Hij karakteriseerde een ezel eens als een in het Nederlands vertaald paard. Dat moeten we hem vergeven. In deze zesde editie van Verzonken boeken de aforist Georg Christoph Lichtenberg, die ten onrechte nauwelijks wordt gelezen in Nederland. Een herdruk zou erg helpen.

Georg Christoph Lichtenberg doceerde aan de universiteit van Göttingen. Een klein, gebocheld mannetje (zijn fysieke onvolkomenheden zouden hem steeds ernstiger opbreken naarmate hij ouder werd) die erg populair was onder zijn studenten. Hij was fysicus en zijn lessen trokken studenten uit heel Duitsland vanwege zijn onconventionele manier van lesgeven. Hegel noemde hem in een voetnoot in een van zijn onverteerbare werken 'geen filosoof'. En dat klopt. In het Duitsland van de achttiende eeuw en negentiende eeuw gold alleen diegene als filosoof die het gehele universum, met alle elementen daarin, onderbracht in een sluitend systeem. Een Duitse afwijking bij uitstek waar Lichtenberg zich alleen maar in spottende zin over uitliet. 'Systeemdespotie' verweet hij de academische wereld. Hij geloofde niets, althans in wetenschappelijk zin, wat zich niet middels een experiment aan hem had geopenbaard. Nu wordt dat met de meer abstracte kant van de natuurkunde vrij ingewikkeld, maar voor hem was het experiment een van de belangrijkste instrumenten van zijn vakgebied. Dat lijkt vreemd, maar hij stond daar in het academische milieu van de achttiende eeuw tamelijk alleen in.
 
Ondanks alle natuurkundige werken die hij heeft gepubliceerd en ondanks een aantal ontdekkingen waaraan zijn naam verbonden bleef, verbleekte de reputatie van Lichtenberg na zijn dood vrij snel. Je moet wel een heel grote natuurwet ontrafelen wil je naam in het collectief geheugen voortleven. Noem mij tien namen van bekende natuurkundigen. Bereken daarna hoeveel beroemde schrijvers je kent.
 
Nee, roem vergaarde Lichtenberg met een bijproduct van zijn academische werk, de door hem nooit uitgegeven kladboeken die hij van 1765 tot kort voor zijn dood in 1799 bijhield. Die boeken vormen een vat vol briljante observaties, ideeën en aforismen waarvan sommige, althans in Duitsland, spreekwoordelijk werden. Zoals deze: 'Een boek is een spiegel; als een aap er in kijkt, kan er geen apostel uit naar buiten kijken.'
 
Na zijn dood werd een selectie uit zijn kladboeken uitgegeven, waarna die uitgave de hele negentiende en twintigste eeuw na zou klinken. En zo werd de man die door Hegel uitdrukkelijk buiten het domein van de filosofie werd geplaatst de lieveling van filosofen als Schopenhauer, Nietzsche en Bertrand Russell. Het fragmentarische karakter van Lichtenbergs werk sloot een stuk beter aan bij de postmoderne twintigste eeuw dan bij de starre systeemdenkers die zijn tijdgenoten waren. Een bewonderaar als de nobelprijswinnende schrijver Elias Canetti maakte van die losse vorm zelfs een nieuw literair genre. In het voorwoord dat Cyrille Offermans schreef bij een recente Nederlandse vertaling van Lichtenbergs brieven citeert hij Canetti: “Dat hij (Lichtenberg) niets kan afronden, dat hij niets tot een eind brengt, is zijn en ons geluk; zo heeft hij het rijkste boek van de wereldliteratuur geschreven.”
 
Her rijkste uit de wereldliteratuur zou ik niet durven zeggen (is het werk van Lichtenberg echt rijker dan dat van bijvoorbeeld Montaigne?), maar het bevat wel veel scherpzinnigheid, wijsheid en humor. Dat laatste is voor een achttiende eeuwse Duitser op zich al opmerkelijk.
 
Voor wie Lichtenberg niet in het originele Duits kan lezen is het helaas behelpen. In 1987 verscheen weliswaar een selectie uit de kladboeken, onder de titel Donderslagen op muziek
(Van Oorschot, vertaling en keuze Adriaan Morriën en Henk Mulder), maar dat boek lijkt intussen in het niets te zijn opgelost. Jammer. We zijn dus nu aangewezen op de vertaalde brieven van Lichtenberg, die nu in de onvolprezen serie Privé-domein van De Arbeiderspers zijn verschenen. Een mooie selectie, waarin we Lichtenberg persoonlijker leren kennen dan in zijn kladboeken, maar niettemin jammer dat zijn belangrijkste werk intussen is zoekgeraakt. Hier althans. Frankrijk, Italië, Engeland, het boek is er moeiteloos te krijgen. Daarom ben ik ook voor de overbevolking van Nederland; hoe groter ons taalgebied, hoe vertaalder de wereldliteratuur.
 
Tot besluit dan maar wat voorbeelden, ook al doet een selectie van zes aforismen hem niet bepaald recht: 
 
Ik denk dat als iemand iets in de lucht wil bouwen, het beter kastelen dan kaartenhuizen kunnen zijn.
 
Twijfel moet niet meer zijn dan waakzaamheid, anders kan hij gevaarlijk worden.
 
Zo zegt men dat iemand een ambt bekleedt, terwijl hij door het ambt bekleed wordt.
 
Scherpzinnigheid is een vergrootglas, humor een verkleinglas. Het laatste leidt niettemin naar het algemene.
 
Met een krant laat zich het uitzicht op de wereld belemmeren.
 

Als een boek en een hoofd op elkaar botsen en het klinkt hol, ligt dat dan alleen aan het boek?