Hoe ging het selectieproces?
Katrijn: ‘Om te voorkomen dat we namen zouden missen, hebben we eerst onderzoek gedaan naar alle jonge schrijvers vanaf 1980. Op basis daarvan heeft eerst ieder z’n eigen top zeven gemaakt. De schrijvers die overlapten, kwamen er sowieso in, maar daarna moesten we allemaal gaan bijlezen. Dat was nog wel een taak. Maar zo las ik wel een schrijver die ik voorheen niet kende, waar ik heel erg van onder de indruk was.’
Daniël: ‘Ik vond de discussie vooral heel leuk. Herman hecht bijvoorbeeld enorm aan eerste zinnen, en die pakte dan tijdens zo’n discussie het boek op en las de eerste zin voor om zijn punt te onderstrepen. Met die intonatie van hem kan hij zo’n zin dan ook maken of breken.’
Katrijn: ‘Sommige schrijvers werden door twee van ons zwaar gedragen, terwijl de twee anderen diegene er echt niet in wilden hebben. Dan worden het wel grote discussies. Een van de schrijvers die het boek wél heeft gehaald, is door Herman Brusselmans nog de slechtste schrijver van 2013 genoemd.’
Hoe kom je daar dan uit met z’n vieren?
Daniël: ‘We hadden uitdrukkelijk afgesproken om niet naar een consensus te gaan zoeken. Wij wogen die twee stemmen vóór zwaarder dan de twee die het er niet direct mee eens waren, omdat we het belangrijker vonden dat er twee mensen echt achter die schrijver stonden. Bij te veel jury’s zie je dat de winnaar uiteindelijk een compromis is, schrijvers die het net-niet zijn, maar in ieder geval niemand tegen de borst stoten.’
Katrijn: ‘Maar er zijn ook mensen afgevallen die ik heel goed vind. Alleen al door die leeftijdsgrens, 1980, vallen er zoveel mensen af. Neem Roderik Six – we vinden hem alle vier erg goed, maar hij is geboren in 1979, dus dan houdt het op.‘
Daniël: ‘We hadden ook een prachtig lijstje kunnen samenstellen met mensen uit 1979: Franca Treur, Arjen Lubach... Maar als ik naar die schrijvers kijk, denk ik toch dat ze al iets verder zijn. Ze voelen niet meer als beloftes, maar als meer gearriveerde schrijvers. Ik denk ook niet dat je ze er een plezier mee zou doen ze op te nemen in een bloemlezing van ‘jonge schrijvers’ – en bovendien hebben ze daar de afgelopen jaren al vaak genoeg in gestaan.’
Hebben jullie gelet op de hoeveelheid vrouwen, Vlamingen, allochtonen? In hoeverre speelt representatiepolitiek een rol?
Daniël: ‘Natuurlijk zijn we ons ervan bewust geweest. Het is een discussie die speelt. Bij elk tijdschrift of festival horen we weer dat er te weinig vrouwen zijn, of te veel Amsterdammers. Maar we hebben vooraf afgesproken dat we geen rekening zouden houden met dat soort dingen. We hebben gewoon de tien beste gekozen.’
Katrijn: ‘Het zou natuurlijk heel mooi zijn, een boek met 50% vrouwen en 50% mannen, maar uiteindelijk gaat het toch om de kwaliteit. En dan merk je dat er meer Nederlanders in staan dan Vlamingen, meer mannen dan vrouwen – dat vind ik zelf ook jammer. Maar de heftigste discussies gingen over smaak; Herman houdt van in your face-literatuur, gedurfd schrijven, een auteur die ook op tv de waarheid komt vertellen. Toine, Daniël en ik letten meer op stijl, verbeelding, een bepaalde vorm van oorspronkelijkheid. Daar komen interessante discussies uit voort. Daarom hebben we ook achterin het boek vier korte essays opgenomen over onze criteria en overwegingen.’
En nu, over tien jaar weer een boek?
Daniël: ‘Ja. Het is ambitieus, buitenproportioneel ambitieus, maar wat er sinds het 0-nummer is gebeurd hadden we allemaal ook nooit kunnen voorspellen. Dus dit keer zeggen we het gewoon, en dan zien we wel of het uitkomt. Ik kijk er in ieder geval nu al naar uit.’