We bevinden ons opnieuw in de jaren dertig van de negentiende eeuw, en het is opnieuw de opiumhandel die een belangrijke rol speelt in Rivier van mist van Amitav Ghosh. In Zee van papaver, het eerste deel van de trilogie, volgen we de opium langs de rivier de Ganges naar Calcutta, in het tweede deel is het doek nog grootser opgezet. Het boek voert ons naar Kanton, in China, destijds het hart van de opiumhandel, naar Mauritius, een belangrijk tussenstation voor de Indiase arbeiders die vaak onder valse voorwendselen werden geronseld om te werken in bijvoorbeeld Suriname, en naar Bombay, waar een jonge Pars zijn schoonfamilie ervan probeert te overtuigen in de opiumhandel te stappen. Hoe breed de vertelling van Ghosh ook uitwaaiert, het perspectief is dat van de Indiërs, de Chinezen, en niet dat van de voormalige koloniale mogendheden. ‘Ik ben naar Mauritius gegaan om research te doen. Daar bevinden zich alle archiefstukken uit die periode. De formulieren die de arbeiders in moesten vullen. Die mensen waren analfbeet, maar aan de achterkant van veel van de formulieren zag ik aantekeningen in het Bengaals. De ambtenaren waren Bengalen. Kennelijk voelden ze de behoefte extra gegevens toe te voegen, over kaste, beroep, plaats van herkomst. Daar heb ik veel aan gehad. Ineens zie je de contouren van een verhaal. Dat is voor mij altijd het spannendste moment, als research er plots toe leidt dat ik een personage voor me zie… Er zijn natuurlijk zeer omvangrijke Engelse, Portugese en Nederlandse bronnen, en die zijn ook heel nuttig voor het schetsen van de achtergrond, maar alleen dat ene snippertje papier in het Bengaals heeft het vermogen je een heel leven te laten zien.’
De roman 'Rivier van mist' van Amitav Ghosh is het tweede deel van wat een trilogie moet worden, maar of het bij drie boeken zal blijven, lijkt allerminst zeker. ‘Ik neem niet graag afscheid van mijn personages.’
Verhalen
Het lijkt alsof verhalen voor de oorspronkelijk uit India afkomstige Ghosh de manier zijn om toegang tot de wereld te krijgen. Als hij in 1998 schrijft over een bezoek aan het hindoeïstische tempelcomplex Angkor Wat in Cambodja, dan richt hij zich niet op het beschrijven van het monument, maar op de verhalen die in de stenen zijn vastgelegd. Als hij in datzelfde jaar schrijft over een bezoek aan Birma, dan begint hij met op te merken dat het land altijd een rol heeft gespeeld in de verhalen van zijn familie. Nog voor hij een sfeer beschrijft, of een landschap, richt hij zich op de verhalen.
‘Ja, onze wereld is gemaakt van verhalen. Voor mij komt alles juist daarin tot leven… Als ik naar India kijk, of naar Azië als geheel, dan zie ik een overvloed aan verhalen. Indiërs zijn historisch gezien uitstekende verhalenvertellers. Denk aan verhalencycli als de Panchatantra en de Kathasaritsagara. Maar Indiërs zijn niet goed in het vastleggen van hun persoonlijke lotgevallen. Uit de periode waarin dit boek zich afspeelt is niets bekend. Geen memoires, geen brieven, geen mondelinge overlevering. De Afrikaanse slaven hebben bijvoorbeeld veel meer sporen nagelaten. Ik had geen andere keus dan mijn eigen verhaal verzinnen, ook al wilde ik dat verhaal wel zoveel mogelijk laten aarden in de werkelijkheid.’
Mythen
Die werkelijkheid is de wereld rond 1830, die wordt geregeerd door de handel in opium. We volgen Bahram, een man die een handelsroute opzet tussen Bombay en Kanton en in het verre China een schaduwleven leidt waar het thuisfront niets van mag weten, inclusief een buitenechtelijke affaire en bijbehorend onecht kind. Bahram vormt de spil van het boek. Maar we maken ook kennis met Deeti, een oudere vrouw die op Mauritius woont en eens in de zoveel tijd met de hele familie de tempel bezoekt die ze daar in de bergen heeft ingericht. Deeti heeft voortdurend de neiging het verhaal van haar familie te mythologiseren.
‘Toen ik een kind was en naar mijn moeder luisterde als zij vertelde over belangrijke gebeurtenissen in het leven van onze familie, dan was het ook of je luisterde naar verhalen uit de mythologie. Er was bijna geen onderscheid tussen die twee bronnen. In onze hoofden werden het mythen. Ik kom uit een hindoefamilie, en elke hindoefamilie heeft een altaar in huis waarop afbeeldingen van goden en godinnen zijn geplaatst, maar ook foto’s van overleden familieleden. Daar vervagen de grenzen tussen mythe en werkelijkheid.’ Rivier van mist zou je kunnen zien als een negentiende- eeuws kabinet. Als een personage zich op een schip bevindt, dan wordt dat schip zeer nauwkeurig beschreven. Datzelfde geldt voor de planten; geen botanisch detail blijft ongemoeid.
‘Ik weet dat die mate van gedetailleerdheid sommige mensen tegenstaat, maar ik zou het niet anders kunnen. Soms is het ook functioneel om in detail te treden. Als ik voor een Nederlands publiek zou schrijven over een bal in zeventiendeeeuws Amsterdam, dan kan ik veel als bekend veronderstellen. Maar wat weten we van Kanton in de eerste helft van de negentiende eeuw? Dat was echt een heel bijzondere wereld hoor. Ik moet die wereld herscheppen. Juist de details zorgen ervoor dat je die verre wereld dichterbij haalt.’
Afscheid
‘Het bleef maar groeien. Ik raakte tijdens het schrijven aan een andere roman erg geïnteresseerd in wat die Indiase arbeiders ertoe had bewogen huis en haard te verlaten. Het moet natuurlijk ook iets te maken hebben gehad met de mogelijkheid te ontkomen aan een strikt kastenstelsel, aan de bedilzucht van familie en niet te vergeten aan het bewind van een koloniale mogendheid. Maar een dergelijke verhaallijn paste helemaal niet in het boek waar ik toen aan werkte. En toen ik even later research ging doen naar de opiumhandel, en ook daar iets mee wilde, was dit project geboren.’ Hoewel Rivier van mist en Zee van papaver de eerste twee delen vormen van een trilogie, is allerminst zeker dat het derde deel ook het afsluitende zal zijn. ‘Er zijn nog zoveel geweldige verhalen te vertellen binnen dit raamwerk. Bovendien: ik wil geen afscheid nemen van mijn personages. Je kent ze zo goed als je beste vrienden, ook al zijn ze de vrucht van je verbeelding. Daarom schrijf ik zulke dikke boeken, omdat ik zoveel mogelijk tijd met ze door wil brengen.’ Maar eens moet het toch van een afscheid komen? ‘Nee hoor, binnen de grenzen van deze cyclus zijn alle personages onsterfelijk.’
Een gesprek uit De Avonden van 2 mei jl. met Amitav Ghosh: