Nu De Avonden zich een week lang buigt over de relatie die seks en kunst met elkaar onderhouden, lijkt het ons een goed moment opnieuw de aandacht te vestigen op het werk van de Duitse psychiater Richard von Krafft-Ebing. In 1886 verscheen zijn hoofdwerk 'Psychopathia sexualis'.

Een kleine selectie uit de observaties van Richard von Krafft-Ebing

 

 

Observatie 2

 

Heer, tachtig jaar oud, van goeden huize, uit een belaste familie, seksueel altijd al zeer behoeftig, cynicus met een opvliegend karakter, verklaarde altijd al de voorkeur te hebben gegeven aan masturbatie boven de coïtus, gaf nooit blijk van een perverse seksuele belangstelling. Hij had maîtresses en kreeg met één van hen een kind. Op zijn achtenveertigste trouwde hij, kreeg nog eens zes kinderen en gaf zijn vrouw nooit aanleiding tot klachten over zijn seksuele prestaties. De verhoudingen in zijn familie kon ik maar ten dele vaststellen. Zeker is dat zijn broer verdacht werd van homoseksualiteit en dat zijn neef als gevolg van overmatige masturbatie gek was geworden.

 

In de loop der jaren nam het eigenaardige en driftige gedrag van de man steeds ernstiger vormen aan. Hij werd uiterst wantrouwig en ontstak in woede als zijn wensen niet werden ingewilligd. Zijn woede-aanvallen waren vaak zo erg dat hij zijn hand verhief tegen zijn vrouw.

 

Sinds een jaar bestaan er aanwijzingen van beginnende dementie. De patiënt is vergeetachtig geworden, plaatst gebeurtenissen verkeerd in de tijd en weet vaak niet welk deel van de dag het is. Sinds 14 maanden wordt de man regelmatig verliefd op een van de mannelijke dienstbodes in huis. Het meest verliefd is hij op de tuinjongen. Terwijl hij het personeel voorheen altijd ruw en afstandelijk behandelde, overlaadt hij deze favoriet met gunstbetonen en geschenken, en hij beveelt iedereen de jongen met het grootst mogelijke respect te behandelen. Met ware hartstocht ziet de man uit naar de rendez-vous met de jongen. Hij stuurt zijn familie dan weg om ongestoord met zijn favoriet alleen te kunnen zijn, sluit zichzelf vervolgens urenlang met hem op en als de deuren eindelijk weer open gaan, dan ligt de man uitgeput op zijn rustbed. 

 

Behalve met de tuinjongen herhaalt hij dit ritueel af en toe ook met ander mannelijk personeel. Hij verleidt de jongens tot kussen, het aanraken van elkaars geslachtsdelen en het wederzijds masturberen.

 

Door dit gedrag raakt de familie geheel gedemoraliseerd. Iedereen staat machteloos want elke tegenwerping roept woede-aanvallen op, zo erg soms dat hij zijn familieleden bedreigt. De patiënt beseft in het geheel niet hoe pervers zijn seksuele handelingen zijn, zodat onder curatele stellen en opname in een gesticht de enige uitweg is voor deze voorname familie.

 

Van enige erotische belangstelling voor het vrouwelijk geslacht is geheel geen sprake meer, ook al delen hij en zijn vrouw nog dezelfde slaapkamer. In het licht van zijn perversie en diep gezonken moraal is nog opmerkelijk dat hij de vrouwelijke dienstbodes en zijn schoondochter voortdurend vraagt of ze een minnaar hebben.

 

Observatie 10

 

E., 30 jaar oud, werkloze schildersknecht, werd betrapt toen hij een jongen die hij mee had gelokt naar het bos het scrotum af probeerde te snijden. Hij zag het als zijn missie te voorkomen dat de mensheid nageslacht zou voortbrengen, verklaarde hij. Om die reden had hij in zijn jeugd ook vaak in zijn eigen geslachtsdelen gesneden.

 

E’s stamboom is niet meer na te gaan. Al van kindsbeen af was hij geestelijk abnormaal, tobberig, nooit vrolijk, zeer prikkelbaar, driftig, zwakzinnig. Hij haatte vrouwen, hield ervan alleen te zijn, las veel. Soms lachte hij een beetje voor zich uit, raaskalde.

 

In de laatste jaren richtte zijn haat zich vooral tegen zwangere vrouwen, door wie alleen ellende in de wereld kwam. Kinderen haatte hij ook. Hij vervloekte zijn verwekkers, koesterde communistische opvattingen, liet zich laatdunkend uit over rijke mensen en geestelijken en beschimpte Onze Lieve Heer omdat die hem in zulke armzalige omstandigheden op de wereld had gezet. Hij verklaarde dat het beter was om alle kinderen te laten castreren dan nieuwe op de wereld te zetten, aangezien die toch veroordeeld waren tot een leven in armoede en ellende. Al op 15-jarige leeftijd deed hij een poging zichzelf te castreren, om er zo voor te zorgen dat hij niet zou kunnen bijdragen aan het ongeluk van de mensheid. Slechts tweemaal in zijn leven heeft hij zich door vrouwen laten bevredigen, maar afgezien daarvan nooit iets met hen van doen gehad. Seksuele aandriften heeft hij weliswaar zo nu en dan gekend, maar tot een natuurlijke bevrediging daarvan is het nooit gekomen. Bij tijd en wijle masturbeerde hij.

 

E. is een sterke, gespierde man. Zijn geslachtsdelen vertonen geen afwijkingen. Op scrotum en penis zijn diverse littekens te zien van pogingen tot zelfontmanning, die hij wegens de pijn niet tot het einde had kunnen volvoeren. Aan de rechterknie tekenen van een X-been. Het is een duistere, trotse en snel geërgerde figuur. Sociale gevoelens zijn hem volkomen vreemd. Behalve slapeloosheid en regelmatig terugkerende hoofdpijn geen medische klachten.

 

Observatie 23

 

Sergeant Bertrand is een fragiele man met een eigenaardig karakter, van kindsaf aan gesloten en eenzelvig. De medische achtergrond van zijn familie is weinig over bekend, maar duidelijk is dat er geestesziekten voorkomen. Al van jongs af aan was hij behept met een voor hem onverklaarbare vernielzucht. Wat hem voor handen kwam maakte hij stuk.

 

Vanaf zijn vroege kindertijd masturbeerde hij, daartoe niet aangezet door externe prikkels. Rond zijn negende begon hij zich aangetrokken te voelen tot het andere geslacht, en rond zijn dertiende ontstond bij hem voor het eerst een krachtig verlangen naar geslachtsgemeenschap. Hij bevredigde zichzelf vaak. Terwijl hij dat deed stelde hij zich een kamer vol vrouwen voor en fantaseerde dat hij de geslachtsdaad met hen verrichtte terwijl ze dood waren. Soms figureerden ook mannen in dergelijke fantasieën, maar hij voelde dan steeds walging.

 

Na verloop van tijd ontstond bij hem het verlangen zijn fantasieën in praktijk te brengen en seks te hebben met echte lijken. Bij gebrek aan menselijke exemplaren zocht hij zijn toevlucht tot dode dieren. Hij sneed de beesten open, trok de ingewanden eruit en masturbeerde terwijl hij dat deed. Het genot dat hij daarbij ondervond zou onbeschrijflijk zijn geweest. Toen hij in 1846 niet meer genoeg had aan kleine dieren begon hij honden dood te maken, om daar vervolgens dezelfde handelingen mee te verrichten. Eind 1846 werd voor het eerst de aandrang het met een menselijk lijk te doen weer groter. Aanvankelijk schrok hij terug voor het idee, maar toen hij in 1847 toevallig op een kerkhof was en daar een vers graf zag, werd hij zo overmand door verlangen dat hij met hoofdpijn en snel kloppend hart besloot de kist uit te graven, ondanks het risico betrapt te worden. Bij gebrek aan een mes om het lijk mee open te snijden gebruikte hij de schep van de doodgraver om op het lichaam in te hakken.

 

In de jaren 1847 en 1848 werd hij, onder zware hoofdpijnen, regelmatig overvallen door een hevig verlangen lijken te misbruiken. Met de grootst mogelijke moeite en allerlei gevaren trotserend lukte hem dit zo’n vijftien keer. Hij groef de lijken met zijn handen uit en bemerkte door de opwinding niets van de verwondingen die hij zichzelf daarmee toebracht. Als hij het lichaam eenmaal had uitgegraven sneed hij het met een sabel of een zakmes open, rukte de ingewanden eruit en bevredigde zichzelf. Het geslacht van de doden was hem om het even, maar na onderzoek bleek dat deze moderne vampier meer vrouwelijke dan mannelijke lijken had opgegraven.

 

Tijdens deze acties had hij een onbeschrijflijke seksuele opwinding gevoeld. Na het opensnijden van de lichamen had hij de lijken altijd weer begraven.

 

In juli 1848 stuitte hij toevallig op het lijk van een ongeveer zestienjarig meisje. Toen voelde hij voor het eerst de behoefte de coïtus te bedrijven met een dode. “Ik overdekte haar lichaam met kussen en drukte haar uitzinnig aan mijn borst. Alles wat men met een levend meisje beleven kan verbleekte bij het genot dat ik toen ondervond. Nadat ik haar ongeveer een kwartiertje geliefkoosd had, hakte ik het lichaam zoals gebruikelijk in stukken en trok de ingewanden eruit. Daarna begroef ik het meisje weer.”

 

Pas vanaf dit moment begon B. vaker te verlangen naar het hebben van geslachtsgemeenschap met de lichamen alvorens ze uiteen te rijten. Nadien gebruikte hij ongeveer drie vrouwelijke lijken op die manier. Maar het verminken bleef altijd het voornaamste motief. Het genot dat hij ondervond als hij op een lichaam inhakte was vele malen groter dan wanneer hij geslachtsgemeenschap met een lijk had. Die laatste handeling had hem nooit tot een orgasme gebracht, zodat hij na de gemeenschap altijd overging tot het verminking van de lichamen.

 

Artsen stelden monomanie als diagnose en de rechter veroordeelde hem tot een jaar kerker.

 

Observatie 91

 

43 jaar oud, leraar op een gymnasium, had in zijn kindertijd aan krampen geleden. Op zijn tiende begon hij zichzelf te bevredigen. De wellustige gevoelens werden heviger als hij zich tijdens het masturberen overgaf aan merkwaardige fantasieën. Hij had een grote voorliefde voor de ogen van een vrouw, maar wilde zich tijdens de zelfbevrediging tegelijkertijd de coïtus voorstellen. Aangezien hij in seksuele zaken volkomen onwetend was, en ogen voor hem zo belangrijk waren, kwam hij op het idee het vrouwelijke geslachtsorgaan in zijn fantasieën te verplaatsen naar de neusgaten. Die fantasie beheerste voortaan zijn zeer levendige seksuele verbeelding. Hij maakte tekeningen, profielen van vrouwenhoofden, waarop alle onderdelen natuurgetrouw waren weergegeven, met uitzondering van de neusgaten. Die waren zo groot getekend dat ze door een penis gepenetreerd zouden kunnen worden.

 

Op een dag zag hij in de bus een meisje in wie hij zijn ideaal meende te herkennen. Hij volgde haar naar haar huis en dong vervolgens naar haar hand. Toen het meisje hem afwees en hij bleef volharden, werd hij gearresteerd.

 

X. heeft nooit geslachtsgemeenschap gehad.

 

Observatie 96

 

De heer V., dertig jaar oud, ambtenaar. Beide ouders leden aan zenuwaandoeningen. Sinds zijn zevende jaar had hij een vriendinnetje dat mank liep. Op zijn twaalfde was hij een nerveus jongetje met een grote seksuele belangstelling. Hij begon te masturberen. Bij het aanbreken van de puberteit hadden al zijn seksuele fantasieën alleen nog betrekking op manke meisjes. Hij voelde zich uitsluitend aangetrokken tot meisjes van wie de linker voet, net als bij het meisje uit zijn jeugd, verlamd was.

 

V. is altijd heteroseksueel geweest, zocht naar een goede relatie, maar was volkomen impotent bij vrouwen die niet mank waren. Viriliteit en bevrediging waren meestal het sterkst als een meisje hinkte met haar linker voet, maar als ze aan de rechter voet verlamd was kon hij ook bevredigd raken.

 

Aangezien, als gevolg van deze fetisj, de kans om gemeenschap te hebben niet zo heel erg groot was, zocht hij zijn toevlucht tot zelfbevrediging, maar vond dat een afschuwelijk en armzalig substituut. Zijn seksuele anomalie maakte hem erg ongelukkig en hij stond meerdere keren op het punt zelfmoord te plegen, maar uit respect voor zijn ouders zag hij daarvan af.

 

Deze morele kwelling bracht hem ertoe op zoek te gaan naar een mank meisje om mee te trouwen, maar aangezien hij niet echt van zo’n meisje kon houden, alleen maar van haar defect, beschouwde hij zo’n verbintenis als een ontheiliging van het huwelijk en een ondraaglijk, schandelijk bestaan. Daarom had hij vaak nagedacht over berusting in zijn lot en over castratie.

 

Toen V. bij me kwam voor advies verkreeg ik tijdens mijn observaties alleen maar negatieve resultaten. Hij was een ware neuroticus.

 

Ik verschafte hem wat opheldering omtrent zijn toestand en zei hem dat het moeilijk, zo niet volstrekt onmogelijk was voor de medische wetenschap om een fetisj uit te bannen die zo diep was geworteld in de kindertijd, maar zei hem dat als hij er in zou slagen een mank meisje gelukkig te maken in een huwelijk, hij zelf ook gelukkig zou worden.

 

Observatie 101

 

Een vrouw vertelde dokter Gamy dat haar man zich zowel in de bruidsnacht als in de daarop volgende nacht had beperkt tot het geven van kussen en het woelen in haar niet overmatig weelderige haar, en daarna was gaan slapen. In de derde nacht bracht de heer X. een rijkelijk van lang haar voorziene pruik mee en verzocht haar die op te zetten. Zodra de vrouw aan dat verzoek voldeed, maakte de man het verzuim van zijn echtelijk plichten onmiddellijk goed. De volgende morgen werd X meteen weer teder en liefkoosde de pruik. Direct nadat de vrouw de pruik had afgedaan, verloor ze voor haar man elke aantrekkingskracht. Mevrouw X. besefte met een gril van doen te hebben en voegde zich volledig naar de wensen van haar man, wiens libido en potentie afhankelijk waren van de pruik. Opmerkelijk genoeg werkte het gebruik van dezelfde pruik maar vijftien tot twintig dagen, daarna moest een andere uitkomst bieden. De haarkleur was de man om het even, als de pruik maar van weelderig haar was voorzien.

 

Na vijf jaar stond het saldo van dit huwelijk op twee kinderen en een pruikenverzameling van 72 stuks.

 

Observatie 114

 

De heer Z. begon op zijn twaalfde met zichzelf bevredigen en kon vanaf dat moment geen vrouwenzakdoek zien zonder een erectie te krijgen en te ejaculeren. Dat verlangen dreef hem ertoe alles in het werk te stellen zakdoeken te bemachtigen. Hij was destijds koorknaap en gebruikte de vrouwenzakdoeken die hij stal om daar in de klokketoren mee te masturberen. Alleen zwartwit geruite, paarse of gestreepte zakdoeken wonden hem seksueel op. Vanaf het vijftiende jaar coïtus. Later huwelijk. Hij was het meest potent als hij zijn lid in een zakdoek kon wikkelen. Liever dan de coïtus bedreef hij de liefde met zijn vrouw door een zakdoek tussen haar dijbenen te plaatsen en vervolgens zijn geslachtsdeel ertussen te steken. Geen zakdoek die aan zijn specifieke eisen voldeed was zeker voor hem. Hij droeg meerdere zakdoeken bij zich en wikkelde er altijd eentje om zijn geslachtsdeel alvorens de deur uit te gaan.

 

(vertaling: Jeroen van Kan)

De naam Richard von Krafft-Ebing zal weinig mensen iets zeggen, maar we maken nog steeds gebruik van een aantal van de begrippen die hij muntte om seksueel gedrag mee te beschrijven. Zo vernoemde hij het sadisme naar Markies de Sade en het masochisme naar schrijver Leopold von Sacher-Masoch.

 

Hoewel zijn boek, vol met case studies waarin het seksueel gedrag wordt beschreven van de mensen die hij onder behandeling had of over wie hij verhalen had gehoord van collegae, eigenlijk alleen voor vakgenoten bedoeld was, had het onmiddellijk veel succes. Zestien drukken in elf jaar tijd, drukken die steeds weer uitgebreider waren dan de vorige. Tegelijkertijd werd de recreatieve lezer ontmoedigd door in latere drukken de passages die onbedoeld lustopwekkend konden zijn in het latijn af te drukken. Pas veel later verschenen er populaire drukken, zoals de Amerikaanse uit de jaren zestig op de afbeelding hiernaast, waarin het latijn niet meer als schaamlap diende.

 

Het zou jammer zijn de case studies van Krafft-Ebing alleen te lezen als curiosum. De miniatuurtjes die hij heeft geschreven zijn weliswaar gespeend van enige literaire pretentie, maar de invloed die hij op de literatuur heeft gehad is onmiskenbaar. Je hoeft alleen maar de verhalen van Arthur Schnitzler te lezen om te zien hoe groot zijn invloed is geweest.

 

Bij wijze van opmaat naar een nieuwe Nederlandse vertaling (de laatste verscheen voor de oorlog) hier alvast een voorproefje.