Als lezer is niets fijner dan het gevoel helemaal zelf een schrijver ontdekt te hebben. Dat komt maar sporadisch voor. De meeste boeken lees je omdat iemand anders ze heeft aanbevolen. Of dat nu de buurvrouw is, of Elsbeth Etty maakt weinig uit. Maar soms lees je op goed geluk een boek, omdat het omslag je bevalt, of omdat de flaptekst nieuwsgierig maakt. Van zulke schrijvers hou je net iets meer, omdat ze net iets meer van jou zijn.
De ontdekking van Zoë Heller voelde als een kleine, persoonlijke sensatie. Wat een schrijver! Hoe was het mogelijk dat ze nog niet overal bejubeld werd? Pas na de verfilming, in 2006, van Notes on a Scandal (2003) was Hellers naam gevestigd, al werd The Believers in 2008 nu ook weer niet zo’n bestseller. Haar portret van een dysfunctionele Joodse familie in New York sprak kennelijk minder tot de verbeelding dan de relatie van een lerares met haar leerling, gezien door de ogen van een oudere collega.
Notes on a Scandal was allesbehalve een instant succes. Toen Zoë Heller (die zichzelf omschrijft als een ‘pathetically slow writer’) het boek eindelijk had voltooid, werd het door zeven of acht uitgevers geweigerd. Een van de leesrapporten eindigde met de dodelijke constatering dat ‘with a lot of work, this could be a quite interesting book - but only quite’.
Inmiddels ligt de verschijning van The Believers, haar derde roman, alweer bijna vijf jaar achter ons, en er lijkt voorlopig geen zicht op een nieuwe roman. Het bleef verontrustend stil rondom Heller. Geen interviews, geen optredens, geen roddels over scheidingen of zieke kinderen die de literaire zaak zo hinderlijk kunnen vertragen.
Totdat ze in december opzien baarde met een fenomenaal stuk in The New York Review of Books. In 2600 welgekozen woorden maakte ze op superieure wijze gehakt van Salman Rushdies onlangs verschenen Joseph Anton.
Voor wie Rushdie altijd al een kwal van een vent vond, maar dat nooit hardop durfde te zeggen, is dit een stuk om regel voor regel van te genieten. Onderkoeld maakt Heller op haar elegant-vileine manier duidelijk waarom Rushdie een zelfingenomen, kleingeestige poseur is.
Al Rushdies zwakheden komen aan bod. De manier waarop hij zichzelf achteloos positioneert tussen literaire grootheden als James Joyce, D.H. Lawrence, Nabokov en Dostojevski. Het dedain waarmee hij de politieagenten die hem jarenlang beschermden bejegende. Zijn verongelijktheid over het feit dat de Britse regering tijdelijk minder diplomatieke energie in zijn fatwa-zaak stak omdat geprobeerd werd Britse gijzelaars in Iran te bevrijden. Zijn vier mislukte huwelijken, met vrouwen die uiteindelijk niet voldoende aan zijn wensen tegemoet kwamen. En zijn gewoonte om zich in nachtclubs te amuseren met Playboy bunnies, volgens hemzelf uitsluitend bedoeld om de wereld te tonen dat hij niet bang was voor zijn vervolgers.
Haar stuk veroorzaakte opschudding. Door de toonaangevende roddelsite Gawker.com werd ze onmiddellijk gebombardeerd tot winnaar van de ‘Hatchet Job of the Year’: a crusade against dullness, deference and lazy thinking. It rewards critics who have the courage to overturn received opinion, and who do so with style. Most of all, it is a public celebration of that most underpaid and undervalued form of journalism: the book review.
In september had Heller in The New York Review of Books al op even soevereine wijze korte metten gemaakt met Naomi Wolfs verkenning van de vagina. Zou ze zich bij gebrek aan inspiratie voor een nieuwe roman gaan toeleggen op de boekbespreking? The Guardian, die al jubelde dat met Heller de nieuwe Dorothy Parker was opgestaan, waarschuwde alvast voor het gevaar dat haar romans vergeten worden, maar dat iedereen zich die verbluffende recensies tot in lengte van dagen zal herinneren.
Wie nog twijfelt aan het meesterschap van Zoë Heller, doet er wijs aan hier haar bespreking van Joseph Anton te lezen.