Op veertien november 1913, vrijwel precies honderd jaar geleden, verscheen in Parijs het boek ‘Du Côté de chez Swann’ (‘De kant van Swann’). Het romanproject ‘Op zoek naar de verloren tijd’ van Marcel Proust was geboren.

Grasset, de uitgever, was Prousts vierde keus. De eerste drie uitgeefhuizen die hij benaderde, Fasquelle, Gallimard en Ollendorff, wezen het manuscript af. Bij Gallimard werkte de toen al beroemde schrijver André Gide. Hij kreeg een dik pak papier op zijn bureau waar hij ongeveer een tiende deel van las en schreef een afwijzing aan de auteur.

 

Dat Grasset het uiteindelijk uitgaf had vooral te maken met de voorwaarden waaronder dat zou gebeuren. Proust was welgesteld en zegde toe een deel van de kosten te dragen. Maar ondanks de op het oog lucratieve overeenkomst met de schrijver zou de uitgever al snel spijt krijgen van zijn beslissing. Toen ten huize van Proust de drukproeven werden bezorgd, kon deze zich niet beperken tot het corrigeren van onjuistheden. Hij gebruikte de proeven om op voort te borduren, maakte er opnieuw een manuscript van. Hij voegde passages toe, veranderde titels, schoof met stukken tekst. Uitgever en drukker dreef hij tot waanzin. Al het herschrijven van Proust resulteerde in een boek dat zo dik dreigde te worden dat de beoogde verkoopprijs van 3 francs 50 niet gehandhaafd zou kunnen worden. Het moest echt korter, vond Grasset. 

Uiteindelijk verscheen het boek vol drukfouten. Proust verweet het de uitgever, maar het was uiteraard het gevolg van zijn eindeloze gesleutel aan de drukproeven. André Gide schreef opnieuw een brief aan Proust, om zich te verontschuldigen. ‘Dagenlang ben ik niet in staat geweest het boek weg te leggen… De afwijzing van dit boek zal een van de ernstigste fouten blijven die de N.R.F. ooit maakte, en aangezien ik er beschamend genoeg niet in geringe mate verantwoordelijk voor ben, zal ik de steek van berouw en spijt de rest van mijn leven blijven voelen.’ Vervolgens bood Gide Proust aan de reeks voort te zetten bij Gallimard. Dat aanbod accepteerde hij. Grasset had het nakijken.

 

Overigens was niet alleen Gide aanvankelijk kritisch. De vooraanstaande literair criticus Paul Souday schrijft over het boek dat ‘… het even mateloos als chaotisch is, ook al herbergt het elementen waarmee de auteur een fraai klein boekje had kunnen maken.’ Het zal de aanhangers van de karigheidscultus in de Nederlandse letteren, voor wie korter altijd beter is,  deugd doen.