Grasset, de uitgever, was Prousts vierde keus. De eerste drie uitgeefhuizen die hij benaderde, Fasquelle, Gallimard en Ollendorff, wezen het manuscript af. Bij Gallimard werkte de toen al beroemde schrijver André Gide. Hij kreeg een dik pak papier op zijn bureau waar hij ongeveer een tiende deel van las en schreef een afwijzing aan de auteur.
Dat Grasset het uiteindelijk uitgaf had vooral te maken met de voorwaarden waaronder dat zou gebeuren. Proust was welgesteld en zegde toe een deel van de kosten te dragen. Maar ondanks de op het oog lucratieve overeenkomst met de schrijver zou de uitgever al snel spijt krijgen van zijn beslissing. Toen ten huize van Proust de drukproeven werden bezorgd, kon deze zich niet beperken tot het corrigeren van onjuistheden. Hij gebruikte de proeven om op voort te borduren, maakte er opnieuw een manuscript van. Hij voegde passages toe, veranderde titels, schoof met stukken tekst. Uitgever en drukker dreef hij tot waanzin. Al het herschrijven van Proust resulteerde in een boek dat zo dik dreigde te worden dat de beoogde verkoopprijs van 3 francs 50 niet gehandhaafd zou kunnen worden. Het moest echt korter, vond Grasset.