Even het geheugen opfrissen. Hypertekstfictie is een term voor verhalen op internet waarvan de lezer het verloop kan bepalen door te kiezen tussen meerdere opties voor het plot, verborgen achter links waar hij op kan klikken.
In mijn zoektocht naar de hypertekst stuitte ik op een in 2011 verschenen artikel van de Amerikaanse auteur en academicus Paul LaFarge, met als centrale vraag: ‘what happened to hypertext fiction?’ Hierin constateert LaFarge dat de hype hieromheen voorbij is. Hoewel zijn argument dat hypertekst ouderwets is geworden plausibel klinkt (ik had al in geen jaren meer zo’n website voorbij zien komen), is dit toch te weerleggen. Er staan namelijk pareltjes van hypertekst op het internet. Hypertekstfictie is niet verdwenen, maar naar een hoger plan getild.
Hypertekst avant la lettre
Wanneer is deze vorm van fictie ontstaan? We zijn immers gewend aan een verhaal met een begin, midden en eind, dus dit is wel even wennen. Toch bestond een vorm van hypertekstfictie al voordat de computer bestond.
Hypertekst avant la lettre werd gemaakt door de Franse schrijver Raymond Queneau (1903-1976). Hij publiceerde in 1961 het boekje Cent mille milliards de poèmes (Honderdduizendmiljard gedichten). Dat zijn wel erg veel gedichten, maar in zekere zin was zijn claim over het aantal gedichten niet gelogen. Hij schreef slechts tien sonnetten, maar zorgde er daarbij voor dat alle corresponderende regels van de verschillende sonnetten op elkaar rijmden.
Want dat was de bedoeling: hij schreef elke regel op een ander reepje papier, losgeknipt van elkaar, maar vast in de band van het boek. Zo kon de lezer zijn eigen gedicht samenstellen door veertien verschillende, zelfgekozen flapjes onder elkaar te lezen. Tien gedichten maal veertien mogelijkheden: net als later op internet ontstonden er dus onuitputtelijk veel mogelijkheden waaruit de lezer kon kiezen.
De hype van de hypertekst
Wat volgde? Nog voor de meeste mensen een computer in huis hadden werd de eerste hypertekstfictie op het World Wide Web gepubliceerd. In 1994 zette pionier Douglas Cooper Delirium online (nu niet meer beschikbaar), waarbij de lezer de volgorde van de verschillende delen van het verhaal kon bepalen. Cooper maakte dus nog gebruik van een simpele vorm van hypertekst.
Na Cooper werd het algauw ingewikkelder. De eerste echte hypertekstfictie was het verhaal Afternoon, A Story door Michael Joyce. Dit zou de klassieke vorm worden van het medium. Na elk hoofdstuk kan de lezer kiezen tussen meerdere opties over hoe het verhaal moet gaan verlopen. In de jaren ‘90 werd deze soort hypertekst snel een hype: in 1993 werd het concept zelfs op de voorkant van de New York Times Book Review besproken.
Paul LaFarge merkt op dat het nu echter stil is rondom het fenomeen, terwijl het een alternatief zou kunnen zijn voor het in moeilijkheid verkerende papieren boek. Hij noemt als mogelijke oorzaken hiervoor allereerst dat niet alle hypertekstfictie even goed (meer) werkt en dat de lay-out vaak sterk verouderd is in vergelijking met onze huidige standaard. Dit terwijl juist deze vorm zo centraal staat. De inhoud was meestal namelijk ook niet om over naar huis te schrijven. ‘Not every puzzle has an interesting solution’, aldus LaFarge.
Wat nu?
Hypertekst is helemaal niet verdwenen, zoals LaFarge in nog zo’n mooi citaat beweert (‘I feel like the kid who showed up to school on a snow day — I’m wondering, where is everybody?’). Het ziet er alleen anders uit en dat is precies waarom LaFarges argumenten niet meer geldig zijn. Hypertekst is niet meer lelijk en langzaam. Juist het visuele aspect is erg met de tijd meegegaan.
Om dit onder de aandacht te brengen is vier jaar geleden de internationale New Media Writing Prize opgericht. Als we de genomineerden van afgelopen jaren bekijken zien we dat de lay-out echt oogstrelend is en dat de interactie met de bezoeker van de website geïntensiveerd is. Klikken, slepen, de muis alleen maar bewegen en een toets aanslaan zijn manieren om het verhaal voort te stuwen en er wordt bewegend beeld en ook geluid gebruikt. Ook opvallend is dat de websites vaak in samenwerking gemaakt worden, waarbij stemmen, muziek, opmaak en tekst uitbesteed worden aan specialisten op elk gebied.
Hypertekst is een totaalervaring geworden en dit is een manier om mensen aan te sporen om zich met literatuur bezig te houden in een tijd waarin de aandachtsspanne verkort is door het vele gebruik van internet en social media. De kwaliteit van de inhoud is van verhaal tot verhaal verschillend, maar dit is ook bij het gedrukte boek altijd het geval geweest. Inderdaad kan dit een alternatief vormen voor het lezen van papieren boeken. Ouderwets is hypertekstfictie dus allang niet meer. Het zou integendeel op elke middelbare school bij lessen over literatuur behandeld moeten worden.
Hypertekstfictie? Zijn dat niet die websites uit de jaren ’90 met verhalen in Times New Roman, voorzien van blauwe linkjes, die veel te langzaam werken? Een wereld aan mogelijkheden, leek het. Waar is de hypertekst gebleven?
Cent mille milliards de poèmes
Twee mooie voorbeelden van hoe hypertekstfictie er nu uitziet zijn Loss Of Grasp (winnaar New Media Writing Prize 2011) en Nightingale’s Playground.