Op mijn eerste etage in Amsterdam zat onder de trap een rommelhok waarin een vorige bewoner, naast grote hoeveelheden ijzerwaren, knopen, elastiekjes en een partij wandelstokken, ook een stapeltje boeken van Joodse auteurs had achtergelaten, waaronder dikke romans uit de cyclus ‘De Jordaan’ van Israël Querido. Het bleek gezwollen en gedateerd proza, dat dan ook ongelezen bleef. Israël Querido, overleden in 1932, was weliswaar productief en bij leven zeer populair onder vooral socialistisch leespubliek, maar is inmiddels een geheel vergeten schrijver. Zijn een jaar oudere broer Emanuel daarentegen bleef tot op de huidige dag bekend, als naamgever van Em. Querido’s Uitgeverij in Amsterdam. Vrijwel onbekend is dat ook hij literaire ambities had en gedurende twintig jaar in stilte schreef aan de tiendelige romancyclus Het geslacht der Setaljano’s, verschenen tussen 1918 en 1928. Intussen is ook die reeks vrijwel onleesbaar en alleen uit cultuurhistorisch oogpunt nog interessant: er worden Amsterdamse toestanden in beschreven ten tijde van de emancipatie van het Joodse proletariaat, dat de sjoel verruilde voor het socialisme en zich opwerkte in alle maatschappelijke geledingen. De Setaljano’s, zo bleek pas later, was ook een sleutelroman, Emanuels visie op familie en tijdgenoten die hij kennelijk alleen in romanvorm kwijt kon. Vooral zijn broer moest het ontgelden.
Zijn grootste verdienste: Querido Verlag, voor vervolgde exil-schrijvers die in nazi-Duitsland niet meer konden publiceren. Leven en werken van Emanuel Querido verdienden een biografie.
Maan en Is
We ontlenen deze feiten aan de onlangs verschenen, door Willem van Toorn geschreven biografie van Emanuel, waarin diens ontwikkeling als uitgever uiteraard de hoofdmoot vormt, naast de tot haat uitgegroeide relatie met zijn broer. Tot afgrijzen van Emanuel, die ingetogen en behoedzaam zijn uitgeverij uiteindelijk tot bloei bracht, vierde Israël zijn populariteit volop. Hij was uitbundig, onbescheiden, gul en een geducht biljarter in Krasnapolsky en De Ysbreeker, maar stak ook vaak in de schulden, die door zijn supporters, onder wie Troelstra, Wibaut en Toorop werden vereffend. Al waagt Van Toorn zich niet aan gepsychologiseer, het kan niet anders of een gepijnigde Emanuel benijdde zijn broer en was vastbesloten op zijn beurt succesvol te worden, maar dan met het uitgeven van boeken. Het is vaker voorgekomen: de uitgever als gemankeerd schrijver.
Opmerkelijk, hoe de broers ‘Maan’ en ‘Is’, die zo veel gemeen hebben, zo van elkaar verwijderd kunnen raken. Beiden heel klein van gestalte (amper 1,50m), even oud, opgegroeid in een Amsterdams Joods arbeidersmilieu waar ook ruimte was voor boeken, cultuur en zelfs vioolles. Maar doorleren zat er niet in, beiden werden leerling in het diamantvak, en als autodidact werd in diverse betrekkingen de sociale ladder beklommen. Met steun van bankier en filantroop A.C. Wertheim bekwaamde Emanuel zich in het boekenvak, waarna hij op z’n 45ste alsnog een eigen uitgeverij begon, progressief, socialistisch geörienteerd en blijvend gekenmerkt door een goede presentatie en dito typografische verzorging – het uitgeversvignet werd ontworpen door Berlage.
Van groot, maar later nauwelijks onderkend belang voor de uitgeverij was naaste medewerker Alice van Nahuys; zonder haar had Querido het vermoedelijk niet gered. Ze kwam als Belgische oorlogsvluchteling bij Querido in huis en werd later zijn geliefde, tot verdriet van echtgenote Jaan. Sprak Querido geen woord over de grens, Van Nahuys beheerste vier vreemde talen, wat voor een uitgeverij met veel vertaalde literatuur een groot voordeel was. Daarnaast dreef Querido op linkse non-fictie en grote vertellers als A.M. de Jong (Merijntje Gijzen-cyclus) en A. den Doolaard.
klinkende namen
Vanaf 1933 maakte Querido, dan een florerende uitgeverij, de meest dramatische periode uit haar bestaan door. Na Hitlers Machtübernahme vroeg Querido aan Fritz Landshoff om een uitgeverij op te zetten voor Duitstalige schrijvers die in nazi-Duitsland werden vervolgd en daar niet meer konden publiceren. Landshoff, Joods en tot op dat moment werkzaam bij uitgeverij Kiepenheuer, liet in Berlijn alles achter, nam de nachttrein naar Amsterdam en tekende de volgende ochtend al voor 7500 gulden, de helft van het startkapitaal van Querido Verlag. Veel later bekende hij Querido dat hij op dat moment geen cent bezat en had moeten lenen, waarop Querido eerlijk antwoordde dat hij met die wetenschap niet met Landshoff in zee zou zijn gegaan.
Zo verliep de start van Querido Verlag, waar dankzij Landshoff klinkende namen zouden verschijnen, onder wie Alfred Döblin, Joseph Roth, Arnold Zweig, Heinrich en Klaus Mann, Ernst Toller, Lion Feuchtwanger en Anna Seghers. In totaal 110 titels van vervolgde, veelal linkse en goeddeels Joodse Duitstalige schrijvers, die ook nu nog gelezen of weer herontdekt worden. Querido overwon daarmee zijn afkeer van alles wat Duits was, waarbij zijn antifascisme prevaleerde boven zakelijke overwegingen. Zoals ook bleek uit de uitgave van tijdschrift Die Sammlung, opgezet door Klaus Mann, die er bij zijn benauwde vader Thomas op aandrong om eindelijk kleur te bekennen. Overigens kreeg uitgeverij Allert de Lange met Hermann Kesten en Gustav Landauer ook een Duitstalige poot, min of meer als concurrent van Querido Verlag. Het hoeft geen betoog dat Querido er als ‘Joodse’ uitgeverij bij de nazi’s gekleurd op stond.
de val
Toen hij in april 1940 in Londen was voor besprekingen, stelde Landshoff aan Querido voor om voor alle medewerkers van Querido Verlag visa aan te vragen. ‘Landshoff, dat vind ik nu werkelijk niet sympathiek van je,’ luidde diens antwoord. Daarna klapte de val dicht. Nog voor de Duitse inval werd het Querido Verlag-archief door Alice van Nahuys vernietigd. Begin 1943 moesten de Querido’s onderduiken. Ze werden door Nederlanders verraden en op 20 juli 1943 in Sobibor vermoord.