< Lees terug
Over de dapperheid
Voor Miep.
'Nu ik deze regels neertik is het eind augustus 1997. Een broeierige, zwoele zomerdag, overal in Europa, volgens de Wereldomroep in Nederland dito. Precies zo zwoel en warm was het 29 jaar geleden - in de eerste week na de nacht vol vliegtuigengeronk en tankgebulder, toen de 'broederlijke legers' onder Russische aanvoering ons land binnenvielen. Een hektische, pathetische week was het, de straten vol overmoedige mensen die de gedesoriënteerde Russische soldaten jenden, het radeloze lukrake schieten boven de hoofden van de joelende menigte. De pokdalige gaatjes van mitrailleurkogels hoog in de gevels van ons Nationale Museum sierden nog lang nadien het Wenceslasplein. Overal, overal verschenen steeds opnieuw de gekalkte spotkreten zoals: 'Lenin, ontwaak! Brezjnjev is gek geworden.'
En wat ook in die dagen het belangrijkste was: de enorme solidariteit van de ongewapende mensen - de beroemde blote handen - die zich tegen de tanks ophieven. Ja, ja, daar zijn wij Tsjechen goed in. Sinds we in 1918 voor de eerste keer een eigen staat als geschenk gekregen hadden, hebben we nooit echt meer gevochten. We laten alles over ons heen gaan, laten anderen over ons beschikken en beslissen, we bukken desnoods en laten het leven doorgaan. Maar in tijden van revoluties, omwentelingen, interventies, bezettingen en rampen kunnen we enorm solidair, vindingrijk en zelfs geestig zijn. Maar helaas alleen één enkele week, dan is het weer over. Meestal voor 20 jaar...
Maar die ene week was destijds in augustus 1968 nog niet om. Het gevoel van saamhorigheid had nog niet de kans gekregen om weer voor jaren te verdwijnen. Onze kamer op de kade was vol Nederlandse journalisten die de situatie kwamen verkennen, ze hadden de unieke kans om erbij te zijn. We spraken allemaal door elkaar: al die Nederlanders, mijn statenloze man, ik als enige Tsjech. Mijn kinderen sliepen al op de vloer in de gang, want daar hadden we geen ramen en je weet nooit, bij al dat lukrake schieten buiten. De kade was vol tanks, over de Moldau waaiden nog verre geluiden van gejoel, op de banken bij de rivier zaten Russische soldaten te schaken.
'Ik vraag me af waarom jullie Tsjechen je niet echt verzetten, waarom jullie niet tot een gewapend verzet overgaan,' zegt Jan Hein Donner. 'Met hoevelen zijn jullie, Tsjechen en Slowaken bij elkaar? Vijftien miljoen? Nou, op zijn hoogst zou één miljoen sneuvelen en dan zou het Westen gegarandeerd ingrijpen.'
Hij had gelijk, 100% gelijk. Maar toch, maar toch...
Een miljoen. Ik kan me - nog steeds - geen miljoen kronen in bankbiljetten voorstellen, dat gaat gewoon boven mijn verbeeldingskracht. En ik kan me ook geen miljoen mensen met allemaal bekende gezichten voorstellen. Alleen een naamloze massa die niet echt telt. Maar wat ik me wél kon voorstellen waren mijn drie slapende zoontjes in de gang en die ene dierbare man. Een miljoen sprak me niet aan, maar als onder die gesneuvelden alleen één van de vier zou zijn, zou de prijs van de vrijheid voor me veel te hoog zijn. Zo dapper ben ik gewoon niet. En bovendien, het Westen grijpt nóóit in als het alleen om zo'n land als dat van ons gaat. De ervaring van München heeft dat geleerd.
Hebben de andere jennende en hossende mensen in die woelige dagen ook soortgelijk geredeneerd? In elk geval lieten we ons - zoals zo vaak - weer eens passief bezetten. Voor actief verzet zijn we als volk te laf? te passief? te onverschillig? te wijs?
Eén jaar ging voorbij. De eerste herdenking van 21 augustus kondigde zich met repressies en arrestaties aan. Er kwamen nog meer herdenkingen... En wie belde juist rond die dagen aan onze deur? Dick Verkijk, de Nederlandse journalist. In korte broek, de strohoed diep over zijn wenkbrauwen getrokken, donkere bril. Hij waande zich zo kennelijk onopvallend en onherkenbaar. Wie echter wel herkenbaar was, dat was het tweetal zeer onopvallend ogende jonge mannen die op het bankje niet ver van Dick zijn auto (met een uit karton geknipt USA-teken op de voorruit) gingen zitten. Ik keek het raam uit. 'Dick, je wordt geschaduwd,' zei ik tegen hem. Dat vond hij blijkbaar prachtig. Hij voelde zich heel erg dapper. Wij niet. Toen hij weer weg was - en aangehouden, wat zijn prestige in Holland alleen maar vergrootte - kwamen zij mijn man halen: twee politiemannen in burger die in de gang hun schoenen netjes uitdeden, net zoals alle Tsjechen dat plegen te doen. Maar daarover wil ik het niet hebben.
Ik wil het hebben over de echte en de gewaande dapperheid van Nederlanders in die alweer lang vervlogen jaren voor de laatste fluwelen omwenteling. Wij waren in die tijd van de zogenoemde 'normalisatie' geen helden, geen echte dissidenten, we hoorden - net zoals zo velen - tot de zogenaamde grijze zone. We werden ook niet echt vervolgd, alleen maar gepest. Vertaalverbod voor mij, moeilijkheden die onze kinderen bij het kiezen van hun schoolopleiding ondervonden, allerlei pesterijen tijdens het twintigjarige werkloze bestaan van mijn man, allemaal kleinigheden. Maar behalve de grijze zone waren er in ons volk ook mensen, echte dissidenten, die het wel degelijk moeilijk hadden en die dus vanuit Nederland geholpen moest worden, ook materieel. Onze tegenwoordige president is één van hen.
Lees verder voor het vervolg van deze brief.
We kunnen Olga leren kennen als we haar prachtige brieven lezen. In de brief 'Over de dapperheid' sneert ze bijvoorbeeld naar Carmiggelt met zijn culturele boycot van het Oosten. De brief leest als een trein. Olga wist wie de echte helden waren, en wie alleen maar anderen in gevaar brachten, om de roem.
Miep Diekmann kennen we als schrijfster van tientallen kinderboeken. Ze probeerde altijd vastgeroeste opvattingen te doorbreken: zo ook het vijandbeeld tussen Oost en West.
Olga Krijtova heeft de Nederlandse literatuur in Tsjechië voor iedereen toegankelijk gemaakt in een tijd waarin dit niet vanzelfsprekend was. Ruim een halve eeuw vertaalde ze boeken en was ze docente in de Nederlandse letterkunde in Praag.
Op 7 november overleed Olga op 82-jarige leeftijd. Miep vertelt hun bijzondere verhaal. Deel 3/5.