Het lezen van boeken ‘maakt je empathischer en sociaal intelligenter; het wapent je tegen stress, geheugenverlies en de ziekte van Alzheimer; het helpt je beter te slapen en het is goed tegen depressie.’ Aldus Steinz. Het is onderzocht. Het is waar. Inderdaad is er enige tijd geleden een onderzoek gedaan naar de relatie tussen het lezen van romans en het empathisch vermogen waar mensen over beschikken, valt te lezen in een stuk in The Guardian. Conclusie: wie fictie leest kan zich beter verplaatsen in de emoties van anderen. Lezers van boeken van Dickens scoorden het hoogst.
Kijk je naar de overige boeken die waren geselecteerd voor het experiment, dan zie je al snel dat belangrijke naargeestige of anderszins afwijkende titels ontbreken. Geen Lolita bijvoorbeeld, geen Dood op krediet van Céline, geen Lord of the Flies van William Golding, geen The Road van Cormac McCarthy, en ook geen Slaughterhouse-Five van Kurt Vonnegut.
Ineens lijken me de conclusies wat minder betrouwbaar. Romans waarin personages worden beschreven die ‘likeable’ zijn, wekken bij lezers gevoelens van sympathie op. Baanbrekend.
Sluit een levenslustig lezer een week lang op met het verzameld oeuvre van Hermans. Eens kijken wat dat voor wetenschappelijk verantwoorde conclusies oplevert betreffende onze empathische vermogens.
Ooit interviewde ik Willem Otterspeer en Maarten Asscher over het samenstellen van Aan mijn voormalig vaderland, stukken over literatuur van de in 2009 overleden criticus Michaël Zeeman. Ik herhaalde een deel uit een interview met hem uit 1995. ‘A book a day keeps the doctor away,’ zei Zeeman daarin over zijn onstilbare leeshonger. Het is aangenaam om je illusies te koesteren, maar ook heel gezond om ze te wantrouwen.