Soms lijken oeuvres veilig binnen de muren van de canon en wacht binnen die muren toch ook ineens vergetelheid. Bijgezet in het Pantheon van de wereldliteratuur, in een nis die zelden nog wordt bezocht. In deze aflevering van Verzonken boeken de Franse schrijver Michel Tournier.

Michel Tournier (Parijs, 1924) komt uit een gezin van germanisten. Zijn vader en moeder ontmoeten elkaar ontmoet tijdens hun studie germanistiek aan de Sorbonne, de universiteit van Parijs, en zorgen ervoor dat hun zoon ‘met één been in Duitsland’ opgroeit. Hij voelt zich zowel deel van de Duitse als deel van de Franse cultuur.

 
Als Tournier zes jaar oud is, is zijn gezondheid ronduit slecht. Zo slecht zelfs dat zijn ouders het advies krijgen weg te gaan uit Parijs en ergens in een klein dorpje te gaan wonen. En dat doen ze. Het gezin verhuist naar Saint-Germain-en-Laye, een plaatsje niet ver bij Parijs vandaan. ‘Ik ben in Parijs geboren, maar heb die stad van het begin af aan gehaat. Een kind kan in Parijs niet gelukkig zijn’, zegt Tournier daar later over. In Saint-Germain-en-Laye krijgt Tournier alles wat hij nodig heeft: ‘een tuin, een fiets, een hond, een kat, een bos. Dat heeft een kind nodig, en in Parijs had je dat niet.’
 
Zijn schooljaren brengt hij voor een belangrijk deel door op privé-scholen in de omgeving van Saint-Germain-en-Laye. De ervaringen daar zullen in veel van zijn latere boeken terugkeren, waaronder in De Elzenkoning en De Meteoren. Maar dat hij die boeken ooit zal schrijven is voor de middelbaar scholier Michel volkomen ondenkbaar. De filosofie is zijn grote roeping. Hij wil professor in de filosofie worden.
 
Aanvankelijk kent de weg die hem daarheen moet voeren weinig obstakels. Hij studeert aan de Sorbonne, vertrekt naar Tübingen in het zuiden van Duitsland om daar te gaan studeren en doet bij terugkeer in Frankrijk vol zelfvertrouwen het agrégation-examen. Hij denkt dat hij tot de besten zal behoren, rekent zelfs op een eerste plaats, maar eindigt tot zijn verbijstering op de laatste.
 
Michel is te trots om een tweede poging te wagen, zoals zijn beroemde voornaamgenoot Michel Foucault, die ook faalt maar het jaar daarop gewoon een herkansing doet. Hij is te diep gekrenkt in zijn trots. Dat hele agrégation-examen is een ‘ganzenbord’. Slagen of zakken, het is een kwestie van geluk of pech. Over je werkelijke kwaliteiten zegt het weinig.
 
Zijn generatie haalt Tournier aan alle kanten in. Gillez Deleuze, een voormalig klasgenoot van hem, wordt een succesvol filosoof, een andere klasgenoot, de intussen in vergetelheid geraakte Roger Nimier, debuteert zeer succesvol met een roman en Michel Butor en Michel Foucault (opmerkelijk veel Michels toch in die generatie) groeien respectievelijk uit tot geprezen romancier en invloedrijk filosoof.
 
Het duurt lang voordat Tournier zich herstelt. ‘Ik wist niet wat ik met mijn filosofie moest doen. De deuren van de universiteit bleven gesloten voor me. Ik heb toen mijn brood verdiend bij de radio en zo het grote publiek ontdekt. Ik dacht: je moet voor dat publiek schrijven. Avonturenromans met reizen en liefdesgeschiedenissen, met geldzaken en moorden erin.’
 
Het duurt even voordat hij zijn aanvankelijk tegenslag heeft verwerkt en een nieuwe vorm vindt voor zijn filosofie: de literatuur. Michel Tournier is 42 als hij zijn eerste boek publiceert. De literatuur wordt zijn filosofische dekmantel. ‘Ik ben een smokkelaar van de filosofie’, zegt Tournier daar zelf een keer over in een interview. Wie geen rol krijgt toebedeeld in de erkende wetenschap, dient zijn toevlucht te zoeken tot een clandestien bestaan. Schrijvers als struikrovers in de wereld van de wetenschap.
 
Vrijdag of het andere eiland heet de roman waarmee Tournier in 1967 debuteert. Het boek wordt een instant classic. De roman vertelt het verhaal van Robinson Crusoe de schipbreukeling en Vrijdag, zijn knecht, alleen dan op een volkomen andere manier dan Defoe dat voor hem deed. In zijn boek is Vrijdag uiteindelijk Robinsons leermeester, wordt de westerling ontwesterd in plaats van de gekoloniseerde geciviliseerd. Robinson raakt zelfs zover verwijderd van zijn eigen cultuur dat hij besluit niet mee te gaan als zich een schip aandient dat hem terug naar de beschaafde wereld kan brengen. Wie wel aan boord gaat is Vrijdag. Die gaat op ontdekkingsreis naar de wereld die Robinson heeft afgeworpen.
 
Deze omkering vormt de kern van Tourniers schrijverschap. De omkering, of zoals Tournier het zelf bij voorkeur noemt, de inversie, keert in al zijn boeken terug. Hij wijdt zelfs een heel boek vol mini-essay aan omkeringen: Ideeën en hun spiegelbeeld.
 
Het boek dat Tourniers reputatie vestigt is De Elzenkoning. Hoofdpersoon is de Parijse garagehouder Abel Tiffauges en is te beschouwen als een moderne hervertelling van de Sint Christoffel-legende (katholieke heilige die het kindje Jezus over een rivier draagt). De Elzenkoning is een complex boek dat multi-interpretabeler is dan mening bijbelhoofdstuk. Het is een grootse hervertelling van oude mythen. En daarmee is een tweede kenmerk genoemd van Tourniers schrijverschap: hij doet niets liever dan bestaande mythen van een nieuwe betekenis voorzien, oude verhalen omkeren,  zodanig hervertellen dat het perspectief volkomen anders wordt, zoals in het geval van Vrijdag of het andere eiland.
 
Vrijwel het gehele oeuvre van Tournier is vertaald in het Nederlands en uitgegeven bij Meulenhoff. Hoogtepunten zijn naast de eerder genoemde boeken De Meteoren, De Gouden Druppel en de vertelling Gilles en Jeanne (waarin hij de rechtszaken tegen kinderverkrachter Gilles de Raiz en Jeanne d’Arc tegenover elkaar zet).
 
Gezien zijn oeuvre is het verwonderlijk dat Tournier in eerste instantie de filosofie koos als grote liefde. Een carrière in de filosofie had hem waarschijnlijk zeer beperkt. Zijn filosofie is er een van de verbeelding. Dat maakt hem ook veel meer een schrijver dan een wetenschapper. In de literatuur kan elke vraag straffeloos opgeworpen worden en op straffeloos veel manieren worden beantwoord. In de literatuur is alles spel, maar dan wel een spel dat met hoge inzet wordt gespeeld. Tournier had kortom niets anders kunnen worden dan een schrijver. Elk filosoferen leidt naar het eindpunt van Wittgenstein en noopt tot het zwijgzaam uitkijken over het ravijn. Elk schrijven zet de verbeelding in als ultiem wapen tegen de zinloosheid. In de literatuur geldt het omgekeerde van wat volgens Wittgensteins zo vaak aangehaalde adagium in de filosofie geldt: waarover men niet zwijgen kan, moet men spreken. Dat ultieme wapen van het hervertellen is de filosoof niet gegund.
 
Overigens mag van Tournier nog veel groot werk verwacht worden. Hoewel hij in 2000 een In Memoriam schreef voor zichzelf, voorziet hij een lang leven. ‘Hoe oud een schrijver wordt is nooit toevallig’, schrijft hij als de Duitse schrijver Ernst Jünger op 102-jarige leeftijd overlijdt. ‘Ik moet oud worden. Als ik jong gestorven was, had ik überhaupt niets geschreven’.
 
Bij Meulenhoff verschenen onder meer:
 
Vrijdag of Het andere eiland. Roman
De elzenkoning. Roman
De meteoren. Roman
De gouden druppel. Roman
De fetisjist. Verhalen
Gilles en Jeanne. Vertelling
Dwaze liefdes en ander kort proza
Ideeën en hun spiegelbeeld. Essay
Een vlaag van bezieling. Autobiografie