Eind dit jaar sluit ik mijn periode bij het mooiste programma van de Nederlandse radio af met een twee uur durend gesprek met Jeroen Brouwers. Er valt nogal wat te bespreken. Bijvoorbeeld het nieuws dat er onverwacht toch nog een roman van hem verschijnt, begin volgend jaar, getiteld Het hout. Na het verschijnen van zijn roman Bittere bloemen (2011) zei hij te stoppen met het schrijven van romans. Tegen een journalist van de Vlaamse televisiezender Canvas zei hij toen: ‘Het oeuvre is er, staat er grotendeels. Wat er nu nog komt zijn toegiften, dat zijn de toetjes (…) een roman op touw zetten, bij god, dat is me een karwei hoor, je bent daar jaren mee bezig wil je dat ernstig doen. En nog eens tien jaar lang aan een roman gaan pulken, ik zie mij dat niet meer doen.’
Begin december is Jeroen Brouwers twee uur lang te gast in De Avonden, onder meer om te praten over zijn nieuwe roman ‘Het hout'. Het boek gaat over seksueel misbruik op een katholiek jongenspensionaat in de jaren vijftig.
Bovendien viert Brouwers, als je zijn verhalenbundel Het mes op de keel (1964) als zijn debuut beschouwt, volgend jaar zijn vijftigjarig schrijverschap. Brouwers debuteerde weliswaar al in 1961 met wat hij ‘mijn jeugdzonde over Edith Piaf’ noemt (Edith Piaf. Lyrische straatmus, 1961), gevolgd door het boekje Van rondeel tot chanson (1963), maar het echte werk begon met de korte verhalen.