Deze week een adaptatie door de auteur zelf: 8 maart bezocht ik 'Sprakeloos op de planken', een theatermonoloog gedestilleerd uit Lanoye's veelgeprezen roman 'Sprakeloos', opgevoerd door de schrijver. Was het boek nog niet genoeg?

Sprakeloos van Tom Lanoye valt het best te beschrijven met eet-metaforen. Het is overdadig, er is teveel van van alles; het is een banket op papier. Lanoye vertelt het verhaal van zijn moeder en amateur-actrice Josée Verbeke en hoe zij haar laatste jaren doorbracht met afasie. Maar om dat allemaal gewicht, geur en kleur te geven zet hij alles op tafel: hij vertelt over haar leven met zijn vader Roger, over zijn jeugd, over de buurt, over België in de laatste helft van de twintigste eeuw. Maar ook over het schrijven van een mémoire, over geheugen, literatuur, taal.
En: hoe zuinig taalgebruik verband houdt met karig voedsel. Beschrijvingen zijn geen beschrijvingen als ze summier zijn, benadrukt Lanoye. Net zo goed als een kalfskroket uit de muur geen kalfskroket is, volgens ma Josée. Less is niet more. Het leven is groot, veel, onoverzichtelijk. En wat erin gaat, moet er ook weer hetzelfde uitkomen. In boekvorm weliswaar, maar met dezelfde overdaad.

Dat Lanoye besloot een theatervoorstelling van zijn boek te maken, is logisch. Sprakeloos is al een hele theatrale roman, met veel dialogen en gedetailleerde decors. De dialogen zijn zo goed geschreven dat moeder Josée niet eens door haar zoon nagespeeld hoeft te worden om goed uit de verf te komen. Daar bovenop glazuurt Lanoye die scènes nog met beeldende details: alle ingrediënten voor La Josée, de opera zijn er.

Maar dat doet hij dus alleen en zonder opsmuk. Lanoye staat op het podium in een grijs pak met het boek in zijn hand. In het midden staat er een stoel met een buizenframe en daarachter hangt er een doek in delen waarop geprojecteerd wordt. De nieuwe zakelijkheid. Die goedkope kalfskroket.

Dit is alleen niet calvinistisch, maar noodzakelijk. Lanoye begint zijn verhaal te vertellen, en het is véél. Hij citeert passages uit Sprakeloos. Die zijn al zo bloemrijk dat er geen beeld bij nodig is. Wat dat aangaat lijkt zijn stijl op het hysterische bloemenbehang van zijn moeder. Lanoye schrijft: ‘Tegen een antracietzwarte leegte sperden zich wellustige bloemen open met een doorsnede van een meter, hun bladen uitgevoerd in krijtwit en schijtgroen, hun stampers knaloranje, hun meeldraden in kanariegeel.’
 

Tot zover geen verschil met het boek. Wat de planken aan Sprakeloos toevoegen, is intonatie. Lanoye vertelt ons het boek zoals hij het waarschijnlijk in zijn hoofd al die tijd hoorde: met zijn eigen gevoelswaarde, pauzes en stiltes. Toegegeven, al lezend heb ik regelmatig hele zinnen overgeslagen: teveel komma’s, teveel details, teveel zijweggetjes. Maar op toneel komen ze vaak beter over, omdat Lanoye alles zorgvuldig voor je aanstipt.

Toch waren er nog steeds overbodige scènes. Er moest natuurlijk veel in zijn roman gesneden worden: probeer maar eens van een heel banket een voedzaam broodtrommeltje te maken. Dat lukte niet altijd. Vooral in het deel voor de pauze zaten wat scenes die op zichzelf komisch waren, maar nu duidelijk aan elkaar geplakt waren in een rij ‘dijenkletsers’. Lanoye nam hier uitgebreid de tijd om al zijn buurtgenoten achter elkaar te introduceren en persifleren. Een beetje teveel een circusact; misschien omdat deel twee van de voorstelling veel zwaarder zou blijken te zijn.
 

Ook miste ik soms juist iets uit het boek. Allereerst dat Lanoye nadenkt over zijn rol als zoon en schrijver. Waarom die biografie? Waarom hij? Het schrijven als rouwverwerking komt niet aan de orde. Misschien gaat Sprakeloos op de planken toch nog iets meer over moeder dan het over Lanoye zelf gaat.

Ten tweede komt in het boek de hele tijd het thema Go Johnny go van Chuck Berry terug, telkens als Lanoye zichzelf laat meeslepen door zijn associatieve herinneringen hoort hij het refrein van dat nummer. In de voorstelling zegt hij af en toe ‘Go Johnny’, maar dat heeft geen voeten in de aarde, omdat je niet weet waar het vandaan komt. (of ik ben vergeten dat hij dat uitlegt – oh, the irony) Terwijl hij daarmee in het boek heel duidelijk markeert dat er weer zestien gefragmenteerde herinneringen aan zitten te komen.

Hij had zelfs de bijbehorende muziek kunnen gebruiken. Lanoye maakt maar één keer gebruik van die mogelijkheid, maar niet voor een bestaande scène. De voorstelling wordt even ‘onderbroken’ voor een reeks foto’s van zijn moeder. Drie maar, die elkaar traag afwisselen terwijl het nummer This Bitter Earth van Dinah Washington wordt gespeeld. Het is een naar, confronterend moment. Ik vraag me tijdens die lange minuten af of het nou een kitscherig, georkestreerd huilmoment is of niet. Dan wordt het geluid abrupt en in één ruk dichtgeschoven. Dit is niet melodramatisch, of bombastisch.

Hoe weelderig zijn taalgebruik ook is, Lanoye weet hoe hij subtiel moet zijn. Waar hij moet stoppen. De voorstelling eindigt met de kale, bakstenen achtergrond van het podium en Lanoye die belooft dat hij zal spreken en schrijven zolang hij kan. Dan geeft hij een kus op zijn boek. En daarmee maakt hij het einde beter dan het papieren slot. Het is zijn verhaal, zijn boek, zijn moeder en daarom komt het velen malen harder binnen. Een Vlaamse bezoekster van Sprakeloos op de planken zei dat ze nog wel uit had willen gaan na de voorstelling, maar dat ze misschien toch maar ging slapen: 'Ik ben zo hard van mijn melk, dat ik maar rustig naar huis ga.' 

Voor mij gold hetzelfde. Het boek is goed, maar de kus op het boek beter.