Aangezien ik Vestdijk al zo vaak roemloos tegenkwam in uitverkoopdozen is de Aftelkroniek vandaag gewijd aan een roman van Vestdijk. Dan ook maar meteen aan een minder bekende Vestdijk: 'Aktaion onder de sterren'.

Het boek behoort tot de drie die later aangeduid zouden worden als de Griekse romans: Aktaion onder de sterren, De held van Temesa en De verminkte Apollo. Maar van die twee latere vertellingen was in 1941 nog geen sprake. En hoewel Hella Haasse thematische verwantschappen meende te ontwaren zijn het ook drie heel verschillende boeken, zich afspelend in heel andere historische periodes. Aktaion onder de sterren zelfs in het voor-Homerische Griekenland.
 
Misschien heeft Aktaion onder de sterren thematisch nog wel het meest gemeen met Vestdijkromans die niet spelen tegen de achtergrond van het antieke Griekenland. Want ondanks het historische decor en het geleende verhaal (het is gebaseerd op een oude legende, het meest bekend in de versie van Ovidius), spelen opmerkelijk veel typische Vestdijkthema’s een rol in het boek.
 
Allereerst het verhaal: De jongeman Aktaion is de godin Artemis zeer toegedaan. Een beetje teveel, vindt zijn leermeester Cheiron, de centaur (half mens, half paard). Hij probeert hem zijn passie uit het hoofd te praten, wat niet lukt. Aktaion is vastbesloten te zien wat geen sterveling straffeloos kan aanschouwen: Artemis in ware gedaante. Dat lukt hem uiteindelijk, maar moet daar zwaar voor boeten. Hij verandert in een opgejaagd hert (‘met domme ogen en kwijlende bek (…) met alle besluiteloosheid van het dierlijke dat pas begint’) dat uiteindelijk door jachthonden wordt verscheurd.
 
Het "zien wat niet gezien mag worden" is een voortdurend terugkerend thema in de romans van Vestdijk. We kennen het uit Else Böhler, Duits dienstmeisje, uit De ziener, maar ook uit een vroeg verhaal als Het dagboek van ‘t witte bloedlichaampje. ‘Het is, alsof Vestdijk de problematiek van “het verbodene aanschouwen” telkens vanuit een ander gezichtspunt heeft willen  - of moeten – benaderen,’ merkt Hella Haasse erover op in haar essaybundel Leestekens, ‘en alsof hij daar (…) nu eens een verkleinende, dan weer een vergrotende lens voor heeft gebruikt.’ En even verderop: ‘Het zou belangwekkend zijn na te gaan in welke functies en combinaties de thema’s “verspieder”, “voyeur” en “ziener” in het werk van Vestdijk voorkomen.’
 
Het “zien wat niet gezien mag worden” komt overigens ook op een hele andere manier terug, namelijk als Aktaion zijn leermeester Cheiron bespiedt terwijl hij zich aan jonge meisjes vergrijpt. ‘Ik wist dat je me bespieden zou,’ zegt Cheiron daar later over, ‘het was zelfs mijn bedoeling.’ En weer verder: ‘Het moest dienen om jou de ogen te openen.’
 
De verhouding leermeester-leerling is ook een kernthema in Vestdijks romans, maar hij heeft dat thema in dit boek misschien wel het meest nauwkeurig uitgewerkt. Complex ook. Als Aktaion onder de sterren ergens toe uitnodigt, dan is het tot duiding. Het knappe van dit boek is dat aan die duiding nauwelijks grenzen te stellen zijn.
 
De twee figuren zijn volkomen aan elkaar tegengesteld, zoals Narziss en Goldmund dat zijn in de roman van Hermann Hesse, of Dionysos en Apollo in de opvatting van Nietzsche. Haasse verwoordt  het zo: ‘In Aktaion onder de sterren staan Aktaion en de centaur Cheiron naast en tegenover elkaar als leerling en mentor, de onbewust- en bewust-projecterende geest, de gevaarlijke idealist en de scheppende kunstenaar.’
Volgens Maarten ‘t Hart, die in 1996 samen met Hugo Brandt Corstius alle Vestdijkromans heeft herlezen en becommentarieerd, is het boek een dubbele tragedie: Cheiron slaagt er niet in Aktaion af te houden van zijn zucht Artemis in ware gedaante te zien en faalt dus als leermeester, en Aktaion faalt omdat hij blijft volharden in zijn gevaarlijke streven. ‘Hij was mijn leerling,’ zegt Cheiron over Aktaion, ‘de beste leerling die ik ooit gehad heb, maar nu is hij mij ontgroeid en drijft hij de spot met mij. Ik, Cheiron, leer nu van hem, - dat is de kringloop van alle lering.’ Het falen van alle lering, vindt ‘t Hart, is het werkelijk thema van het boek, maar dat zou een wat al te sombere slotconclusie zijn. Cheiron vervaardigt een marmeren beeld van Aktaion. ‘Is hij echt zo mooi?’ vraagt iemand aan Cheiron, waarop hij antwoordt: ‘Nee, maar hij zal het worden. Iedereen zal weten, dat het beeld Aktation is, en Aktaion het beeld. Het beeld wint het altijd op de lange duur.’ Toch bepaald een hoopvol slot, zou je zeggen. En dan hebben we de finale nog niet eens gehad.
 

‘Nadat Aktaion aan zijn verblinding te gronde is gegaan, zweeft het door Cheiron gemaakte marmeren beeld van hem als een symbool van het goddelijk in de mens de hemel in, de maan tegemoet, naar de lunaire sfeer waar het thuishoort.’ Alleen Vestdijk zelf verwoordt het mooier dan Hella Haasse, maar daarvoor moet je het boek zelf maar lezen.