana zat voor een poëziefestival. Lindner vertelt over Tirana en leest een verhaal voor dat zich in de hoofdstad afspeelt.