In de loop van het jaar begon het me op te vallen: het genre van het korte verhaal doet het goed. Lydia Davis won de Man Booker International Award, Alice Munro de Nobelprijs, George Saunders schreef met zijn korte verhalenbundel ‘the best book you’ll read this year’ volgens The New York Times. Dit zijn allemaal schrijvers uit het Engels taalgebied, dus vroeg ik me af of dit effect in Nederland ook merkbaar is.
Ton Rozeman is schrijver van korte verhalen, hoofdredacteur van korteverhalenschrijven.nl en al 8 jaar docent aan de Schrijversvakschool Amsterdam. Dit najaar kwam hij met de bundel Wat ik van liefde weet, die nu alweer in herdruk is. Ton kan me vast antwoord geven op mijn vraag:
Heb je de indruk dat het korte verhaal ook in Nederland op dit moment aan populariteit wint?
Zeker. Twee voorbeelden: laatst heb ik nog voor NRC Handelsblad een kort verhaal mogen maken, en ik denk ook meteen aan Joost Zwagerman die binnenkort gaat beginnen aan een dikke nieuwe bloemlezing over het Nederlandse korte verhaal bij een Engelse uitgeverij. Eerder schreef hij al de dikke pil De Nederlandse en Vlaamse literatuur vanaf 1880 in 250 verhalen. De bloemlezingen zijn prettig om op terug te vallen als een soort canon, een basis om vanuit te vertrekken. Zoals bij elke canonisering roept deze ook discussie op: hoort dit verhaal erin of niet? Het verschijnen van een bloemlezing draagt in Nederland bij aan de bekendheid van het genre.
Is er veel verschil tussen het Nederlandse korte verhaal en die uit andere landen?
Nee. Als ik op Europese festivals kom om voor te dragen, blijkt dat korte verhalen uit Zweden of van Malta veel overeenkomsten vertonen. Allemaal nemen we de Engelse literatuur als voorbeeld. Ook het Nederlandse verhaal is erg door het Angelsaksische beïnvloed.
Passen de korte verhalen misschien bij de huidige tijdsgeest: korte verhalen als instant behoeftebevrediging?
Daar heb ik dubbele gevoelens over. Aan de ene kant ga ik daar helemaal in mee: je kunt het korte verhaal lezen in de trein, op je mobiele telefoon, als je op Facebook zit. Maar aan de andere kant vraagt een kort verhaal heel wat van een lezer. Het is steeds hard werken om in het verhaal te komen, en je wordt niet enorm beloond. Als je net twee regels bezig bent word je er weer uitgegooid: oké, en nu? Je moet zelf dan nog veel invullen, net als bij poëzie. Vaak moet je het verhaal ook een paar keer herlezen om er echt helemaal in te komen.
Bij romans kan zit je meer in een warm bad: als je er een tijdje in zit, blijft het water lekker. Terwijl het korte verhaal steeds weer een koud dompelbad is waar je in terecht komt. Kort, maar niet altijd een heel makkelijke aangename ervaring. Misschien leent het zich dus juist ook weer niet voor even snel lezen.
Waarom denk jij dat het korte verhaal nu populair is?
Ik vind het echt een heel moeilijke vraag. De tijd is misschien nu inderdaad wel rijp voor kort werk. Wie weet is het ook wel een beetje dat er nu genoeg mensen voor zijn opgestaan om te zeggen: het is mooi. Het druppelt in bredere kringen door. Ik denk dat de prijzen ertoe bijdragen. Mensen zijn niet meer bang om het erover te hebben.
Je krijgt veel reacties op je website met schrijftips.
Juist voor schrijvers is dit een enorm interessant genre. Als korte verhalenschrijver word je al snel een writers writer: een schrijver die vooral gelezen wordt door andere schrijvers. Dus als je het over korte verhalen wilt hebben, kom je al snel bij collega’s terecht, die vaak veel bewondering hebben voor het korte verhaal.
Over bewondering voor andere schrijvers gesproken: ik heb twee citaten bij me van Lydia Davis - een van je favoriete korte verhalenschrijvers - zoals ze die vorig jaar uitsprak bij het programma Boeken met Wim Brands. Zij zegt: ‘I write very instinctively’. Doet u dat ook?
Ik vind dat hét kenmerk van korte verhalen die ik zelf graag schrijf en lees. Ik ga niet enorm lang zitten nadenken over de compositie van het verhaal, en daarin puzzelen, maar het is meer: kijken naar het moment, wat er gebeurt tijdens het schrijven. Je stelt je meer open dan dat je iets dichttimmert.
Dus je schrijft wat in je opkomt? Ik heb hier een citaat van jou: 'zowel bij schrijven als bij lezen gaat het om liefde, aandacht, openstaan, ervaring, precisie, scherpte, iets moeilijks onder ogen durven zien en herlezen, herlezen, herlezen.'
Nee, ik herschrijf wel. Ik probeer iets te betrappen. Soms lukt me dat, maar soms zit je er net naast, wordt het vals, zit er onscherpte in. En als ik dat zie moet ik het wel herschrijven. Is het wel echt, heb ik echt opengestaan, of heb ik toch met trucjes zitten werken, met invullen en afbakenen? Helaas kom je daar toch snel in terecht.
Je probeert dus los te laten wat je je studenten juist leert.
Nog een citaat van Lydia Davis. ‘I don’t mind showing one side of myself. If I were nothing but an angry person, I might be more worried. But I have many sides, so I can show an angry side or a hurt side and it’s alright’. Laat je al jouw kanten zien in jouw verhalen, bijvoorbeeld in je laatste bundel Wat ik van liefde weet?
Dit citaat van Lydia Davis ga ik onthouden, dat weet ik heel zeker, het maakt veel indruk op me. Het zorgt ervoor dat ik kan denken: ik heb nu deze kant van het verhaal laten zien, mensen gaan nu dit en dat van me denken, maar de volgende keer kan ik een andere kant laten zien. En dat is goed.
In het tweede deel bespreekt Ton Rozeman op deze site het korte verhaal 'What I feel' van Lydia Davis.