Marianne Thamm is zondag 22 april te gast in Buitenhof, om 12.10 uur op NPO 1
Marianne Thamm groeide als wit meisje in Pretoria op tijdens de apartheid. In haar boek De ondraaglijke blankheid van het bestaan vraagt zij zich af hoe mensen zoals zij hun morele kompas ontwikkelen.
Op vrijdag 2 januari 1990 zat Marianne Thamm in een bioscoopzaal in Kaapstad naar een flutfilm te kijken. Terwijl zij een bak popcorn naar binnen werkte, maakte president De Klerk een paar straten verderop bekend dat Nelson Mandela zou worden vrijgelaten.
Toen ze de bioscoop uitkwam, vierde het hele land al feest, alleen zij wist niet waarom.
Wat die vrijlating teweegbracht, weet natuurlijk iedereen die die gebeurtenis bewust heeft meegemaakt, maar Thamm neemt je, bijna dertig jaar na dato, even mee de straat op, om feest te vieren met een menigte uitzinnig toeterende, dansende en zingende Zuid-Afrikanen.
Skrywer en satirikus Marianne Thamm, in Zuid-Afrika een bekende publieke figuur, is iemand die lastig te plaatsen is: geen geboren Afrikaner, maar een immigrant, met een Duitse vader en een Portugese moeder die begin jaren zestig Londen voor Pretoria verruilden. Hun dochter werd behalve journalist ook de lesbische moeder van twee geadopteerde, zwarte dochters.
Daarmee belichaamt ze zo’n beetje alle tegenstellingen die in Zuid-Afrika te vinden zijn. Ze schrijft erover in De ondraaglijke blankheid van het bestaan, een boek dat we te danken hebben aan schrijver Tom Lanoye, die goed met haar bevriend is. In zijn voorwoord zegt hij dat hij haar jaren heeft gesmeekt haar levensverhaal op te schrijven. Dat deed ze pas nadat haar vader overleed. Wie haar boek leest, begrijpt waarom.
jongensmeisje
Georg Thamm groeide op in nazi-Duitsland en was een overtuigd nationaal-socialist. Als gevechtsvlieger bij de Luftwaffe werd hij bij de Slag om Arnhem krijgsgevangen genomen. Zijn bewondering voor Hitler zou hij nooit verliezen en pas op hoge leeftijd erkende hij dat de Führer toch wel een aantal fouten had gemaakt.
Deze ouderwetse patriarch, altijd gekleed in pak, stropdas en leren schoenen, had de pech een nogal onconventionele dochter voort te brengen. Marianne ontpopt zich als een verwilderd jongensmeisje dat zich van niemand iets aantrekt. Haar vader confronteert ze onophoudelijk met zijn verleden. Als ze hem vraagt hoe hij als jongen van veertien de Kristallnacht had ervaren zegt hij: ‘Ik was gewoon een jongen op een fiets.’
Ze zou er in de loop der jaren eindeloos op terugkomen, ‘obsessief, zoals je met een tong keer op keer langs een afgebroken tand gaat’.
Maar wie als wit meisje onder de apartheid opgroeide, heeft zelf ook het een en ander te verantwoorden. ‘Hoe ontwikkelen wij, die bevooroordeeld worden door een onrechtvaardig systeem, ons politieke of morele kompas?’, vraagt Thamm zich af. Als kind zat ze in de bus voor blanken, met comfortabele stoelen.
Haar zwarte landgenoten zaten in die andere bus, die veel voller was, op harde houten bankjes. In het zwembad, de bibliotheek en op school kwamen geen zwarte kinderen, maar ze vroeg zich als kind niet af waarom niet. ‘De armoede, de ellende – ze worden het decor van je leven. Je ziet het niet meer. Of je ziet het nog wel, maar het wordt normaal, het is gewoon zoals het is.’
strijdbijl
Ook Marianne was gewoon een meisje op een fiets. Maar een gewoon meisje is ze niet.
Zeker niet als blijkt dat ze op meisjes valt. Homoseksualiteit was in Zuid-Afrika een olifant die niet alleen de kamer, maar het hele huis in beslag nam. Waar Marianne niet bang is haar vader met zijn naziverleden te confronteren, gaat ze het gesprek over haar geaardheid uit de weg. Het is uiteindelijk zijn tweede vrouw, een Joodse weduwe, die hem erop attendeert dat zijn dochter weleens lesbisch kon zijn. Hij vraagt of dat klopt, zij antwoordt bevestigend, en dat is dat. Ze nadert de veertig en is eindelijk uit de kast.
Georg is niet wat je noemt een ideale vader. Hij zeurt en klaagt, houdt er rabiate meningen op na en is niet in staat enige genegenheid of dankbaarheid te tonen. Ondanks hun stroeve verhouding, blijft Marianne zich verantwoordelijk voor hem voelen. Het keerpunt komt laat en onverwacht. Als ze dochtertje Layla, een vrolijke ronde baby met gigantische bruine ogen, voor het eerst op zijn schoot zet, begint hij gekke bekken te trekken en Duitse liedjes te zingen. ‘Het maakte haar niet uit dat hij een mopperige oude lul was.’
Als de baby in de neus van haar nieuwe opa knijpt, ziet Marianne hem voor het eerst in lange tijd lachen.
De strijdbijl waarmee ze haar vader talloze keren te lijf ging, wordt niet begraven, maar ligt vanaf dat moment ongebruikt in een hoekje van de schuur weg te roesten.
Marianne Thamm – De ondraaglijke blankheid van het bestaan. Een bewogen leven in het land van Mandela (oorspr. Hitler, Verwoerd, Mandela and me. A Memoir of Sorts) Vertaling Ronnie Boley, uitgeverij Nieuw Amsterdam