Gisteravond nog zat de Brit in een zaaltje vol Nederlandse boekhandelaren te praten over zijn roman. ‘Ik vertelde dat het verhaal gaat over een jongen, Matthew Homes. Dat die een oudere broer met het syndroom van Down had die, toen ze allebei heel jong waren, omkwam bij een ongeluk in een vakantiepark. Dat zijn moeder daar nooit meer helemaal overheen komt en hem geestelijk mishandelt. En dat hij vervolgens schizofrenie ontwikkelt en als puber in een inrichting terechtkomt…’
Nathan Filer (1980) trekt een diepongelukkig gezicht voor hij in de lach schiet. ‘Ik dacht: o mijn God, wie wil dat nou lezen?! Het klonk als een verschrikkelijk tranentrekkerig misery memoir. Precies het soort boek dat ik nooit zou willen schrijven.’
Dat deed hij dan ook niet. Want, ja, zijn debuut bevat alle elementen die hij die boekverkopers voorhield. Een ontroerend verhaal, waarin broederliefde en schuldgevoel, rouw en geestesziekte een emotionele kluwen vormen die pas op het eind enigszins wordt ontward.
Maar, zoals hij terecht opmerkt: De schok van de val is ook ‘a fun book’. Vooral dankzij zijn negentienjarige verteller. ‘Matthew kan stekelig en boos zijn, zoals elke adolescent, maar hij zwelgt niet in zijn eigen ellende. Hij is droogkomisch en stoïcijns, gevoelig en nuchter... Gewoon een erg leuke gozer om om je heen te hebben.’
Excentrieke personages
‘Kijk, ik heb altijd geschreven,’ zegt Filer, gevraagd hoeveel invloed het op zijn boek had dat hij, zoals in de Britse pers gretig werd vermeld, inmiddels twaalf jaar in de geestelijke gezondheidszorg werkt. ‘Als klein jongetje droomde ik er al van ooit een roman te schrijven. Vervolgens kreeg ik een baan als verpleger die me in contact bracht met de wereld van psychiatrische patiënten. Dat die twee dingen ooit zouden samenkomen, lag nogal voor de hand. Maar voor wat het boek betreft is het in wezen gewoon onderdeel van mijn research. En los van mijn achtergrond: schrijvers en lezers voelen zich nu eenmaal aangetrokken tot excentrieke personages. Als ik denk aan de boeken die mij echt zijn bijgebleven, The Catcher in the Rye, The Wasp Factory van Ian Banks, Mark Haddons A Curious Incident…, dan is dat wat ze gemeen hebben.’
Hij glimlacht. ‘We bevolken onze verhalen nu eenmaal niet graag met saaie mensen.’
Hij wilde op een niet-prekerige manier laten zien dat iemand met een psychiatrische stoornis meer is dan alleen zijn ziektebeeld, dat wel. ‘En ik voelde de verantwoordelijkheid die stoornis fatsoenlijk weer te geven. Want hoewel schizofrenie een wijdverbreide ziekte is – een procent van de wereldbevolking lijdt eraan –, bestaan er veel misverstanden over. Neem de mythe van de gespleten persoonlijkheid. Bij het woord “schizofrenie” roepen mensen meteen: “O, Jekyll en Hyde, toch?” Terwijl dat fenomeen, als het al bestaat, uitermate zeldzaam is. Ikzelf ben het, na honderden patiënten te hebben gezien, nooit tegengekomen.’
Beschadigde logica
De scènes in de inrichting en een door Matthew bezocht dagbehandelingscentrum zijn sterk in hun evocatie van alledaagse treurnis en verveling, maar ook in hun geestige details. Zo maakt Filer zich vrolijk over de koffiemokken die farmaceutische bedrijven als reclamemateriaal uitdelen en het feit dat patiënten ‘zorggebruikers’ worden genoemd. ‘Ik ben coördinator geweest van een, ahum, “Service Users Steering Group”, dus de angst voor stigmatisering begrijp ik best. Maar ik wist dat dat politiek correcte gebabbel Matthew niets zou interesseren. Dat hij zou denken: what a load of fucking bollocks!’
Matthews symptomen schemeren ondertussen subtiel door zijn relaas heen. Dat hij de stem van zijn overleden broer hoort, weet je bijvoorbeeld zonder dat je diens precieze ‘instructies’ te lezen krijgt.
En dan is er nog zijn ‘speciale project’: hij probeert uit blikjes, touwtjes en andere rommel de atomen na te bouwen waaruit zijn broer bestond. ‘Een hinderlijk slimme vriend heeft me ooit uitgelegd uit dat we allemaal atomen delen met ieder mens dat ooit heeft geleefd. Toen ik me dat herinnerde, wist ik meteen hoe aantrekkelijk dat concept voor Matthew zou zijn: het idee dat zijn broer niet weg is of alleen nog in zijn hoofd bestaat. Dat hij hem fysiek zou kunnen aanraken, als hij die atomen maar weer op hun plek kreeg…’ Een vorm van ‘beschadigde logica’ die mooi aansluit bij de rouw die in De schok van de val zo’n grote rol speelt. Groter dan de schrijver had voorzien zelfs: ‘Ik wist dat Simon zou sterven en dat dat uiteraard een grote impact zou hebben, maar eerlijk gezegd dacht ik: oké, er zal rouw zijn in hoofdstuk twee, nog wat in hoofdstuk drie, een betekenisvolle echo ervan in hoofdstuk acht misschien… en daarna kan ik gauw verder met de stemmen in zijn hoofd en andere opwindende dingen. Maar gaandeweg bleek zich domweg nooit een moment aan te dienen waarop het goed voelde dat thema los te laten. Je kunt geen streep zetten onder rouw. Dat heb ik ook gezien toen een neef van me in 2006 zelfmoord pleegde. Zijn ouders zijn daar nog steeds volkomen kapot van. De schok daarvan blijft denk ik altijd nadreunen.’
Losse vellen
Tot slot hebben we het over de bijzondere manier waarop Matthew zijn verhaal vertelt: in fragmenten die hij schrijft op een computer in het behandelcentrum en thuis op een oude typemachine, met tussendoor tekeningetjes, of brieven van anderen.
‘Ik vond het belangrijk dat hij zijn verhaal als het ware onder je ogen schrijft. Hij ziet zijn leven niet compleet voor zich, hij zit er middenin. En terwijl hij er verslag van probeert te doen, blijven er dingen gebeuren die zijn weerslag hebben op zijn stemming, op wat hij zich herinnert en hoe. Eigenlijk heb ik het altijd voor me gezien als een kreukelige stapel losse vellen die hij op het eind achterlaat op een tafel in het opvangcentrum, in de hoop dat iemand die zal vinden. Maar ja, zoals mijn uitgever me al gauw uitlegde: zo’n stapel kun je moeilijk in de boekhandel leggen... Het boek zoals het er nu uitziet, is het beste compromis dat we konden verzinnen.’