Er zullen weinig mensen zijn die niet weten wat er met Doornroosje gebeurde. Ze prikt zich aan een spinnewiel, valt honderd jaar in slaap en wordt gewekt door de kus van een jonge koningszoon. In de volledige uitgave van de sprookjes van Grimm slaat Doornroosje na die kus haar ogen op en kijkt de prins ‘heel vriendelijk’ aan. Maar er bestaat ook een veel oudere versie van hetzelfde verhaal, waarin het er allemaal wat minder zedig aan toegaat.
Die versie tekende Marita de Sterck, schrijfster, antropoloog en sprookjeskenner, op in Beest in bed. Doornroosje heet hier nog Thalia en als een jonge koning de schone slaapster bij toeval aantreft in een verlaten kasteel, schuift hij haar gewaad omhoog ‘tot ze slechts gekleed was in dunne lucht’. Hij maakt haar tot de zijne, laat haar na gedane zaken aan haar lot over en galoppeert terug naar zijn eigen paleis waar moeder de vrouw wacht. Negen maanden later krijgt Thalia een tweeling. Twee feeën leggen de kinderen aan de borst, maar als ze op een dag de tepel niet vinden, zuigen ze aan het vingertopje waarin de naald zit die Thalia heeft betoverd. Zo ontwaakt ze.
Dit jaar wordt het 200-jarig bestaan van de sprookjes van Grimm herdacht en gevierd. De Koninklijke Bibliotheek wijdt er een tentoonstelling plus bijbehorende website aan, en in de Efteling vindt deze week een symposium plaats waar sprookjeskenners hun licht laten schijnen over de verhalen die ons al zolang in hun greep weten te houden.
Kannibalisme, incest en verkrachting zijn schering en inslag in de sprookjes van Grimm. Alleen lezen we dat niet. Behalve bij Marita de Sterck, die in 'Beest in bed' de rauwere versies vertelt.
Gruwelijk detail
De sprookjes in die eerste uitgave van de Kinder- und Hausmärchen van Jacob en Wilhelm Grimm wijken sterk af van de zoetsappige Disneyversies waarmee hedendaagse kinderen worden grootgebracht. Maar ook de Grimms zelf hadden hun verhalen al drastisch gekuist.
In haar interessante studie Wit als sneeuw, zwart als inkt laat sprookjesonderzoeker Vanessa Joosen zien hoe de sprookjes van Grimm in de loop der eeuwen voor allerlei ideologische karretjes werden gespannen. Freudianen, nazi’s en vrome christenen, iedereen wist er zijn eigen draai aan te geven. De Grimms zelf waren de eersten die in elke nieuwe editie met aangepaste versies op de proppen kwamen. Marita de Sterck spreekt zelfs van een ‘deseksualiserende, infantiliserende, romantiserende en moraliserende bewerking’ door de gebroeders. Zij heeft zich ten doel gesteld hedendaags publiek te laten kennismaken met de ruige, rauwe varianten, waarin kannibalisme en incest aan de orde van de dag zijn, en waarin geen enkel gruwelijk detail wordt weggelaten.
‘Het zijn geen details die in de loop der jaren door de verkleutering en de vertrutting onder de mat zijn geveegd, maar heel wezenlijke passages,’ vindt ze. ‘Neem Assepoester. Aan het einde hakken de stiefzusters hun tenen en hiel af om in het glazen muiltje te passen, en daarna worden hun ogen uitgepikt door duiven. Als ik dat vertel, zie ik bij veel mensen een soort verbijstering omdat ze die Disneybeelden voor zich zien, die zo dominant zijn in onze cultuur. Maar die scène is ongelofelijk krachtig en relevant. Die roept de vraag op hoe ver je gaat om de liefde van je leven te winnen. Dat is een heel basale vraag. Heel veel sprookjes doen iets met die basale vragen. Sprookjes, zeker in een vorm die niet verkleuterd is, triggeren je om op een persoonlijke manier dingen te decoderen. Ik merk keer op keer hoe ze beklijven.’
Blote prins
Roodkapje die zich uitkleedt en bij de wolf onder de lakens kruipt. Rapunzel die wordt bezwangerd door haar prins en vervolgens een tweeling baart. De prinses die ineens een blote prins in haar bed aantreft nadat ze walgend een kikker tegen de muur heeft gesmeten. De stiefmoeder van Sneeuwwitje die de jager beveelt haar de organen van Sneeuwwitje te brengen, die zij kookt en opeet. Ook de slotscène, waarin de stiefmoeder gedwongen wordt gloeiend hete ijzeren muilen aan te trekken waarop ze moet dansen totdat ze dood neervalt, is in veel moderne versies gesneuveld. Je kunt je afvragen of er eigenlijk nog wel een volwaardig sprookje overblijft als je al deze gewelddadige en erotische elementen eruit filtert.
‘Het is begrijpelijk dat we die sprookjes met een zekere behoedzaamheid bewerkt hebben voor een heel jong publiek,’ zegt De Sterck, ‘maar wat ik zo spijtig vind is dat een gigantisch percentage van het aanbod in de boekwinkel uit zeer verkleuterde versies bestaat, waarbij alle agressie en erotiek eruit is gesnoeid. Als je zo’n stupide, versuikerde versie van Roodkapje uit het rek haalt, kun je verzuchten dat er ongelofelijk veel verloren is gegaan, maar het blijft verbazingwekkend dat die verhalen kennelijk zo krachtig zijn dat ze zelfs in zwaar verminkte vorm nog voor lees- en luisterplezier blijven zorgen. Ik geniet zelf erg van de slagkracht van die ruigere, rauwere versies en ik wil dat delen met anderen. Er is een soort verpampering bezig van jongeren die lang wordt aangehouden, terwijl sprookjes juist een inwijding in de dramatische dimensies van het leven zijn.’
Op 5 maart jl. sprak volksverhalenonderzoeker Theo Meder van het Meertensinstituut in De Avonden over de heropleving van sprookjes in fantasyfilms. Luister hieronder het fragment.