Lange tijd was José Rentes de Carvalho het gezicht van Portugal in Nederland. Tienduizenden Nederlanders gingen met zijn reisgidsen op pad en lazen zijn romans. Maar in Portugal zelf wisten weinigen van zijn bestaan.
Tot voor kort. Want op zijn 82ste wordt Rentes plotseling als een belangrijk schrijver omarmd in eigen land. Een land dat zelf ondertussen steeds verder wegzakt. Onrustbarende verhalen doen de ronde. Over gedetineerden die afzien van vervroegd verlof omdat ze in de gevangenis tenminste te eten hebben. Over apothekers die onder de toonbank voor veel geld kalmerende middelen verkopen. Ik besluit Rentes op te zoeken. Is Portugal er echt zo erg aan toe? En hoe vergaat het hem zelf eigenlijk in dat geplaagde land?
‘Bij mijn uitgeverij komen ze me altijd halen,’ zegt Rentes, ‘een aardige jongen, heel gecultiveerd, maar deze omgeving is voor hem erger dan de Sahara. Iedereen pist hier op straat, op het land, maar deze jongen vraagt: mag ik naar het toilet? Man, zeg ik, je hebt hier tientallen kilometers openbaar toilet! De Portugese middle class woont aan de kuststreek en weet niets van dit Portugal, het is terra incognita, het is buitenland, ja…’
We lopen door Estevais de Mogadouro, het dorp in het Portugese binnenland waar Rentes’ ouders vandaan kwamen en dat zo meesterlijk tot leven kwam in zijn roman Ernestina. Een enkele straat, huizen van gestapelde stukken leisteen. Nogal wat staan leeg, zijn vervallen.
Af en toe meldt zich iemand op straat: de cafébaas die het oude kerkhof wilde ruimen om er een terrasje neer te zetten, de laatste heks van het dorp die ooit Rentes’ auto weer aan de praat kreeg, het autistische meisje dat tijdens een dorpsfeest zo onmogelijk vals zong, urenlang, en niemand die durfde in te grijpen – iedereen wordt hier een verhaal.
Hoeveel mensen wonen er eigenlijk nog?
‘Ooit waren dat er 400, maar nu zijn het er ongeveer tachtig. Nee, jongeren zijn er niet meer.’ Hij wijst op een man die juist voorbijkomt in een bestelwagen: ‘Dat is zo’n beetje de jongste. Hij is 58. Er is er ook nog een van 34, maar daar houdt het op.’
Dus op een gegeven moment houdt het ook gewoon op?
‘Ja, ja…’
Dan staat het dorp leeg?
‘Ja, ik denk binnen tien, twintig jaar. Iedereen is geëmigreerd of naar de kuststrook, naar de steden getrokken. Niet dat de mensen het daar beter hebben. In deze afgelegen plekken redt men het nog, men heeft altijd wel een moestuin, een paar kippen in huis. Maar in de steden is het dramatisch. Het meest getroffen zijn de mensen die zich een levensstijl op krediet hebben aangemeten. Men nam niet genoegen met een vakantie naar de Algarve, men moest naar Mexico, naar de Seychellen. En nu, al die status is verdwenen.’
‘Iedereen kent Senhor Rentes,’ antwoordt de uitbater van de boekwinkel desgevraagd, ‘niet alleen hier, in de hele wereld, maar hij is vooral een goede vriend.’
Rentes leidt mij rond in Moncorvo, op ruim twintig kilometer afstand van Estevais het dichtstbijzijnde stadje. In de etalage van de plaatselijke boekhandel staan zeven boeken van Rentes gerangschikt rond een aantal kerstkaarten. Andere schrijvers ontbreken. ‘Dat deed hij vorig jaar ook al,’ lacht Rentes, ‘is wel aardig toch?’ Binnen verontschuldigt de baas zich voor de rotzooi – overal staan dozen – en de haperende etalageverlichting: ‘Uit China,’ verduidelijkt hij. Ik vraag of de boeken van Rentes een beetje lopen. ‘Heel goed,’ is het antwoord, ‘maar het is hier platteland, men leest niet veel en veel mensen zijn al oud.’ Rentes lacht: ‘Die zien sowieso al niet meer.’
‘Hij verkoopt van alles,’ zegt Rentes als we naar buiten stappen, ‘tja, en ook boeken, hij is officieel een boekhandel, daardoor moet hij boeken hebben, maar het geld verdient hij met de trash, de damesblaadjes enzo.’
‘Dit is leuk, en het is wel aardig om te horen dat mensen mijn werk nu mooi vinden,’ zegt Rentes als we verder lopen, ‘maar het doet me niet wat het dertig jaar geleden zou hebben gedaan. Toen was ik nog maagd. Ik ben geen maagd meer.’
Wat had het u toen gedaan dan?
‘Ik had me gevleid gevoeld, het gevoel dat ik meetelde.’
Maar is die late erkenning in Portugal niet toch ook bitter? U schrijft in het Portugees, u heeft wel gezegd dat u voor de Portugezen schrijft…
‘Ik schrijf in het Portugees, natuurlijk, dat is mijn taal, daarin kan ik me uitdrukken, de taal is rijk aan gevoelens en emoties. Als ik het over schroeven zou hebben, of machinerie, dan ga ik naar het Nederlands of naar het Engels, dan is het Portugees een rampzalige taal.’ Rentes lacht. ‘Maar ik ben niet bitter. Ik heb in Nederland een publiek gehad, het is mooi zoals het is geweest, en zoals het nu is, is het ook mooi. Binnenkort komt hier mijn nieuwe roman uit: Minnaars, leugens en diamanten. Dat klinkt heel mooi in het Portugees: Amantes, mentiras e diamantes….. Hoort u wel?’
Ik vraag wat het hem doet dat hij erkenning krijgt juist nu zijn land er zo slecht aan toe is, of er misschien een verband is tussen beide, maar het antwoord verwaait in de regen. We schuilen in de enorme kerk van het stadje. Het is er donker. Geen geld voor licht, zegt Rentes. Een onderhoudsman nodigt ons uit boven in de kerk te kijken. Er is lekkage geweest. Hier en daar schilderijen op de grond, wachtend op een beter leven. Spinnenrag. Door een hoog raam valt een scherf licht binnen. Ik vraag of ik een foto mag maken. Ga jij maar, zegt hij even later als de man een klein deurtje openduwt. Ik zet een paar stappen en sta bovenop de gewelven van de kerk. Rentes lacht: ‘Je staat nu op het hoofd van God. Nee, ik kom niet, ik weet dat er soms stenen naar beneden vallen.’
Buitengekomen passeert juist een grote Mercedes. De vrouwelijke bestuurder stapt uit en vlucht met pinnige passen om de hoek. ‘Kijk, zo-een moet je hebben,’ zegt Rentes, ‘anders tel je niet mee.’
Wat doet deze mevrouw dat ze zo’n auto kan betalen?
‘Secretaresse, of verpleegster.’
Verpleegsters rijden hier in Mercedessen?
‘Ja, ja. Het is niet dat het nodig is, maar heb je het niet, dan tel je niet mee. Ooit kwam ik hier met een klein huurautootje. Er stonden hier wat oudere jongeren, en die vroegen: “Wat voor auto is dat?” “Een Fiatje,” zei ik. “En wat voor kracht heeft die dan?” “Nou, een motor van een liter,” zei ik. “Goeie God,” zeiden ze, “durft u in zoiets rijden? U had een andere moeten vragen. Mijn Toyota heeft twee liter.”’
‘Op die manier meet men hoe belangrijk je bent. Je moet wel heel flink in je schoenen staan om daar tegen te kunnen. Maar het is van alle tijden. De Portugezen werden rijk in India. En het eerste dat ze deden toen ze terugkwamen in Lissabon was een mooie muilezel kopen. Daarna gingen ze gelijk naar de kerk, met acht slaven: een om de teugels van de ezel vast te houden, een om het dier schoon te maken, een om de stijgbeugel vast te houden, een om de vliegen weg te jagen... En dat is iets raars. Ik denk soms dat we dat hebben geërfd van de Arabieren, van de Feniciërs, van de Midden-Oostenvolken die in het vorige millennium naar Portugal kwamen. Ik weet het niet, wij zijn een vreemd volk. Een volk van uitersten, verschrikkelijk wreed en koel, en aan de andere kant onbenullig sentimenteel en zacht. Dat klopt niet. Onze mentaliteit klopt niet, het is een fabricagefout. En daar hoor ik bij, ja. Het doet mij verdriet, maar ik kan het niet veranderen.’
Het is de eerste dag. Nog twee dagen te gaan. We zijn al in een boekhandel geweest en in een kerk, ik heb Estevais al een beetje leren kennen. Alles gaat precies volgens plan. De zaakjes onder controle. En dan, terug in Estevais, wordt Rentes gebeld. Het is de Portugese televisie: ‘Senhor Rentes? We gaan een documentaire over u maken. We komen morgenochtend en blijven twee dagen. Dat schikt toch zeker? Waar zouden we kunnen filmen? Het huis van uw opa? En is er in Estevais bijvoorbeeld een mooi kerkhof? Ah, geweldig!’
In Holland Doc Radio is komende zondag de documentaire Eiland Portugal van Hans van Wetering over José Rentes de Carvalho te horen. Op Radio 1, tussen 21.04 en 22.00 uur. En op vrijdag 8 maart is Rentes de Carvalho bovendien te gast in Brands met boeken (Radio 1, 19.02-20.00 uur), samen met Hans van Wetering en vertaler Harrie Lemmens.
Op zijn 82ste wordt de Portugese schrijver José Rentes de Carvalho nu ook in eigen land als een belangrijk schrijver omarmd. ‘Ik ben niet bitter. Het is mooi zoals het is geweest, en zoals het nu is, is het ook mooi.’