Versal

Wat bezielt je om in deze tijd van algehele ontlezing en kelderende oplages nog een literair tijdschrift te runnen? We gaan op pad en vragen het aan de voorhoede. Terwijl de een koffie drinkt met de redactie, buigt de ander zich over het tijdschrift zelf.

Deze week: Versal. Nikki sprak hoofdredacteur Megan M Garr op haar kantoor in Amsterdam. De boekenkast staat vol literaire tijdschriften, Garrs persoonlijke archief, dat ze binnenkort als bibliotheek open wil stellen voor bezoekers. Daarom is ze ook met Versal begonnen: Megan wilde een gemeenschap creëren.

Een tijdschrift als gemeenschap?
‘Toen ik in 2001 naar Amsterdam kwam, was ik driftig op zoek naar andere schrijvers. Ik ging naar wat Nederlandstalige SLAA-evenementen, maar veel was er niet voor een lesbische Amerikaanse met kaalgeschoren hoofd. Op een gegeven moment hing ik zelfs flyers op in de Vive la Vie en andere kroegen, zo wanhopig was ik.

Boekhandel ABC had toentertijd een open mic, die vooral bezocht werd door musici. Maar als er eens een schrijver kwam, sprak ik die direct aan. Zo ontstond langzaam een schrijversgezelschap. Op een gegeven moment werd het tijd wat gewicht aan de groep te geven. Eind 2002 vond de eerste literaire nacht plaats, in de Volta, en brachten we het eerste nummer uit.’

Wat wil je met Versal bereiken?
‘In de tijd dat wij Versal begonnen, besteedden literaire tijdschriften geen aandacht aan hun vormgeving. Alles zag er lelijk uit, saai. Ik wilde van Versal echt een object maken, een koffietafelboek, zodat het niet zomaar bij het oud papier zou belanden. Het moest een galerie op papier zijn, met veel witruimte. Het gedicht moet kunnen ademen.

Tegenwoordig is dat helemaal zo bijzonder niet meer; de meeste tijdschriften zien er prachtig uit. Neem Bateau, of Lumberyard. Daarom hebben we een sabbatical ingelast. We nemen een jaar om uit die productiecyclus te stappen en ons af te vragen: als we nu weer zouden beginnen, hoe zouden we Versal dan vorm geven? Dit jaar ertussenuit geeft ons de kans om naar de rest van de wereld te kijken, zonder dat er gelijk zoveel druk op zit.’

Hoe kies je het werk dat gepubliceerd gaat worden?

‘Als een manifest wilt, moet je het hoofdredactioneel lezen: daarin geef ik elk jaar mijn visie op het tijdschrift. Maar een echt selectieprogramma is er niet. We werken op basis van consensus: elk genre (beeld, proza en poëzie) heeft een team van vijf mensen plus een eindredacteur, die alle inzendingen bediscussieert. Ik denk dat die consensus, wat ik eerder “de socialistische werkwijze” heb genoemd, erg belangrijk is voor de literatuur.

De functie van de eindredacteur is om goed te luisteren: als de ene helft van het team het haat, en de andere helft vindt het geweldig, is dat bij uitstek een werk dat gepubliceerd moet worden. Het is niet genoeg als iedereen het “gewoon goed” vindt. Het werk moet mensen grijpen. Niemand heeft een veto, zelfs ik niet.’

Saskia leest

Voor me liggen twee goed verzorgde tijdschriften. Als je me had verteld dat het boeken waren, had ik je ook geloofd. Het linker is van goud. Het is de tiende Versal. Het rechter heeft een puperroze vis met een kunstgebit op de kaft. Het is de elfde en laatst verschenen Versal.

Ik draai de tijdschriften om. Op de achterkant staan de namen van de medewerkers. Zoals het een literair tijdschrift dat een platform voor de rising star wil zijn betaamt, zijn het (nog) onbekende namen, veelal uit de VS. Maar ze tonen ambitie.

Het gedicht ‘Nothing Won But the Insides of Our Mouths’ (Versal #11) van Gregory Sherl begint met: ‘Hello, / I am trying to build some tenderness, so today I treat / you like a tree. Liefde verbinden aan natuurverschijnselen, dat komt me bekend voor. Maar zoals vaker bij het lezen van Versal word ik verrast door een twist: ‘Is it weird / to have a second bed just for fucking?

Versal heeft een no-nonsensebeleid. Thema’s die vaak worden geassocieerd met de Amerikaanse cultuur, als seks en geweld, worden dan ook niet geschuwd (neem de titels in #11: ‘The Mugged Body’ of ‘Big Fucking Hammer’).

Ik werd gepakt door wat ik dacht dat een uitzondering zou zijn. ‘Mom’s Team vs. Dad’s Team’ (Versal #10) van Luke Andrew Geddes is bij vlagen ontroerend en grappig: ‘Mom and Dad still sleep in the same bed, but they each have their own side, Mom’s on the left, because she’s left-handed. That way their elbows don’t touch when they turn pages in their novels. Maar dan eindigt ook dit verhaal weer in een climax met pulserend bloed in de oren en een ‘soft, wet pop of my fist colliding with the bridge of his nose’.

Van een verhaal obsceen in inhoud maar hoofs in vorm, tot een meertalige dichterlijke variatie op wat een oude landkaart van de loop van Sabine River in Texas lijkt te zijn: Versal is qua inhoud én vorm breed en vaak verrassend.