Komende zaterdag zou Gerard Reve negentig zijn geworden. Helaas eindigde zijn pad op weg naar het einde in 2006. Wij vroegen vier schrijvers om ter ere van Reve’s verjaardag een brief aan hem te schrijven. Vandaag: Maartje Wortel.

Lieve Gerard,
 
Soms stel ik me voor hoe jij bij God op schoot zit. Hoe Hij zijn hand bespuugt, jou door je haar zal aaien, je scheiding op orde zal brengen, en je met zachte stem zal zeggen dat je een goede jongen bent geweest. Misschien mag je Hem vandaag, omdat het een speciale dag is, ‘drie keer achter elkaar in Zijn Geheime Opening bezitten.’ En anders eet je maar gewoon een taart, zoals normale jarigen.
 
Ik moet je vertellen dat het me zwaar valt om je te schrijven. Ik zit achter een lullig klein wit bureautje in de grote Duitse stad B., en ik kan me niet aan de gedachte onttrekken dat woorden er voor jou niet meer toe doen, dat je je ziek lacht om al die mislukte pogingen, het geklooi en die eeuwige zoektocht naar het juiste. Maar ik wil je vertellen dat de taal ons nog altijd een houvast biedt; we hebben niets anders. Er zijn nog steeds mensen die het somber in zien, het leven in het algemeen en de literatuur in het bijzonder. Ik hoef jou niet te vertellen dat dit dezelfde mensen zijn die 1) geen seks meer hebben en 2) niet kunnen lachen om jouw Joop wanneer hij jouw biograaf opbelt en zijn antwoordapparaat volbrult met doodsbedreigingen. Wanneer hij zegt dat een goed verhaal nooit in één keer op een antwoordapparaat past en dat hij daarom een paar keer gebeld heeft, en, nu komt het mooiste van alles, wanneer hij zegt: ‘Zoals Churchill al zei: willen ze oorlog, dan krijgen ze oorlog. En daar bedoelde Chruchill iets heel anders mee dan koffie met gebak.’
 
Lieve Gerard, het leven is nog altijd een grap die de meesten van ons gemist hebben. Godzijdank blijft er zelfs dan genoeg over om te lachen.
 
Ondertussen zal iedereen die jou een brief schrijft wel zeggen dat je boeken nog gelezen worden, dat je nog leeft, want wie schrijft er nou een brief aan een dode? Ik heb één keer eerder een brief naar de hemel proberen te sturen, maar die is nooit aangekomen; ik kreeg de brief per retour terug. Omdat het met de kwaliteiten van de dode en de goede wil van God te maken kan hebben gehad, probeer ik het nu nog een laatste keer. Ik heb immers ook eens een briefje onder de grond verstopt omdat ik geloofde dat mijn wens zich diep zou wortelen en als een boom uit de aarde zou groeien. Als je stopt met geloven kan je net zo goed meteen gaan liggen. Ik geloof nergens in, maar je moet in staat zijn om een uitzondering te maken. Af en toe voltrekt zich een wonder, meestal in de vorm van een mens.
 
In de intercity die van de Provinciestad U. naar de linkse stad N., zat ik tegenover een jongen van een jaar of zestien. Hij had een Hollands gezicht, bruin haar dat zo kort geknipt was dat je zijn schedel en zijn flaporen goed kon zien. Hij droeg een zwarte trui en een vale spijkerbroek. Het was geen mooie jongen, maar het was werkelijk een schatje, iemand die je mee naar huis zou willen nemen om een of andere verzameling aan te laten zien. Hij las De Avonden. 'Mooi boek?' vroeg ik. De jongen keek een beetje verschrikt op, alsof hij bang voor me was. 'Ja,' zei hij. 'Ik hou van deze man.' Ik vroeg voor de zekerheid: 'Van welke man?’ 'Gerard Reve,' zei hij. 'Ik hou van hem.' 
 
Een week later zat ik in bioscoop de Uitkijk in A. Ze draaien daar alleen maar slechte films, maar je kunt er stoelen kopen. Achter de bar stond een jongen die me uit het niets vertelde dat hij thuis een schaamhaar van jou had, ingelijst, zoals een foto. Hij zei dat hij de schaamhaar voor me kon gaan halen, dat het een cadeau van zijn buurman was. 'Ik geloof je,' zei ik. 'Ik ben zelf niet met hem naar bed gegaan,' zei de jongen, 'daar ben ik te jong voor.' Het ontroerde me dat hij benadrukte hoe jong hij was. Hij zei: 'Maar de buurman wel en ik ben met de buurman naar bed gegaan, dus ik kom er wel dicht bij in de buurt.'
 
Ik werd een beetje dronken in die bioscoop en ik dacht: misschien moet ik een stoel voor je kopen voor je negentigste verjaardag. Dat er op een klein naambordje op één van de stoelen in de bioscoop Gerard Reve staat, zoals anderen een naam in een dure vulpen laten graveren. Dat de stoel altijd leeg blijft, je weet wel waarom, iets met de plaats die nooit ingenomen kan worden en zo. Maar zoals ik al zei draaien ze in die bioscoop slechte films, dus de stoelen blijven sowieso leeg...
 
In plaats daarvan vertel ik je dat er vandaag de dag nog honderden jongens verliefd op je zijn. Het zal je niet verrassen dat je hun onbereikbare God bent, ze zoeken jou, zoals jij hen zal zoeken. En ze wachten tot jouw Joop op hun antwoordapparaat zal staan en ze met de dood zal bedreigen, want ze hebben zin om te lachen, jong als ze zijn, het leven nog altijd een grap. Geen lichtflits tussen twee eeuwigheden in, maar een harde lach op dat ene moment tussen oorlog en koffie met gebak.
 
Alle liefs, 

M.W.