Dichteres Ester Naomi Perquin werkte als cipier in de Rotterdamse gevangenis om zo haar studie te bekostigen. In haar derde bundel Celinspecties kijkt ze terug op die tijd en portretteert ze een aantal gevangenen die ze destijds bediende. Van Frans van A. tot Michael van der W.
Middels de inspecties opent ze de ijzeren deuren, die ook voor Perquin weer lange tijd gesloten bleven. Perquin: ‘Ik heb daar toen niet die empathische beweging in iemands hoofd kunnen maken. Daar word je van weerhouden, door je uniform. Als je daar aan begint, dan kun je je werk niet doen. Ik zat daar niet als schrijver, ik zat daar als cipier.’
Ze creëerde bewust afstand. Haar penitentiaire ervaringen liet ze ruim zes jaar ongemoeid. Intussen debuteerde ze met de bundel Servetten halfstok (2007), twee jaar later gevolgd door Namens de ander. ‘In de jaren daarna is het uniform langzaam van mijn huid gesleten en was ik in staat om met terugwerkende kracht alsnog die hoofden in te gaan en die verhalen van hun kant te vertellen.’
In Celinspecties verwoordt ze de gedachte- en gevoelswereld van de gevangenen. Soms wordt duidelijk wat ze op hun kerfstok hebben, maar het kan net zo goed over hun dromen gaan. ‘Het is een poging om de gesprekken die ik toen niet heb gevoerd alsnog te voeren. Ik ben min of meer in mijn hoofd met ze in gesprek te gaan.’ Sommige gedichten bevatten letterlijke citaten van de gevangenen, maar het is haar taal die het gesprek weergeeft. ‘Het is hun verhaal in mijn stem.’
Haar werk als gevangenenbewaarder blijkt een onuitputtelijke bron. 'Uiteindelijk had ik zoveel meer materiaal dan in de bundel terecht gekomen is, dat ik dacht: mijn god, straks wordt het een hele serie. Ik had veel meer boeven dan ik pagina’s had.'
Luister hier naar het gesprek dat Tjitske Mussche met Perquin voerde over haar genomineerde bundel Celinspecties:
De Avonden spreekt deze week met alle vijf dichters die genomineerd zijn voor de VSB Poëzieprijs 2013. De vierde in de reeks is Ester Naomi Perquin, genomineerd met de bundel ‘Celinspecties’.