Tijdens een Haarlemse stripdag, begin juni 2014, zag ik tekenaar Peter Pontiac voor het laatst. Op de Grote Markt zat hij in een lichtblauwe leren jasje achter een marktkraam. Niemand droeg die mooie dag leer. Ik kocht zijn kloeke verzamelbundel Rhythm uit 2011 en vroeg of hij hem wilde signeren. Geen probleem. Hij legde zijn sigaret weg, sloeg zijn (mijn?) boek open en begon. Ik wachtte en wachtte, draalde wat voor de kraam en speelde met mijn mobieltje. Pas na een klein kwartier was hij klaar en had hij zijn verzameld werk aangevuld met een prachtige persoonlijke prent op miniatuurformaat. Snel was hij niet meer, maar aan vakmanschap was helemaal niets ingeboet. Ruim een half jaar later overleed Pontiac (1951-2015) aan de infectieziekte hepatitis-c, een verlate souvenir uit zijn al lang afgezworen wildste jaren. Aan het perfectionisme van Pontiac op die zomerse dag, toen al doodziek, moest ik denken bij het doornemen van zijn postuum verschenen meesterwerk STYX of: de zesplankenkoorts. En het maakt de totstandkoming van dit door Fake Booij prachtig vormgegeven (linnen rug!) meesterwerk nog bijzonderder. Want waar kwam de kracht vandaan om deze arbeidsintensieve tour de force te volbrengen?
Met STYX of: de zesplankenkoorts levert tekenaar Peter Pontiac postuum een meesterwerk af.
STYX moest een boek over de dood worden. Het grootste en misschien wel moeilijkste onderwerp dat je kunt verzinnen. Dat het uiteindelijk over Pontiacs eigen dood zou gaan, was natuurlijk nooit de bedoeling en ook niet te voorzien. Zacht uitgedrukt, een nogal complicerende factor die het lezen ervan tot een nog intenser ervaring maakt. En al weet je hoe het afloopt, het verhaal is er niet minder spannend om. Ondanks de constante dreiging van Magere Hein valt er genoeg te lachen in STYX, dat gestructureerd is naar de kruiswegstaties uit de katholieke kerk. Gevoel voor morbide humor blijkt immuun voor infectieziektes. Als Pontiac op pagina 23 van Dr. Oef hoort dat hij hepatitis-c heeft reageert hij met een verbaasd ‘O?’ Daarop antwoordt de dokter ‘Nee, c!’ Een andere arts heet Ooglever en het hospitaal wordt het Zieke Huis. Het is soms even zoeken, maar STYX zit vol kleine grapjes in taal en teken. Hoe dichter bij de dood, de ultieme deadline, des te harder er gewerkt moest worden. Dus lezen we, vrij komisch, dat oud-staatssecretaris Halbe Zijlstra, het koninklijk paar en zelfs DWDD-ster Matthijs van Nieuwkerk tevergeefs zijn aandacht vroegen. Er moest getekend worden, alsof het leven ervan afhing.
Naast het stripverhaal bevat STYX een intermezzo van Pontiacs broer, stripkenner Joost Pollmann, en een selectie uit de correspondentie die hij tijdens zijn laatste jaren met vrienden en familie voerde. Door de chronologische rangschikking daarvan lezen die mails als een intiem dagboek, al vallen daar in de loop van de tijd wel steeds grotere gaten in. Alsof eerder genoemde Hein alvast begonnen was met snoeien. In tegenstelling tot het stripdeel, waarbij altijd wat te glimlachen valt, stemt de fraai en indringend beschreven werkelijkheid vooral droevig. Met lichte gêne zoek ik op wat hij in juni 2014 schreef. ‘Ik heb het intensieve weekend in Haarlem zonder noemenswaardige incidenten doorstaan.’
Op 7 oktober sprak Joost Pollmann in Nooit meer slapen over STYX.