Zoals: ‘De recensent moet aan zijn oordeel twijfelen, om hun reactie op kunst als een cruciaal onderdeel van het werk zelf te zien. Boeken bekritiseren is allereerst jezelf bekritiseren.’ Of: ‘Critici hoeven dus helemaal niet aardig te zijn voor een schrijver, maar ze moeten vooral weten wat ze zelf vinden en waar ze zelf staan.’ Die laatste stelling is enigszins aan de opendeurderige kant, maar niettemin een boeiend stuk. Strekking van zijn betoog is: de criticus leest onvermijdelijk als zichelf, als de milieu-activist, klimaatscepticus of wiskundige die hij is. Zoals de Duitse aforist Lichtenberg al opmerkte: een boek is een spiegel; als er een aap in kijkt, kan er geen apostel terugkijken.
Het onderwerp literaire kritiek mag zich in de Verenigde Staten kennelijk verheugen in een warme belangstelling. Trouw schrijft over Richard Brody, columnist voor The New Yorker die nog wat stelregels toevoegt aan het Grootboek Literatuurkritiek.
Het stuk in Trouw vind je hier, met een link naar het stuk van Brody...