Pieter Waterdrinker woont in Sint-Petersburg en Moskou. In z’n autobiografische roman 'Tsjaikovskistraat 40' spiegelt hij de omwenteling van nu aan de Russische revolutie van 1917. De VPRO Gids maakte met Waterdrinker een wandeling door Sint-Petersburg.

Het begon met het woord van God zelf, in het Russisch welteverstaan. De jaren tachtig liepen op hun eind toen Pieter Waterdrinker op verzoek van een ondernemende Hollandse christen voor het eerst naar de stad reisde waar hij later zou neerstrijken. Sint-Petersburg heette nog Leningrad en hij reisde ernaartoe om gesmokkelde bijbels uit te venten. De Sovjet-Unie liep op haar laatste benen, de stad was verwaarloosd, ’s nachts was het een naargeestig doolhof van duistere straten en spelonken, overdag stonden langs grauwe gevels de mensen in lange rijen voor de winkels.

Naar deze wereld van gebrek en angstig geduld verscheepten Nederlandse gelovigen duizenden bijbels, verstopt onder scheepsladingen. Waterdrinker kreeg wat geld toegestopt om zich in de haven van Leningrad over de bijbels te ontfermen en ze vervolgens te verspreiden onder de hongerige Russen. Dat de honger eerder voer voor de maag betrof dan voer voor de geest, hoeft achteraf niemand te verbazen. Maar destijds, in de periode van Gorbatsjovs perestrojka, grepen ondernemende types van allerlei slag hun kans om in het veranderende Rusland nieuw heil te brengen of geld te verdienen.

De Russen vreesden wat komen zou, maar verloren elkaar niet uit het oog

Voordat Waterdrinker goed doorhad wat er gebeurde, verdwenen de bijbels naar de zwarte markt en in plaats van de blijde boodschap te verspreiden, leerde hij de bitterzoete werkelijkheid kennen van een wereldrijk dat verbrokkelde. Het was zijn eerste kennismaking met de Russen en het beviel hem enorm. Hij leerde hen kennen als een emotioneel volk, mediterranen in de sneeuw.

banditisme

‘Die wereld die ik toen zag, kun je alleen maar vergelijken met de Weimarrepubliek: een wereldrijk dat op z’n grondvesten schudde,’ zegt hij, voortstappend door de Tsjaikovskistraat in Sint-Petersburg. De winterkou is vroeg ingetreden en hij houdt z’n nieuwe boek als een warme stoof tegen zich aan geklemd. ‘En dat schouwspel, waarvan ik in m’n boek het decor heb opgeroepen, was zo bijzonder en zo krankzinnig. Die wereld vol armoede en gebrek, met de rijen voor de winkels en opkomend banditisme; er werd wereldgeschiedenis geschreven.’

Het was na de revolutie van 1917 de tweede keer binnen een eeuw dat dat reusachtige land omwentelde. De Russen vreesden wat komen zou, maar verloren elkaar niet uit het oog. En dat is precies waar het boek van Waterdrinker over gaat; hoe in Sint-Petersburg te zien en te voelen was dat de ene orde door de andere werd verdrongen en de mensen hun weg zochten van de ene naar andere dag. De val van het rijk van de tsaar en zeventig jaar later de val van de Sovjet-Unie, het zijn gebeurtenissen die met elkaar rijmen. Niet omdat de geschiedenis zich herhaalt, maar omdat de Russen toen en nu hetzelfde zijn en het decor nog overeind staat: Leningrad, Sint-Petersburg, stad van de helden, stad van de tsaar.

Tekst loopt verder onder de afbeelding.

Poetin bracht in deze buurt op een duistere binnenplaats zijn jeugdjaren door

stadspaleis

We naderen de Tsjaikovskistraat, waar Waterdrinker woont. Hij vertelt dat Lenin in deze straat verbleef, dat Raspoetin het hoekhuis bezocht, dat Ivan Gontsjarov, de schrijver van Oblomov, om de hoek woonde. Zelfs Poetin bracht in deze buurt op een duistere binnenplaats zijn jeugdjaren door.

En Pieter woont er nu zelf, op nummer 40. Hij wijst naar de de gevels. ‘Stadspaleizen waren het,’ zegt hij, waar adellijke of gewoon rijke families hele verdiepingen in hun bezit hadden. Kom maar eens kijken.’

Hij duwt de deur van nummer 40 open en we belanden in een groot, galmend trappenhuis. Er is een verbouwing gaande, ergens in het pand. ‘Nu is het een kale toestand, maar voor de revolutie was hier een rode loper,’ galmt hij onder het hoge plafond. ‘Er stonden palmen, mooie lampen, elke verdieping was helemaal van één familie. Hier, moet je kijken…’ Hij loopt tien meter naar voren tot hij naast de trap staat. Daar wijst hij naar boven, waar door de trapschacht ver boven hem het plafond van de bovenste verdieping schemert. ‘De schrijver Vsevolod Garsjin heeft zich in 1888 in zo’n trappenhuis naar beneden gestort. Een dood in een trappenhuis in Sint-Petersburg. Dat hoort ook bij deze stad.’

Hij klimt naar de eerste verdieping en blijft voor een deur staan, zo groot als een kleine poort.

‘Voor de revolutie woonde hier een rijke familie, maar tijdens de Sovjettijd woonden hier twaalf gezinnen.’ Hij rammelt aan de deur, die wordt opengedaan door een bouwvakker die hem, op z’n vraag of we even binnen mogen kijken, schouderophalend binnenlaat. Er staan steigertjes, er zijn binnenmuren opgetrokken, er hangt een lichte nevel van fijn gruis. ‘Kijk, nu is het gekocht door iemand met geld,’ zegt Waterdrinker. ‘Die twaalf gezinnen moesten hun armoedige kamertjes uit en ophoepelen.’ Hij kijkt rond. ‘Het is de tijd, je houdt het niet tegen, maar ik word er wel weemoedig van,’ stelt hij vast. ‘Die mensen die hier woonden, dat waren vijftien jaar lang mijn buren.’

reisbureau

Het is een opmerking waar gelatenheid en melancholie in doorklinkt, een combinatie die erg Russisch aandoet. Waterdrinker houdt ook van de mensen om hem heen, van de stad die zoveel te verduren heeft gehad. De jaren na z’n eerste kennismaking, de tijd dat het Sovjetrijk viel, zwierf hij niet alleen door deze stad, maar ook door Moskou en als het zo te pas kwam door provincieplaatsen en deelrepublieken. De geleide economie verkruimelde en het vacuüm dat ontstond had alle kenmerken van een wildwestsamenleving waarin slimme jongens onbekommerd bakken met geld binnensleepten.

'Ik wilde schrijver worden, maar ik had nog nooit een woord geschreven'

Pieter Waterdrinker

Waterdrinker richtte samen met een zakenpartner een exclusief reisbureau op, vooral voor westerse mensen met geld die de taal niet spraken maar wel nieuwsgierig waren. Het liep als een trein, maar door zijn veel te trouwhartig optreden werd hij door z’n zakenpartner belazerd en hield hij er geen cent aan over.

‘Ik was toen in m’n vitaalste jaren. Het was eind jaren tachtig, ik wilde schrijver worden, maar ik had nog nooit een woord geschreven. Toen ik als jongen in Zandvoort, waar ik nooit was vertrokken, Russische romans las, dacht ik – naïef als ik was – dat wanneer ik naar Rusland zou gaan, ik net zo zou kunnen leven als in die romans. Ik was eind jaren tachtig natuurlijk ouder, maar ik keek nog steeds met diezelfde gretigheid naar de uiteenvallende Sovjetwereld. Je weet toch wat Gorki tegen Babel zei, toen deze hem in Sint-Petersburg vroeg wat hij nou het best kon doen? “Ga leven.”’

Tekst loopt verder onder de afbeelding.

Pieter Waterdrinker

bloed

Waterdrinker ontmoette de Russin Julia, die zijn vrouw zou worden, kwam met haar terug in Nederland, woonde een tijd in Zandvoort waar hij was opgegroeid, maar verhuisde uiteindelijk toch weer terug naar dat land waar hij, naar eigen zeggen, de ruimte heeft om adem te halen. Hij schreef er elf boeken en bereisde het enorme land als correspondent.

‘Als we nu het vliegtuig zouden nemen en elf uur zouden vliegen,’ zegt hij, ‘of drie dagen in de trein zouden reizen, dan zijn we nog steeds in Rusland.’

Hij trekt de deur van Tsjaikovkistraat 40 weer achter zich dicht en beent de stad in. Hij toont me een binnenplaats waar duistere appartementen op uitkijken; de sombere wereld waar Poetin in opgroeide. Het was een jeugd onder de slagschaduw van het verhaal van de oudere broer die omkwam tijdens het beleg van Leningrad.

We passeren een broodfabriek waar de geur van vers brood omheen hangt, bron van troost in een stad waar de herinnering van honger waarover de mensen tot op de dag van vandaag niet zonder de tranen kunnen praten. Hij gaat me voor het familiehuis van Nabokov in, en toont me het raam waardoor de jonge Vladimir de revolutie aan zich voorbij zag trekken. ‘Weet je wat Nabokov zei?’ zegt Waterdrinker. ‘The basic belief in art, is the basic belief in the goodness of mankind.’

'Iedere vierkante meter hier is doordrenkt met bloed'

Pieter Waterdrinker

‘Je kan in Rusland vast terecht voor grote goedheid, maar ook voor onpeilbare slechtheid,’ werp ik tegen. ‘Lees je eigen boek maar.’

We lopen naar een bankje, omzoomd door groen, en gaan zitten. ‘Iedere vierkante meter hier is doordrenkt met bloed,’ zegt Waterdrinker, ‘en tegelijkertijd voel ik hier een enorme menselijkheid.’

menselijkheid

Ik moet denken aan hoe hij in zijn boek z’n vader beschrijft, een uitbater van een hotel in Zandvoort, altijd maar aan het fornuis gekluisterd, nooit geld of gelegenheid om te reizen, nooit de waardering die hij verdiende. En de schrijver zelf, kind nog, altijd maar thuis, nooit eens weg.

‘Ik zag bij m’n vader ook die enorme menselijkheid,’ zegt hij. ‘Het was onterecht dat hij zo hard moest werken en nooit geluk heeft gehad in z’n leven.’

De herinnering grijpt hem aan. ‘Als kind, in dat hotel, zag ik hoe goede mensen door drank konden veranderen in slechte mensen,’ zegt hij. ‘Dat mensen zich anders voordeden dan ze waren.’ Hij kijkt op, wijst om zich heen. ‘Ondanks alles wat er hier is gebeurd, door de tsaren, door de communisten, door de oligarchen van nu, vind ik hier een toewijding aan de mens die je in Nederland niet zo snel aantreft.’

Een koude windvlaag voert de geur van vers brood mee, een rare combinatie van verkilling en geruststelling. Hij duikt wat dieper in z’n jas en kijkt mensen na.

‘En dan die enorme zuidelijke emotionaliteit,’ besluit hij. ‘Niet dat ingehoudene van Nederland, maar een manisch depressief land, met uitgelaten en diep sombere stemmingen. Dat past bij me.’

Pieter Waterdrinker: Tsjaikovskistraat 40
(uitgeverij Libris)