Hij zou het vast vreemd vinden dat ze er zo gedetailleerd over vertelde, opperde Emma Reyes (1919-2003) in een van de 23 brieven over haar jeugd die ze vanaf voorjaar 1969 schreef aan een goede vriend, de eveneens in de Colombiaanse hoofdstad Bogotá geboren historicus Germán Arciniegas. ‘Ik ben het met je eens dat een vijfjarig kind dat een normaal leven leidt, zijn kindertijd niet zo getrouw zou kunnen beschrijven.’
Maar haar oudere zus, Helena, en zij herinnerden zich die periode nog als de dag van gisteren. ‘Er was niets wat aan onze aandacht ontsnapte, geen gebaar, geen woord, geen geluid of kleur, alles kwam kristalhelder binnen.’
‘En,’ schreef ze schijnbaar perplex, ‘ik kan je niet zeggen waarom.’
Bijna een halve eeuw later lees je die opmerking met een glimlach in Het boek van Emma, het autobiografische juweeltje dat Reyes’ brieven vormen sinds ze postuum werden gepubliceerd. (Het werk verscheen in 2012 in haar geboorteland, veroverde geleidelijk de rest van de wereld en komt deze week in een Nederlandse vertaling uit.) Een fragmentarisch verslag van haar eerste negentien levensjaren, waarin elke afzonderlijke scène inderdaad een wonder van minutieuze precisie en vertelkunst is, terwijl het geheel getuigt van een afstandelijk observerende blik en een haast huidloze openhartigheid tegelijk.
En hoewel de schrijfster dus beweert die niet te hebben, geeft ze één mogelijke verklaring voor de haarscherpe kwaliteit van haar herinneringen toch echt zelf: iemand die ‘een normaal leven’ heeft geleid, zou daar waarschijnlijk niet op kunnen bogen. Haar leven daarentegen mag je gerust uitzonderlijk noemen.
De brieven die kunstenaar Emma Reyes schreef over haar liefdeloze jeugd in Colombia werden gebundeld in Het boek van Emma. Dankzij haar geraffineerde schrijfstijl is het geen gruwelsmartlap geworden.
mama grande
Over alles wat Reyes ná 1938 meemaakte, zijn helaas slechts tantaliserende flarden te lezen in het nawoord van de Peruaans-Amerikaanse auteur Daniel Alarcón, die vorig jaar de Engelse vertaling van de brieven verzorgde. Na door heel Zuid-Amerika te hebben gezworven, kreeg ze in Paraguay een kind dat, slechts een paar maanden oud, voor haar ogen werd gedood door een groep gewapende plunderaars. Toen ze niet veel later een beurs won om aan de Parijse kunstacademie te studeren, beloofde ze haar overtocht te betalen door onderweg het hele schip te schilderen. Daarna werd Reyes, uitgeput en wel, onder de hoede genomen door een Frans arts die haar echtgenoot zou worden. En voor ze op 84-jarige leeftijd in Bordeaux overleed, was ze misschien geen beroemd kunstschilder geworden, lid van de culturele elite was ze wel degelijk. Een geliefde mama grande voor Latijns-Amerikaanse kunstenaars in Frankrijk, bevriend met Diego Rivera en Frida Kahlo, Jean-Paul Sartre en Pier Paolo Pasolini.
Een veelbewogen bestaan, al met al. Maar vooral ook gezegend avontuurlijk en vrij, als je weet aan welke claustrofobische beperkingen ze zich ooit ontworstelde: de armoede, het isolement en de geestelijke verwaarlozing waarin ze opgroeide.
Neem alleen al hoe ze met ‘mevrouw María’ (zoals haar liefdeloze moeder consequent heet), zus Helena en halfbroertje ‘Luizebol’ wóónde. Eerst in een sloppenwijk bij de vuilnisbelt van Bogotá, in een kamertje zonder ramen of stromend water, waarin de kleine Emma vaak hele dagen werd opgesloten. Later slovend in een dorpswinkeltje dat een van María’s rijke minnaars blijkbaar regelde, totdat de plaatselijke pastoor die verdorven stadse zijn parochie uitdreef.
En na vijf jaar vol bittere verwijten (want alle misère is uiteraard de schuld van de kinderen) werden de meisjes pardoes aan hun lot overgelaten. Om de volgende vijftien jaar in een nonnenklooster door te brengen, waar ze tien uur per dag veredelde slavenarbeid verrichtten, analfabeet gehouden en hermetisch afgesloten van de zondige buitenwereld.
zwart monster
Van treiterende lotgenootjes en hardvochtige, snobistische nonnen tot, jawel, een handtastelijke priester: weinig bleef Reyes bespaard. En toch wordt Het boek van Emma nergens een larmoyante gruwelsmartlap. Domweg omdat het daarvoor te goed en geraffineerd geschreven is.
Reyes beperkte zich razendknap tot het perspectief en de onbevangen, licht naïeve toon van het kind dat ze was. Een kind wiens koortsachtige, door verhalen over de duivel gevoede fantasie van alledaagse, vaak maar halfbegrepen gebeurtenissen angstaanjagende sprookjestaferelen kon maken. (In één scène beschrijft ze hoe een ‘afschuwelijk zwart monster’ met ‘enorme opengesperde ogen’ een dorp de stuipen op het lijf jaagt. ‘Het was de eerste auto in Guateque.’) Terwijl de schrijfster écht bizarre momenten dan weer verpletterend droog noteert.
Een malende zwerver die haar rond haar vijfde probeerde aan te randen, en vervolgens over haar heen urineerde? Die dingen gebeurden. Zoals ze dat meisje in het klooster dat ervan overtuigd is dat de ziel van haar broertje in een op haar lijf gedragen porseleinen poppetje huist ook met ontroerende vanzelfsprekendheid op haar woord geloofde.
Het geeft haar realisme iets magisch, ben je geneigd te zeggen bij een (ex-)landgenote van Gabriel García Márquez. Aardig toeval: Márquez speelde een markant bijrolletje in de ontstaansgeschiedenis van Reyes’ boek.
Germán Arciniegas, aan wie Reyes haar brieven oorspronkelijk schreef, liet ze begin jaren zeventig namelijk lezen aan de literator, die de schrijfster er prompt enthousiast over opbelde. Reyes, woedend over de schending van haar privacy, legde een kwarteeuw lang haar pen neer, om haar verhaal pas in 1997 te voltooien. Daarop duurde het weer vijftien jaar voor het teruggevonden manuscript, uitgegeven door het nietige Laguna Libros, in Colombia een onwaarschijnlijke bestseller werd.
Een mirakel dat we dit mooie, wonderbaarlijke verhaal überhaupt te lezen kregen, welbeschouwd.
Emma Reyes: Het boek van Emma (oorsp. Memoria por correspondencia, vert. Irene van de Mheen, Meulenhoff). De Nederlandse vertaling kwam mede tot stand dankzij subsidie van Schwob.