Binnenkort verschijnt de langverwachte nieuwe roman van Jhumpa Lahiri, 'Twee broers'. Wij lazen de Engelse editie alvast. Een roman over hoe het politieke persoonlijk kan zijn en het persoonlijke politiek. 'Een knap boek'.

Lahiri vertelt het verhaal van twee broers, Subhash en Udayan. Ze groeien op in Tollygunge, in het uiterste zuiden van Calcutta (Kolkata). Subhash is vijftien maanden ouder dan Udayan, maar hij voelt zich de jongere van de twee. Hij is altijd voorzichtig, behoudend, houdt zich aan de regels van hun ouders, Udayan is avontuurlijk, weet wat er in de wereld te koop is, houdt zich aan geen enkele regel.

 

Hoewel het niet voor zich spreekt voor kinderen uit hun klasse gaan de broers allebei studeren. Subhash houdt zich gedurende zijn studie alleen bezig met de lesstof, maar Udayan wordt gegrepen door een politieke beweging die dan net in opkomst is. In het noorden van India, in het plaatsje Naxalbari, breekt aan het eind van de jaren zestig een opstand uit. Boeren worden onderdrukt door landeigenaren. Eigenlijk is er sinds het vertrek van de Engelsen in 1947 niets veranderd, behalve dat blanke uitbuiters nu Indiase uitbuiters zijn geworden. De opstand wordt neergeslagen, maar er komt een beweging uit voort die nog lang van zich zal doen spreken: de Naxalites. Radicale communisten, die hun gedachtengoed vooral baseren op de opvattingen van Mao. China is het gidsland. Daar worden geen mensen meer uitgebuit, daar is het persoonlijke eigendom afgeschaft en is het volk eigenaar van al het land en alle productiemiddelen. Ook India moet van het juk van het kapitalisme en oude feodale systemen worden verlost.

 

De Naxalites richten de derde communistische partij op in India. De overige twee laten zich of tezeer leiden door het Russische model of betonen zich te passief in het bereiken van hun doelen, vinden de Naxalites. De parlementaire democratie zien ze geen heil in. Je kunt als communistische partij niet meespelen in een spel waar je tegen bent, ook niet als dat betekent dat je sommige van je idealen kunt verwezenlijken. De Naxalites zien meer heil in andere methoden. Zo schuwen ze het gebruik van geweld niet in hun streven naar een betere samenleving. Landeigenaren worden vermoord, hele dorpen worden onderworpen en de staat lukt het maar niet greep te krijgen op de beweging.

 

Vooral in West-Bengalen slaat de beweging aan, vooral onder studenten in Calcutta. Udayan is een van hen. Hij gelooft heilig in het gelijk van Majumdar, een van de toenmalige leiders van de beweging. Die roept studenten op klassevijandige elementen te elimineren.

 

Subhash weet hoezeer zijn broer gegrepen is door de beweging, weet dat hij ’s avonds soms zonder reden wegblijft van huis, weet dat hij met rode verf leuzen op de muren schrijft, maar hij weet niet hoe ver zijn broer gaat in het najagen van zijn idealen. Subhash denkt, of hoopt op z’n minst, dat zijn broer niet betrokken is bij geweld, het alleen laat bij het bijwonen van poilitieke bijeenkomsten en het op de muren schilderen van leuzen. Later in het boek blijkt dat ijdele hoop.

 

Ondanks dat de broers veel van elkaar houden is de verwijdering onvermijdelijk. Subhash kan met een beurs studeren in de Verenigde Staten. Udayan vindt dat hij niet moet gaan. Hoe kan je naar zo’n land afreizen! Dat land voert een bloedige oorlog in Vietman. Dat land staat vijandig tegen alles waar hij voor staat. En hoe kan hij nu weggaan uit India, in deze tijd, juist in een periode waarin je kleur moet bekennen en mee moet vechten voor de goede zaak? Subhash is een egoist als hij besluit toch te gaan.

 

Hij gaat toch, komt terecht op een universiteit in Rhode Island. Daar leidt hij een leven dat met zijn leven tot dan toe niets te maken heeft. In haar beschrijving van de vervreemding die zo’n ontworteling met zich meebrengt, herkennen we de Lahiri van De naamgenoot. Ook daarin speelt die worsteling met een breuk die zich niet laat lijmen een prominente rol. Subhash leert een vrouw kennen die een paar jaar ouder is dan hij. Ze heeft een kind en is net van haar vriend af. Die is er vandoor gegaan met een ander. Elk verhaal dat hij haar vertelt over zijn land van herkomst bevreemdt haar. Wat hij vanzelfsprekend vindt, vindt zij exotisch. Het omgekeerde geldt ook: Subhash begrijpt weinig van hoe deze vrouw haar leven leidt.

 

Intussen heeft ook Udayan een vrouw gevonden. Tegen de wens van zijn ouders is hij getrouwd. Udayan gelooft niet in gearrangeerde huwelijken. Subhah krijgt een brief van zijn ouders. Ze hopen dat hun andere zoon de traditie zal respecteren en zijn vader en moeder een geschikte kandidaat zal laten aanwijzen. Hij schrijft terug dat dat voor zich spreekt, ook al weet hij dat het leven in de Verenigde Staten hem voorgoed aan het veranderen is. Kan hij ooit nog terug naar zijn oude leven?

 

Als blijkt dat Udayan het niet heeft gelaten bij het leuzen kladden op muren, maar gehoor heeft gegeven aan de oproep van Majumdar verandert alles. De familie is geschokt. Subhash keert terug naar huis, voor even.

 

Het blijkt dat Udayan bereid is alles op te offeren voor het verwezenlijken van zijn idealen. De band met zijn broer, het huwelijk met zijn zwangere vrouw, alles. Daar bereiken we het middelpunt van de roman. De twee broers staan nu lijnrecht tegenover elkaar. De wil tot verandering versus het respecteren van tradities, leven voor je idealen, de verwezenlijking ervan belangrijker vinden dan mensen, dan je familie, je naasten belangrijker vinden dan het nastreven van een betere wereld die misschien nooit zal komen.

 

Het zijn die twee posities die Lahiri uitwerkt in haar roman. Ze verbindt voortdurend de lotgevallen van de twee broers met de geschiedenis van India en die van de Verenigde Staten in die periode. In minder getalenteerde handen had dat een boek met schetsmatige personages opgeleverd tegen een rijk historisch decor, of juist een roman met geloofwaardige mensen tegen een achtergrond die niet tot leven wil komen. Lahiri slaagt erin om zowel een ontroerend portret te schetsen van de twee broers en hun familie, als de historische periode tot leven te wekken.

 

Ook dit boek is in de Lahiri kenmerkende heldere stijl geschreven. Zonder al teveel opsmuk weet ze haar personages tot leven te wekken. Bovendien weet ze op een knappe manier de politieke omstandigheden van de periode die ze beschrijft en de levens van haar personages ineen te vlechten. De periode wordt weer urgent doordat je als lezer meleeft met de mensen die ze beschrijft. Dit boek is een waardige opvolger van De naamgenoot. Hoewel sommige thema's terugkeren (de vervreemding van het leven in een ander land waar niets is als thuis; hoe die vervreemding je ongeschikt maar voor een leven buiten de grenzen van je eigen cultuur, of althans je voor altijd zal isoleren van het leven in het land van je keuze), boort Lahiri in dit boek toch nieuw terrein aan. Opnieuw speelt Calcutta een belangrijke rol, opnieuw speelt Amerika een belangrijke rol, maar ze vervlocht niet eerder het politieke en het persoonlijke zo met elkaar als in dit boek. Het politieke is bij haar persoonlijk. Ze laat in dit boek zien hoe politieke keuzes vooral persoonlijke keuzes zijn en hoe ze je leven en dat van de mensen die om je geven kunnen veranderen. Een knap boek.

Jhumpa Lahiri (Engeland, 1967) had veel succes net haar roman De naamgenoot, die ook werd verfilmd. Daarnaast schreef ze Een tijdelijk ongemak en Vreemd land. Haar werk werd meerdere keren bekroond, onder meer met de Pulitzer Prize, de PEN/Hemingway Award en de Frank O'Connor International Short Story Award. Haar nieuwe roman Twee broers staat op de shortlist van de Man Booker Prize 2013 en verschijnt dit najaar in Nederlandse vertaling bij uitgeverij Meulenhoff.