Elfie Tromp (1985) is romancier, columnist en theatermaker. In november kwam haar tweede boek uit: Underdog.

‘Het voelt nog niet als een doorbraak hoor, maar ik voel wel dat er meer respons is en dat is heel prettig. Je schrijft uiteindelijk om gelezen te worden, ik wel in ieder geval. Hoewel ik zelf heel erg houd van knorrige columnisten als Marcel van Roosmalen en Sylvia Witteman, ben ik zelf niet zo. Ik ben genuanceerder en positiever. Optimistischer. Misschien heb ik ook wel een tijdje wat ik graag wilde zijn verward met wat ik graag las.’
‘Ik probeer om overal iets moois in te vinden of iets inspirerends, ook in de lelijkheid en de narigheid. Grote inspiratie voor mij is Jan Wolkers, die het aardse en het banale met zoveel verhevenheid kan beschrijven, dat je bijvoorbeeld ineens ziet hoe mooi een goed gedraaide drol is.’
‘Het gaat voor mij om aandachtig leven: dat wat je eet, waar je woont, hoe je loopt, hoe je met mensen omgaat, dat dat allemaal een vorm is van beleving. Ik denk dat heel veel mensen onbewust leven en dat het ze maar overkomt. Ik bedoel niet dat je het kan plannen, want dat is natuurlijk onzin, maar wat je overkomt, dat kun je wel bewust ervaren, in plaats van wegmoffelen als het je niet aanstaat.’
De hondenfokkerij van haar moeder inspireerde Tromp tot haar nieuwste boek: Underdog, waarin we een jonge autistische man, zijn modieuze, zelfingenomen zus en een ‘tophond’ volgen op een reis door de wildernis van Australië. ‘Ik ben zelf begonnen met de vraag “waarom in godsnaam honden fokken?” want ik begreep het zelf ook niet. Waarom zou je het doen? Waarom is een rashond meer waard dan een wilde hond? Daar heb ik wel meer begrip voor gekregen. Van een mooie, gezonde, gelukkige hond kan ik nu emotioneel worden. Dat is een gedicht op vier pootjes.’
‘De wereld van de hondenfokkerij vind ik daarnaast heel erg mooi omdat het ook gaat over het maakbaarheidsideaal, waar onze generatie nu mee worstelt. We krijgen voorgespiegeld dat we alles wat we niet leuk vinden aan onszelf kunnen veranderen, maar wat ons niet wordt geleerd is hoe je gracieus omgaat met mislukking of beperking. We hebben zoveel informatie, maar geen leidraad meer. Ik hoop dat ik een leidraadje mag zijn. Dat is dan toch een klein, nobel streven.’