Natuurlijk, wie een boek schrijft is een ijdeltuit en wie een literair werk publiceert, een boek dat over hemzelf gaat, is een ijdeltuit in het kwadraat. De spiegeling van een spiegeling - aldus, in het kort, geformuleerd en bewezen hoe het komt dat onze ijdele schrijver, voor het voetlicht getreden, in het openbaar dus, als het een goede schrijver is, zich schaamt.
Als je wilt weten hoe je er van opzij uitziet, kun je de spiegels van een toilettafel gebruiken. Het resultaat valt doorgaans niet mee, maar zonder die spiegels zie je helemaal niets. Zo ook de schrijver, hij zet beide spiegels zoals ze staan moeten en hij gaat voort met de taak die hij zich gesteld heeft: een beschrijving te geven van zichzelf (spiegel no. 1, die het verhaal geeft in de eerste persoon), een verslag van wat hij, neergedaald in de catacomben van zijn ziel, ontdekt en ziet, plus de verplichting ervoor te zorgen dat de ander het net zo ziet (spiegel no. 2, die het verhaal geeft in de derde persoon).
Zo komt de schrijver met een boek voor de dag dat bedoeld is om gelezen te worden, en dat men een ‘goed boek’ noemt, of een ‘slecht boek’, of iets daar tussen in. Een schrijver met een sterk schaamtegevoel zorgt ervoor dat het boek dat hij aflevert, een goed boek genoemd wordt zodat de schaamte voor zijn-gevoelens-op-papier plaats maakt voor een soort blijdschap omdat hij met zijn boek blijkbaar ook de gevoelens van een ander beschreven heeft. Er is sprake van herkenning en vertrouwen. Met het goede boek is de schaamte overwonnen, door een doelmatig gebruik van beide spiegels, te weten a) de subjectieve spiegel en b) de objectieve spiegel en c) door de kwaliteit van de spiegels zelf.
Elke schrijver heeft zijn eigen, persoonlijke spiegels, van eigen fabrikaat. Met deze spiegels is hij in staat de spiegelingen een bepaalde vorm te geven: origineel en afbeelding zullen door deze spiegelingen een beetje van vorm verschillen, dat is wat hij wil en wat hem lukt. Met twee spiegelingen lukt 't hem nog beter: dat wat in zijn hoofd speelt als beeld, of idee, een vorm te geven die bepaald wordt door de vorm die hij aan zijn spiegels gegeven heeft.
Het is duidelijk waaruit de spiegels bestaan: niet uit glas, of zilver, maar uit woorden, en de vorm ervan, de afwijking die hij aan diverse betekenissen gegeven heeft, dat is zijn stijl. Een schrijver A heeft een bepaalde stijl als je aan elke bladzijde van die schrijver kunt zien: die is van A.
Een goed boek onderscheidt zich van een slecht boek doordat het op alle drie genoemde zaken: a) subjectiviteit, b) objectiviteit en c) stijl, als een camera op de poten van zijn statief, een eind boven het maaiveld staat. Als één van de drie poten ontbreekt, ligt het geheel tegen de vlakte. Het maakt dus voor een slecht boek eigenlijk niet meer uit wat er goed aan is. Als je een boek ‘slecht’ noemt, is het voor een diagnose van de oorzaak noodzakelijk om te weten welke van de drie poten hier schuldig aan is (zijn): het boek heeft geen stijl, het deelt niets mee, het heeft geen vitaliteit, enz.