Tijdens de inauguratie van Donald Trump hield een van zijn tegenstanders een opmerkelijk protestbord omhoog: ‘Make Margaret Atwood fiction again.’ Niet iedereen zal onmiddellijk begrepen hebben waar die tekst op sloeg.
Margaret Atwood is de schrijver van The Handmaid’s Tale, een roman uit 1985 die sinds vorig jaar vooral bekend is vanwege de verfilming met Elizabeth Moss in de hoofdrol. De serie eindigde op veel eindejaarslijstjes bovenaan. Atwood schetst een verwoest Amerika dat is gereduceerd tot Gilead, een door fundamentalistische christenen geleide heilstaat die bedreigd wordt door grootschalige onvruchtbaarheid. De enkele vrouwen die het wel lukte om een kind te krijgen, worden als broedmachine ingezet.
Dankzij de magistrale verfilming is Atwood ineens weer een schrijver die ertoe doet. Ze krijgt zelfs profetische gaven toegedicht, al was het maar vanwege dat ene zinnetje uit The Handmaid’s Tale, waarin de verteller uitlegt hoe het land kon vervallen tot een repressieve dictatuur: ‘They blamed it on the Islamic fanatics at the time.’
Laten we op deze plek zelf eens de profeet uithangen; waar nu iedereen jubelt over The Handmaid’s Tale, zal over een jaar of twee The Power de serie zijn die je gezien moet hebben. Toen deze dystopische roman van Naomi Alderman in 2016 verscheen, vochten elf producenten elkaar de tent uit om de filmrechten. Wie het boek heeft gelezen, begrijpt waarom. De macht leest bij vlagen als het script dat Alderman wellicht al in haar achterhoofd had.
Obama zette The Power op zijn lijstje met beste boeken van het jaar, net als The New York Times en The Washington Post. Het gevolg was dat het boek in Amerika een week voor kerst nergens meer te krijgen was, iets wat maar zelden gebeurt met een literaire roman.