Utrecht speelt een grote rol in de nieuwe, autobiografische roman van Charlotte Mutsaers, 'Harnas van hansaplast'. Samen met de VPRO Gids maakt de schrijfster een wandeling door haar geboortestad.

‘Kijk, daar zaten we altijd, op die doodstille zomeravonden. Mijn vader en moeder op het balkon, wij met z’n drieën in de deuropening. Vlak voor ons huis stonden linden. Je kunt je voorstellen hoe dat geurde in lente. Het enige wat je hoorde, was hoefgetrappel van studentencalèches of van Van Gend en Loos.’

We staan met Charlotte Mutsaers op de Nieuwegracht, voor de deur van haar voormalig ouderlijk huis in de binnenstad van Utrecht. Een plek die zo belangrijk was dat ze haar nieuwe boek, Harnas van hansaplast, niet alleen opdroeg aan haar ouders, broer en zus, maar ook aan ‘het huis waarin wij met elkaar hebben geleefd’.

Dat huis leren we kennen tot in de duisterste hoekjes, want Charlotte en haar zus moeten het opruimen na de dood van hun broer, Barend, die er altijd is blijven wonen. Op 29 december 2001 werd hij in bed gevonden, 51 jaar oud, omringd door grote stapels porno. Daarover straks meer.

Nu lopen we over de grachten waar de kleine Charlotte begin jaren vijftig op haar autoped rondstepte. ‘Ik zie nooit meer kinderen op de autoped, terwijl het zo ontzaglijk leuk is. Eerst had ik een stepje, maar uiteindelijk kreeg ik er een met luchtbanden: veronesegroen, gemoffeld, het ideale vervoermiddel. Op mijn vijftigste heb ik er een gekocht, die staat in Frankrijk.’

Charlotte Mutsaers

Utrecht is Mutsaers dierbaar, zo blijkt tijdens een wandeling door de straten waar ze als kind zo onbekommerd doorheen stepte.

zilveren lepel

Wie Charlotte Mutsaers een beetje volgt, weet dat ze haar tijd verdeelt tussen Amsterdam, Oostende en Frankrijk. Maar ook Utrecht is haar dierbaar, zo blijkt tijdens een wandeling door de straten waar ze als kind zo onbekommerd doorheen stepte. Ze is er lang niet geweest. Na de dood van haar broer had ze er weinig meer te zoeken. Daarvoor trouwens ook niet, want de laatste jaren van zijn leven verliep het contact uitsluitend per telefoon. Barend had zich verschanst in het ouderlijk huis en liet niemand meer toe. Met zijn tragische einde begint Harnas van hansaplast, een prachtig autobiografisch boek waarin Mutsaers niet alleen haar ondoorgrondelijke broer probeert te begrijpen, maar ook terugblikt op haar jeugd in de Utrechtse binnenstad.

‘Doet die stad ertoe?’, schrijft ze in het eerste hoofdstuk. ‘Zonder meer. Ik ben geen bloed-en-bodemfanaat, maar dat de plaats waar je opgroeit levenslang in al je vezels doorwerkt, laat zich niet loochenen.’ Utrecht was, in haar woorden, ‘een stad die deemsterde, fluisterde en zweefde’. In die stad werden de drie kinderen Mutsaers geboren, ‘met een knots van een zilveren lepel in de mond’. In een huis waar levensgrote portretten in olieverf hingen van haar vader en moeder, waar een dienstmeisje en een werkster rondliepen en waar de naaister aan huis kwam.

Dat klinkt chic en dat was het ook, maar als we langs een Turkse kleermaker lopen die in de etalage op een van de grachten zijn meetlint uitrolt, vertelt ze hoe werkelijk alles werd hersteld. ‘Ook gaatjes in droogdoeken voor de afwas. Zo’n prachtig patrijspoortje maakten ze daarin. Als je een ladder in je kous had, liet je die in de kousenwinkel ophalen. Nu smijt je iets gelijk weg als er een gaatje in zit.’

Vanuit haar zolderkamertje keek Mutsaers uit op de tuinen van de buren.

missiezusters

Het was een unieke plek om op te groeien, en een unieke tijd. Om te beginnen waren er geen auto’s. De olieman, de groenteman en de aardappelboer kwamen aan de deur. Het klinkt als een eeuw geleden, maar Mutsaers heeft een voortreffelijk geheugen en kan die beelden moeiteloos oproepen. ‘Voor anderen is het ouderwets, voor mij is het de realiteit zoals de tegenwoordige tijd ook realiteit is.’

Het huis heeft een negentiende-eeuwse gevel, maar van binnen was het veel ouder. Het pand stamt uit de vijftiende of zestiende eeuw en was ‘ontiegelijk groot, ontiegelijk oud, en ontiegelijk geheimzinnig’, met kronkelende, duistere gangen, een enorme zolder en een kelder die uitkwam op zo’n typische Utrechtse werf. Vanuit haar zolderkamertje keek Charlotte uit op de tuinen van de buren. ‘Dat waren allemaal kloosters. Naast ons woonden de medische missiezusters. In die kloostertuinen zagen we de paters brevieren. Wat een heerlijke rust.’

Realiseerde ze zich destijds al hoe bijzonder die plek was? ‘Ik kende niet zoveel andere plekken, maar als we eens naar familie gingen, vond ik wel dat wij het beste zaten hoor. En ook al kende ik niks anders, ik heb er elke dag van genoten. Elke dag.’

Haar ouders huurden het huis voor een vriendenprijsje van de onderburen, die Oompje en Muisje werden genoemd en van stokoude adel waren. Nadat vader Mutsaers in 1980 overleed, kon Barend er gewoon blijven wonen. ‘Tegenwoordig heet dat scheefwonen,’ merkt ze op terwijl we langs haar vroegere tandarts lopen. ‘Daar kwamen de prinsesjes ook. Ik heb Margriet een keer naar binnen zien gaan.’

Rundertong in madeirasaus, varkensmilt gevuld met salie, een kalfskop met de tanden er nog in. Er werd goed gegeten in huize Mutsaers, maar de winkels waar al die boodschappen werden gedaan zijn verdwenen.

poezenvis

Op de Vismarkt staan we stil. ‘Kijk, daar stonden de tafels waarop de vis werd schoongemaakt. Ze hebben er nog één laten staan. Eric de Kuyper heeft in De hoed van tante Jeannot zo mooi over de winkels uit zijn jeugd in Brussel geschreven. Mutatis mutandis heb ik precies hetzelfde met Utrecht. Als kind besef je niet dat het zestig jaar later allemaal anders is. De Voest, waar alle dingen aan vissigheid voor het kerstdiner werden gekocht, de visboer waar we altijd de poezenvis kochten, de handel waar ik zelf duivenvoer mocht afwegen. Mijn moeder ging naar de drogist, maar mijn vader deed de lekkere boodschappen. Hij zei altijd: “Je moet nooit een vrouw trouwen die al koken kan, dat moet een man haar leren. Alle grote koks zijn tenslotte mannen.”’

Telkens weer doemt de Dom op. ‘Ik vind het de mooiste toren die ik in Nederland ken, hij heeft altijd een andere kleur. Nu is hij bruin, maar soms is hij bijna roze. Al die mooie liedjes die het carillon speelde op het heel en het half. ‘Jezus heeft een hofken waar schoon bloemkes staan’, ken je dat niet? Och, dat zijn zulke mooie melodietjes. Dat soort wijsjes leerden we nog op school. Dat zal nu wel nationalisme heten.’

We lopen de Choorstraat in. In Harnas van hansaplast vertelt Mutsaers hoe de nertsjas van haar moeder hier in de koeling werd gehangen bij de pelterij van Chiotakis. ‘Zo’n vreselijk woord. Ik denk altijd aan uit je vel pellen. Je zegt ook: ik pel je even uit je jas.’

'Je moet je nooit generen voor hoe je bent opgegroeid. Dat is gewoon een feit.'

Charlotte Mutsaers

milieurancune

Een paar straten verderop passeren we het pand waar ooit Galeries Modernes gevestigd was. ‘Daar ging ik graag naar binnen. Mijn autoped zette ik gewoon voor de deur. Niemand die hem stal, dat is toch geweldig om meegemaakt te hebben. Ik ben geen nostalgisch type, maar ik ben wel realistisch. De beste verworvenheid van deze tijd is internet, als ik toch eerder een iPad had gehad! Maar verder ben ik echt heel erg blij dat ik in de jaren vijftig ben opgegroeid. Ik vond dat zo’n magnifieke tijd. Dan zullen mensen zeggen: ja, voor jouw klasse. Maar je spreekt vanuit je klasse. Anders zou je nooit meer verhalen kunnen vertellen zonder doorlopend excuus te maken. Toen ik in Amsterdam ging studeren, bemerkte ik een soort vijandigheid tegen bepaalde andersoortige milieus. Heel vervelend. Praat me er niet van. Die Maagdenhuisbezetting, dat vond ik vreselijk. Ik was geloof ik de enige die ontzettend blij was met burgemeester Van Hall.’

Voor milieurancune, zoals ze dat fraai noemt, heeft ze een radar ontwikkeld. Mensen die jou je afkomst kwalijk nemen. Terwijl ze juist een heel raar mengsel is van links en rechts.

‘Mijn vader en moeder waren dat ook. Zij vonden dat de gevaarlijkste en zwaarste beroepen goed betaald moesten worden. Ik heb net als zij een heel groot rechtvaardigheidsgevoel. Je moet je nooit generen voor hoe je bent opgegroeid. Dat is gewoon een feit.’ En dan, met haar neus tegen de ruit van een lingeriezaak: ‘O, dat is een lekker hemdje! Wel duur zeg, 59 euro.’

sekswinkel

Kleren, schoenen en eettentjes domineren het straatbeeld. Leuke zaakjes, daar niet van, maar de winkels uit haar jeugd zijn allemaal verdwenen. Op een na. Plotseling staat ze stil. We staan voor de sekswinkel die in Harnas van hansaplast een belangrijke rol speelt. Daar ging Charlotte met haar zus naartoe om de indrukwekkende pornoverzameling van Barend te slijten. 

‘Voor zulke dingen heb ik helemaal geen angst. Er zullen misschien mensen zijn die morele bezwaren hebben. Maar het was om te beginnen niet te doen. Je hebt geen idee. Het waren glossy’s op heel zwaar papier. Geen goedkope blaadjes. First class, zoals die man van de winkel zei. Ik heb in huis nog een lijstje gevonden met wat hij eraan uitgaf.’ Ze kregen er vijfduizend gulden voor, wat achteraf bezien waarschijnlijk veel te weinig was.

De tijd lijkt op dit zaakje geen vat te hebben gehad. Op de pui staat dat hier cabines, artikelen, bladen en condooms beschikbaar zijn. Aandachtig bekijken we het aanbod in de etalage. Naast een stoffige Candy liggen plastic werktuigen van ontzagwekkende omvang uitgestald. ‘Dat gaan we toch niet inbrengen, hè? Hé, cannabisglijmiddel. Dat heb ik nog nooit gezien.’

Opgelucht lopen we richting station, blij dat er tenminste één relikwie uit haar jeugd fier overeind is gebleven.

Charlotte Mutsaers: Harnas van hansaplast
(DasMag)

Op 2 november wordt Charlotte Mutsaers 75. DasMag organiseert op 10 november een groot verjaarsfeest voor haar in De Rode Hoed, maar eerst is ze te gast bij VPRO Boeken, waar Jeroen van Kan een hele uitzending met haar zal praten over Harnas van hansaplast.