Als klein meisje droeg Edith Wharton een manteltje van zeehondenbont, en at ze in champagne gekookte ham die afkomstig was van varkens die met perziken gevoerd waren. Ze groeide op in het soort milieu waarin de heren men of leisure waren; mannen die nooit een dag in hun leven hoefden te werken. Terwijl zij een hert schoten of een sigaar rookten in de bibliotheek, reden hun echtgenotes de hele dag in koetsjes rond om bezoekjes af te leggen of op z’n minst een kaartje af te geven.
Het was het soort leven dat Edith, zo klein als ze was, nooit hoopte te gaan leiden, maar waar ze eenmaal volwassen maar al te graag over schreef. Wie probeert uit te leggen wat voor soort schrijfster Wharton was, komt algauw terecht bij Henry James, maar aangezien die ook niet meer gelezen wordt, is Downton Abbey in New York waarschijnlijk een betere aanbeveling.
Dictie
Wharton, die geboren werd in het New York van 1862, liet zich erop voorstaan dat de stamboom aan beide kanten van haar familie tot driehonderd jaar terug te traceren was. Haar grootmoeder van vaderskant was een Schermerhorn, en ze merkt in haar autobiografie A Backward Glance op dat de bezitters van Hollands bloed meestal vlakker spraken en een minder zorgvuldige dictie hadden dan afstammelingen van Britse families als die van haar moeder. Zuiver Engels spreken werd door haar moeder zo belangrijk gevonden dat de jonge Edith aanvankelijk zelfs de bestseller Little Women van de Amerikaanse Louisa May Alcott niet mocht lezen. Alice in Wonderland mocht wel, want Lewis Carroll was tenminste een Brit.
Het is een zegen voor de literatuur dat Edith Wharton dankzij deze opvoeding haar leven lang een onverbeterlijke snob zou blijven, want ze gebruikte haar perfect afgestelde sociale antenne om een aantal geweldige boeken te schrijven. Boeken die al jaren niet meer in Nederlandse vertaling verkrijgbaar zijn. Hoewel Whartons plaats in de eregalerij van Amerikaanse meesters onbetwist is, dreigde ze hier vergeten te raken. Titels als The Age of Innocence, The House of Mirth of The Buccaneers klinken mogelijk vaag bekend, maar dat is vooral te danken aan de verfilmingen die tussen 1990 en 2000 zorgden voor een kortstondige opleving in de belangstelling voor haar werk.
Veelzijdigheid
Vertaalster Lisette Graswinckel stuitte bij toeval op een verhalenbundel van Wharton. Toen Menno Hartman van uitgeverij Van Oorschot net zo enthousiast bleek als zij, mocht ze een bundel samenstellen. Het kostte Graswinckel naar eigen zeggen moeite om uit honderd verhalen een representatieve keuze te maken, maar de twaalf verhalen die uiteindelijk in Romeinse koorts zijn opgenomen, doen Whartons veelzijdigheid alle recht. Wie alleen de romans kent, dacht misschien dat ze uitsluitend sociale tragedies schreef, maar in haar verhalen toont ze een speelsere kant van zichzelf. Ze schreef een aantal goeie spookverhalen, maar vooral ook satirische zedenschetsen die na honderd jaar nog niets van hun scherpte hebben verloren. Dat laatste blijkt bijvoorbeeld uit het meesterlijke verhaal ‘Xingu’, waarin een leesclub avant la lettre een beroemde schrijfster ontvangt die onuitstaanbaar arrogant blijkt. Als een van de dames haar probeert te paaien door te vertellen hoe geraakt ze was door haar laatste roman, glimlacht de schrijfster minzaam.
‘Niet zelden,’ merkte ze op, ‘zetelen de literaire emoties in het cerebellum.’ En ze nam een tweede klontje suiker.
Het vage besef van de sneer die in deze opmerking verborgen zat werd bijna gecompenseerd door het genoegen in zulk technisch jargon te worden toegesproken.
‘Ah, het cerebellum’, sprak juffrouw Van Vluyck zelfgenoegzaam. ‘We hebben vorige winter met de club een cursus psychologie gevolgd.’
Scheiding
Voor de fijnproever valt er veel te genieten in het werk van Wharton. Je zou haar in veel opzichten de Amerikaanse opvolgster van Jane Austen kunnen noemen. Beiden buitenstaanders uit een bevoorrrecht milieu, gezegend met een uitzonderlijke intelligentie die binnen hun familie verder niet voorkwam en daarom soms enige bevreemding wekte. Net als Austen wist Wharton feilloos de zwaktes van haar sociale soortgenoten te vinden om er vervolgens met zichtbaar genoegen de punt van haar vulpen in te prikken.
Was Austen vooral bezig de moeizame totstandkoming van diverse huwelijken vast te leggen, Wharton schreef juist over de rampzalige gevolgen van een scheiding. Haar werk laat zich lezen als een antropologisch verslag van langzaam verschuivende inzichten over deze immense schande. Een gescheiden vrouw werd in Whartons jeugd vanzelfsprekend een sociale paria. In ‘Autres temps...’ is mevrouw Lidcote vanuit Italië op weg naar New York waar haar dochter Leila woont. Deze Leila is net als haar moeder gescheiden, maar zij is hertrouwd terwijl haar moeder gedoemd is de rest van haar leven in eenzaamheid te slijten. Als mevrouw Lidcote merkt dat haar dochter niet hetzelfde lot beschoren is, omdat de mores in de tussentijd veranderd zijn, is haar eerste reactie ‘een gevoel van onredelijke wrok. Als een dergelijke verandering moest plaatshebben, waarom dan niet eerder? Hier zat ze nu, nog geen oude vrouw, maar één die met de beste jaren van haar leven had geboet voor de diefstal van hetzelfde geluk dat de tijdgenoten van haar dochter als hun goed recht beschouwden.’
Edith Wharton wist waar ze het over had. Ook haar ongelukkige huwelijk eindigde in een scheiding, maar zij liet zich door niemand uitsluiten en verrichtte baanbrekend werk voor al die vrouwen die in hetzelfde schuitje zaten.
Downton Abbey-bedenker Julian Fellowes werkt inmiddels aan een nieuwe serie die The Gilded Age gaat heten, en die zich afspeelt in het milieu dat Edith Wharton tot in detail vastlegde: het Old New York van rond 1880. Als Fellowes haar verzameld werk leest, kan hij jaren vooruit. De Wharton-revival die The Gilded Age tot gevolg zal hebben, kan alleen nog maar een kwestie van tijd zijn.