We zitten nog geen drie minuten aan tafel of Kees van Kooten springt alweer overeind om de verrekijker te pakken. De verrekijker van zijn vader, die de komende week alomtegenwoordig zal zijn. Op het Boekenbal, bij De wereld draait door en tijdens de tientallen lezingen en signeersessies die hij door het hele land zal geven. Een prachtig erfstuk, dat een hoofdrol speelt in het Boekenweekgeschenk.
Van Kooten is niet, zoals gebruikelijk is, door de CPNB gevraagd om het Boekenweekgeschenk te schrijven. Hij had een staande uitnodiging.
‘Maar ik had nooit tijd,’ vertelt hij. ‘In 2007 heb ik het Boekenbal wel geopend, met een voorstelling over humor in de literatuur, maar ik had nu pas tijd om dat boekje te schrijven. Ik heb er, zonder de druk van een deadline, een half jaar aan gewerkt. Eerst rustig research doen. Dan schrijven, met potlood en papier. Daarna overschrijven met een vulpen en pas dan zet ik het op de laptop zodat ik in de tekst kan gaan schuiven. Want ik ben niet helemaal digibeet.’
Niet helemaal misschien, maar dat Van Kooten weinig opheeft met de verworvenheden van ons digitale tijdperk blijkt wel uit De verrekijker. Behalve een verhaal over de herkomst van de verrekijker van zijn vader, is dit ook een ode aan het papieren boek.
Misschien is Van Kooten uiteindelijk wel meer een lezer dan een schrijver. Een lezer die vooral schrijft om ons te kunnen vertellen over de geweldige schrijver of tekenaar hij nu weer heeft ontdekt. Uit al zijn werk spreekt een grote liefde voor het Boek. Het boek dat je al een half leven achter je aan sleept bij elke verhuizing, dat je cadeau kreeg van een dierbare overleden vriend, dat bijna uit elkaar valt van het oneindig vaak herlezen, dat je na lang zoeken eindelijk vond bij De Slegte op de Wapper in Antwerpen.
Er staan er genoeg hier, in het ruim bemeten Amsterdamse appartement waar hij met echtgenote Barbara (‘Bar’) woont. Er is geen kamer waar geen gevulde boekenkast staat. De indeling daarvan is, voor het spiedende oog van de bezoeker, niet gelijk te doorgronden, maar daarover later meer.
J. Treurniet
Eerst iets over De verrekijker. Een verhaal dat, in tegenstelling tot de meeste Boekenweekgeschenken, nu eens wel naadloos aansluit op het Boekenweekthema, ‘Gouden tijden, zwarte bladzijden’. Tijdens het bladeren in een oud fotoalbum ontdekte Van Kooten dat de verrekijker, waarmee hij als kleine jongen zo vaak had gespeeld, door zijn vader mogelijk onrechtmatig verkregen was. Hij springt opnieuw op, ditmaal om het bewuste album te halen. Haarscherpe zwart-witfoto’s van jonge militairen, voorzien van jolige bijschriften.
‘Het was een tijd waarin je, als je op vakantie ging, een zwart-witrolletje van twaalf foto’s meenam, met als gevolg dat al die foto’s ook briljant waren. Deze foto’s zijn rond 1940 gemaakt, tijdens de mobilisatie. Je ziet aan alles dat dit de mooiste periode uit het leven van die mannen is geweest. Die spanning, die saamhorigheid, dat samen zingen, marcheren en sporten. Voor zulke mannen zijn dit gouden jaren geweest, terwijl het voor veel anderen natuurlijk zwarte bladzijden waren.’ In dit album trof hij een brief aan, gedateerd op 1 augustus 1940, waarin de kapitein van het Regelingsbureau sergeant Van Kooten verzoekt informatie te verschaffen over de vordering van een verrekijker. De heer J. Treurniet uit Berkel en Rodenrijs eist een schadevergoeding van f9,75 voor het in beslag nemen van zijn veldkijker. De kapitein wil weten waarom sergeant Van Kooten die kijker heeft gevorderd en wat er vervolgens mee is gebeurd.
‘Ik kon mij niet voorstellen dat mijn vader die verrekijker gevorderd zou hebben, zo’n man was hij gewoon niet. Dit boek verslaat, met allerlei uitweidingen en uitstapjes, de zoektocht naar de heer J. Treurniet. Wat is er nu precies gebeurd daar in Berkel en Rodenrijs?’ Als eerbetoon aan zijn vader, die vertegenwoordiger was bij Ryam en zijn leven lang alles wat hij deed noteerde in kleine agendaa tjes, voegde Van Kooten in de marge van de pagina’s de zogeheten ‘Literagenda’ toe. ‘Daarin heb ik allerlei literaire evenementen genoteerd, maar ook sterfdagen van mensen als Kopland en Karel van het Reve. Je kunt er ook zelf dingen in noteren. Zo kun je dat boekje, dat anders na een week zou verdwijnen, een heel jaar gebruiken.’
Bonita Avenue
Met die literaire agenda belijdt hij zijn liefde voor het papieren boek, dat andere thema van De verrekijker. ‘Die gouden jaren en zwarte bladzijden slaan ook op het boek. Dat heeft gouden tijden gekend, maar nu is er paniek. Vorig jaar werden er bij Tom Lanoye nog 860.000 exemplaren gedrukt, nu zijn dat er 750.000, omdat er weer een hele keten van boekhandels is weggevallen, en omdat het ook als e-book en luisterboek verschijnt. Die strijd tussen het papieren en het digitale boek werk ik ook uit. De bekende motivatie dat je op vakantie niet een hele tas boeken mee hoeft te nemen. Namen wij op vakantie een tas met boeken mee? Je ging ergens heen en je las bij de plaatselijke boekhandel een brochure over de kerk in Ermelo, en verder keek je om je heen. Nu pakken mensen het vliegtuig en dan gaan ze zitten lezen. Dat kun je thuis ook doen! Dat soort grumpy old man-observaties doe ik dus ook.’
En ja, nu raakt de grumpy old man echt op stoom.
‘Vroeger, als je met een vriendje of vriendinnetje mee naar huis mocht op woensdagmiddag, dan keek je stiekem even welke boeken daar in de kast stonden. Daaraan kon je zien wat voor mensen het waren. Tot voor kort kon je in de trein een aardige meneer tegenover je Bonita Avenue zien lezen. Dan kon je vragen: “Bevalt het? Ja, die eerste vijftig pagina’s is even doorbijten maar dan denkt hij zijn dochter Joni op een pornosite te zien en dan kun je het niet meer wegleggen!” Nu zit er iemand met een tablet en ik weet niet wat hij leest. Dat vind ik allemaal nadelen. Dat heet dan digibeet en sentimenteel, nou, dan is het maar sentimenteel. Ik denk graag terug aan die jaren waarin je niet duizend plaatjes kreeg bij de Albert Heijn of de Jumbo, maar waar je de hele week wachtte totdat de melkboer op dinsdag kwam, want dan bestond de mogelijkheid dat je één voetbalplaatje kreeg. Die voorpret is totaal weg.
Datzelfde geldt voor het kopen van boeken. Mensen zijn zo verwend: iedere wens moet onmiddellijk vervuld worden. Dus kopen ze bij Bol.com, want bij de boekhandel moet je te lang wachten. Als ik op dinsdag naar de boekhandel ga en ik vraag of hij voor mij Momenten van onverwacht geluk van Francesco Piccolo heeft, dan is het er vrijdag. Drie dagen. Maar mensen moeten het nu hebben. Wat ook zo kinderachtig is: ze willen een pakje krijgen en dat openmaken. Terwijl ze al weten wat erin zit!’
De Wapper
‘Of neem die nieuwe baas van De Slegte en Selexyz, dat is zo’n man die zegt: “Je moet het boek zien als een pizza. Die moet je ook binnen het uur kunnen krijgen.” Alsof dat winst zou zijn! Ridicuul vind ik dat. Juist dat wachten bij een boekhandel. “Het is er woensdag hoor.” En dan binnenkomen en horen: “Ja hoor, het is er!” En terwijl de boekhandelaar in de doos kijkt, loop je een beetje rond en zie je van alles: “Hé, wat is dat voor boek van Tommy Wieringa?” Dat gesprek voer je niet met een bol.com-man. Nou ja,’ besluit hij ineens zijn litanie, ‘het gaat er uiteindelijk om dat ze lezen, en in welke vorm zal mij verder een zorg zijn.’
Het besef dat hij niet langer onbeperkt de tijd heeft, beïnvloedt zijn eigen leesgedrag steeds meer. ‘Dat is het krimpende leven natuurlijk. Ik ga ervan uit dat ik nog maximaal negen jaar heb waarin ik kan lezen. In die tijd lees ik liever non-fictie dan fictie. Als ik een schrijver goed vind, wil ik alles van hem lezen. Dat heb ik gehad met een aantal Engelse en Amerikaanse humoristen: James Thurber, Stephen Leacock, E.B. White, Garrison Keillor. Niets van Wodehouse, dat is mij te melig. Het moet wel geloofwaardigheid hebben. Over die schrijvers heb ik bij De Harmonie een paar jaar geleden een boek gemaakt, Mijn plezierbrevier. Een dergelijk boek zou ik ook graag maken over cartoons. Van Jaco Groot, de beste uitgever van Nederland, kreeg ik ter aanmoediging de biografie van Deirdre Bair, over Saul Steinberg. Moet je kijken wat mooi, ik kan niet wachten om daaraan te beginnen. Ik heb ook nog een biografie liggen over Rik Wouters, de schilder. Daar heb ik ook zo’n zin in.’
De stad van Masereel
We krijgen een rondleiding langs de kasten. Hier staan zijn geliefde Amerikanen: Ring Lardner, S.J. Perelman, Ludwig Bemelmans. Maar ook de verzamelde filmkritieken van Anthony Lane uit The New Yorker. ‘Die is zo goed! Als Anthony Lane een film niet goed vindt, hoef je echt niet te gaan.’ Verderop de Nederlanders: Van Deyssel (‘Ben ik gek op’), de Elsschots, De toverberg in de vertaling van Pé Hawinkels (‘Vind ik een hartstikke goeie vertaling’), Van Ostaijen, Slauerhoff. Dan de zeven delen van Karel van het Reve (‘Zoek in het register op – ik noem maar wat – aardgas, en hij heeft het erover’) en Elias Canetti (‘Die is heel belangrijk geweest voor mij’). Een Tijl Uilenspiegel met schitterende houtsnedes van Frans Masereel. Van Masereel heeft hij ook het een en ander aan de muur hangen. Een schilderij en een paar houtsnedes. In een andere kast staat veel werk van Masereel in boekvorm. Zonder enige twijfel: ‘Als er brand zou uitbreken, dan deze. De stad van Masereel. Moet je kijken wat mooi! Hij gebruikte kersenhouten blokken en was de eerste houtsnijder die een geloofwaardige kromming kon maken. Gevonden bij De Slegte op de Wapper in Antwerpen. Dat is een tip. Daar hebben ze heel veel beeldende kunst.’
Literaire Boekenquiz
Op zijn werkkamer Bomans, Bordewijk, Claus, ‘Remco en Gerrit’, en de naslagwerken. ‘En dit kleine kastje is lekker voor dingen die ik af en toe nodig heb, over oud Den Haag ofzo. Of foto’s van Parijs in de jaren vijftig. Op de logeerkamer staat veel rommel, en de sportboeken.’
Dan pakt hij met gepaste trots de door hem voor de VPRO Gids samengestelde Literaire Boekenquiz erbij. Hij heeft er veel werk van gemaakt. Zijn best gedaan om vragen te bedenken waarop het antwoord niet eenvoudig te googlen is. Ongerust informeert hij of het erg is dat sommige vragen moeilijk zijn. Hij heeft Bomans erbij gehaald, omdat die centraal staat in de komende Nederland Leestcampagne, maar vooral omdat die nog altijd ‘ijzersterk satirisch’ is. En Couperus, vanwege het Couperusjaar. ‘Hier, moet je kijken wat een krankzinnig boek.’ En hij komt alweer aanzetten met een boek waarin de honderden droedels van Couperus stuk voor stuk zijn afgedrukt en geanalyseerd.
Hij zegt het zelf niet, daarvoor is hij veel te aardig, maar langzaam dringt het besef door dat we blij mogen zijn dat hij die quiz voor ons heeft willen maken. ‘Iedereen denkt maar: die man werkt niet meer, dus die kan deze tentoonstelling wel openen, of dat voorwoord schrijven, of voorzitter zijn van die jury. Maar soms ga ik met die fles wijn naar huis en dan denk ik: dit heeft me weer drie weken gekost. In die tijd had ik ook dat boek over Steinberg kunnen lezen.’
Kees van Kooten schreef 'De verrekijker', het Boekenweekgeschenk. Behalve een verhaal over de herkomst van de verrekijker van zijn vader is dit ook een ode aan het papieren boek. ‘Het boek heeft gouden tijden gekend, maar nu is er paniek.' Zondag is Van Kooten te gast in een extra uitzending van VPRO Boeken.
Boeken in de Boekenweek
De extra uitzending van VPRO Boeken (zondag 17 maart, om 19:20 uur op Nederland 2) staat in het teken van de 78e Boekenweek. Het thema Gouden Tijden, Zwarte Bladzijden draait om het bewogen en roemrijke verleden van Nederland. Wim Brands praat met Kees van Kooten, schrijver van het boekenweekgeschenk De verrekijker en Nelleke Noordervliet, schrijfster van het boekenweekessay Nederland en zijn hemd.