‘Als je aan het schrijven bent, heb je onwillekeurig de neiging in superlatieven te spreken, omdat het boek dat je onderhanden hebt nu eenmaal op de voorgrond staat. Aan de andere kant heb ik toch ook geen zin om mijn gevoelens om der wille van de objectiviteit kunstmatig te verkleinen. Welnu, ik heb zelden een zó bruikbaar gegeven zó grondig zien verknoeien als dit door deze Gregor.’
Geschreven in de ik-vorm – onder het pseudoniem Johan Jacob – geeft de twintiger aan de hand van eigen denkbeelden en beginselen zijn mening over een boek. En ondertussen krijgt de lezer een duidelijk beeld van een hyperintelligente, eigenwijze recensent, die zijn onafhankelijkheid en onmaatschappelijkheid boven al stelt.
‘Alle denkbeelden uit zijn latere boeken zitten er al in,’ zegt historicus/schrijver/parkeercontroleur Detlev van Heest, bewonderaar van Voskuils werk en goede vriend van de in 2008 overleden schrijver en diens vrouw. ‘In de vroege stukken gaat het om het ontmaskeren van de wetenschap en zijn streven naar bondgenootschap. Met de vrienden die zweren geen maatschappelijke status te ambiëren, maar van wie de een na de ander afhaakt. Enige jaren later zijn het vooral vragen die met zijn eigen identiteit te maken hebben en die Han de rest van zijn leven bezighouden.’
Wandelingen
De jonge Voskuil neemt met zijn eigen dogma’s andere schrijvers de maat. ‘Toch brandt hij anderen niet af,’ stelt Van Heest. ‘Als Musil enorm worstelt om zichzelf te portretteren in Der Mann ohne Eigenschaften, schrijft Han Voskuil daar met sympathie over. Ik vind het prachtig dat Han in zijn werk durft te laten zien dat hij zich niet aan die eigen theorieën kan houden. Want hij wil niet werken, hij wil geen geld verdienen, hij wil geen mensen onder zich hebben. Zijn vrouw houdt wél strikt vast aan die idealen, hij kan het niet. Omdat hij anders zou verhongeren, en zijn vrouw ook. Waarvoor Lousje hem uiteindelijk dankbaar is. Ze heeft zijn leven erg moeilijk gemaakt, vindt ze nu.’
Dat brengt ons op de inleiding die de gebundelde besprekingen voorafgaat. Onder de titel ‘Het mislukte leven’ schetst Van Heest – in de dialoogvorm die we uit zijn eigen werk kennen – een roerend portret van de 87-jarige Lousje Voskuil-Haspers. Tijdens een aantal wandelingen (‘Nee, dit is helemaal anders dan toen. Het is helemaal verpest. Ik herken niets meer. Dit was er allemaal niet.’) en maaltijden (‘Die capucijners met spek, dat is toch wat zwaar voor mij. Ik eet ook haast niets meer. Gisteravond heb ik heel veel gegeten.’) duikt zij in het verleden. Als geheugensteuntje dienen de alleen voor zijn vrouw toegankelijke dagboeken die Voskuil zijn leven lang schreef en die niet voor 2026 gepubliceerd mogen worden. Herinneringen aan de Haagse Vruchtenbuurt waar zowel de familie Haspers als de familie Voskuil woonde en Lousje en Han hun jeugdjaren doorbrachten, de verloving, de gelukkige tijd in armoede, het jaar van Voskuils leraarschap in Groningen, de ontgoocheling over het verraad van de vrienden, kennismaking met Meertens, het levensgrote dilemma en de worsteling die leidde tot het besluit van Voskuil te stoppen met de besprekingen en in dienst te blijven bij het Meertens Instituut, het wetenschappelijke bureau waaraan hij dertig jaar verbonden was en waarbinnen hij carrière maakte, geheel tegen de zin van zichzelf, maar vooral van zijn vrouw.
Extern geweten
Pijnlijke herinneringen gaat Lousje Voskuil niet uit de weg: ‘Ik heb mijn verzet tegen zijn werk en tegen die artikelen héél lang volgehouden. Wat vreselijk, hè, dat hij zo’n vrouw had, die hem niet steunde, maar aanviel, omdat hij een beetje geld met die artikelen probeerde te verdienen.’ Het blijkt een diepgewortelde overtuiging. Ongevoelig voor enig tegenargument komt Lousje Voskuil er steeds op terug: ‘Ik heb het niet goed gedaan. Ik ben niet lief genoeg geweest voor hem.’ Van Heest: ‘Maar ze had niet liever moeten zijn. Zij was zijn externe geweten, waar hij dankbaar gebruik van heeft gemaakt. Ze is een ongelooflijk sterke vrouw, die altijd zichzelf blijft. Ik denk dat Han heel bewust voor Lousje heeft gekozen, voor een leven aan de zijde van iemand die het hem moeilijk maakte. Dat heeft hem geen gemakkelijk leven gegeven, maar het heeft hem, en ons als lezers, ook veel geschonken. Zonder Lousje hadden wij deze literatuur niet gehad.’
Veel illusie haar ervan te kunnen overtuigen dat ze het wél goed heeft gedaan, dat zij de muze was die het mogelijk maakte, heeft Van Heest niet. ‘Mensen denken misschien dat ze door haar hoge leeftijd zich zo vaak herhaalt. Nee, dat is kenmerkend voor Lousje. Zij geeft haar mening en nog een keer en nog een keer. Tot in den treure. Nee, hoe zeg je dat, uitentreuren.’