Zo zijn er meerdere proeven van haar talent voor bedrieglijk monter getoonzette tragikomedie, zoals ‘The Easter Lillies’, waarin het koloniaal type Ingoldsby op Malta terugdenkt aan zijn oude kleuterjuf, Miss White, en haar voor een kerkdienst in Engeland haar favoriete exotische bloemen bezorgt – een tedere attentie die dramatisch uitpakt. ‘The Sidmouth Letters’, over de zoektocht naar liefdesbrieven van Jane Austen, is een academische klucht waarop A.S. Byatt haast jaloers kan zijn. En elders schrijft ze met evenveel gemak een feministisch vervolg op het sprookje ‘De kleine zeemeermin’, sfeervolle kerstverhalen of fijne tongue-in-cheek-horror als ‘A Spot of Gothic’.
Gardams romans God On the Rock (1978) en The Queen of the Tambourine (1991) blijken ondertussen al even onvergelijkbaar, en even smakelijk. De eerste, destijds op de shortlist voor de Booker Prize, is een opvallend sober verhaal rond Margaret Marsh, een achtjarig meisje dat anno 1936 opgroeit tussen haar bijna godsdienstwaanzinnige vader Kenneth en haar moeder, Elinor, wier hart nooit volledig heelde na de wreed verstoorde upstairs/downstairs-romance met de chique Charles Frayling, in haar jeugd een van de bewoners van een plaatselijk landhuis. De ‘koningin’ uit de tweede titel is de hilarisch bemoeizuchtige huisvrouw Elizabeth Peabody, die vanuit een chique Londense buitenwijk 240 pagina’s lang brieven schrijft aan een voormalige buurvrouw, Joan. Een overspelige dame, denk je aanvankelijk, die haar echtgenoot en kinderen in de steek liet voor een avontuurlijk nomadenbestaan. Maar naarmate Elizabeths onbeantwoorde berichten langer en uitzinniger worden, vraag je je steeds meer af hoe (on)betrouwbaar deze stikjaloerse vertelster nu precies is.
Gardams persoonlijke favoriet, tot slot?
In voornoemd vraaggesprek in The Guardian wees ze het epische Crusoe’s Daughter (1985) aan als ‘quite my best’, en daar valt veel voor te zeggen. Acht decennia uit het leven van vertelster Polly Flint bestrijkt het boek, van het moment dat ze in 1904, na het overlijden van haar moeder, als zesjarig meisje door haar zeevarende vader naar ‘het gele huis’ van twee tantes bij de kust van Yorkshire wordt gebracht, helemaal tot haar eigen dood op diezelfde plek. Daartussenin: een leven vol beperkingen en tegenslagen dat met een serene rust wordt uitgeserveerd. Onderkoeld maar aangrijpend, haast ongemerkt inventief (met innerlijke monologen die soms als toneeltekst worden weergegeven) en goeddeels draaiend om Polly’s liefde voor het geschreven woord in het algemeen en die letterlijk in een isolement gestrande romanheld van Daniel Defoe in het bijzonder.
Een roman over de kracht van literatuur, kortom, van een schrijfster die die kracht telkens opnieuw bewees.
Jane Gardam: Laatste vrienden (oorspronkelijke titel: Last Friends, vert. Gerda Baardman en Kitty Pouwels, uitgeverij Cossee)