Peeters weet maatschappelijke thema’s om te zetten in korte romans vol gruwelijke beelden die nog lang blijven rondspoken. Wij, over een groepje ontspoorde jongeren, zullen we niet licht vergeten, en ook Dinsdag, waarin een oude man terugblikt op zijn koloniale verleden, maakte grote indruk. De ontelbaren stamt uit 2006 en kan inmiddels profetisch genoemd worden. In dat boek wordt Europa overspoeld door hordes vreemdelingen op zoek naar een beter bestaan. In Brood vertelt Peeters het verhaal van een jonge vluchteling die moet zien te overleven in een samenleving die hem vreemd en niet welgezind is.
Wat voor moois staat ons in de eerste drie maanden van dit nieuwe jaar op boekengebied te wachten? Traditiegetrouw tipt de VPRO Gids titels die wellicht niet overal zullen worden opgemerkt.
januari
Brood (Elvis Peeters)
Spiegel spiegel schouder (Dorthe Nors)
(vert. Edith Koenders)
De Deense Nors viel al eerder op met haar mooie verhalen, die zowel empathisch als komisch nuchter konden zijn. In deze kleine roman neemt de veertigjarige Sonja, vertaler van bloederige thrillers, rijles in de hoop zo te kunnen ontsnappen aan het leven in Kopenhagen. Dat leven is in alle opzichten nogal vastgelopen en Sonja onderneemt dappere pogingen om het vlot te trekken.
Drijfzand & schutkleur (Nella Larsen)
(vert. Lisette Graswinckel)
Slechts twee novelles liet deze Larsen na, beide met een hoog autobiografisch gehalte. Larsen, geboren in het Chicago van 1891, was de dochter van een Deense moeder en een Caraïbische zwarte vader met deels witte voorouders. Die laatste verdween al snel uit haar leven waarna haar moeder hertrouwde met een Deense immigrant met wie ze nog een dochter kreeg. Zo werd Nella het enige gezinslid met zwart bloed. Niet wit en niet zwart, die tragiek achtervolgde haar haar leven lang en is ook het thema van haar twee boeken, die zich afspelen in de gesegregeerde jaren twintig.
De terugkeer van Florence (Sana Krasikov)
(vert. Marianne Gossije)
Wat verfrissend om het idee van de klassieke Russisch-Amerikaanse immigrantenroman nu eens om te draaien. Dat is wat Krasikov, die eerder een fijne verhalenbundel afleverde, doet in deze ambitieuze roman. Daarin vertrekt Florence Fein, idealistisch, naïef en verliefd op Sergei, in de jaren dertig naar een door Stalin bedachte industriestad. Zeventig jaar later probeert haar zoon Julian erachter te komen waarom zijn moeder haar leven lang weigerde het stalinisme te veroordelen terwijl haar leven er door is verwoest. Laat je niet misleiden door het weeïge omslag met krulletters. Dit is geen tragische romance, maar familiegeschiedenis, historische roman en thriller ineen.
februari
Doe je best - lof van het ongrijpbare leven (Marjolijne de Vos)
Iedere NRC Handelsblad-lezer kent het gouden pennetje van Marjoleine de Vos, die net zo mooi over poëzie als over appeltaart kan schrijven. Dat is een zeldzaam talent. De Vos is intimiderend erudiet, maar dankzij haar voorliefde voor aardse genoegens als koken en tuinieren ook iemand die je graag als buurvrouw zou willen hebben. Daarom hebben we zin in deze essaybundel, al blijft vooralsnog onduidelijk waarover die gaat. De uitgever belooft dat de essays persoonlijk zijn, vraagstukken van ons bestaan blootleggen en een meervoudige wereldbeschouwing tonen. Geen idee wat dat betekent, maar Marjoleine de Vos weet er vast raad mee.
Italiaanse les (Marina Stepnova)
(vert. Arie van der Ent)
Ivan zit vast in een vreugdeloos huwelijk, totdat hij de sprankelende Malia ontmoet. Dankzij haar maakt hij kennis met poëzie, lekker eten en Italië. Klinkt als een nogal zouteloze romcom, maar dan kent u Stepnova niet. Die specialiseerde zich aan het vermaarde Gorki-instituut in Oudkerkslavische poëzie en Roemeense filologie en maakte grote indruk met haar weergaloze Sovjetkroniek De vrouwen van Lazarus. Alle reden dus om het vizier eens op het oosten te richten en uit te kijken naar deze Russische roman.
Groot varken, klein varken (Jacqueline Yallop)
(vert. Nadia Ramer en Laura Weeda)
De Britse auteur verruilt de stad voor het Franse platteland, waar ze twee biggen aanschaft met de bedoeling die na een jaar te slachten. U voelt het duivelse dilemma al aankomen: het duurt niet lang voordat ze zich aan beide dieren gaat hechten. Gaan deze varkens naar de slachtbank of leven ze nog lang en gelukkig? Sociale geschiedenis en thriller ineen, gespeend van goedkoop sentiment.
Ik ben ik ben ik ben (Maggie O'Farrell)
(vert. Liedwien Biekmann)
Het eerste non-fictieboek van de geweldige O’Farrell is al net zo verpletterend als haar romans. Ze koos niet voor een ordinaire memoir, maar voor een buitengewoon originele opzet: in zeventien hoofdstukken schrijft ze over momenten waarop ze aan de dood ontsnapte. Het zijn totaal verschillende gebeurtenissen, die in elk mensenleven voorkomen: een rampzalige bevalling, een kind dat plotseling oversteekt, een tiener die indruk wil maken op haar vrienden. Adembenemend goed.
Mijn wilde tuin (Meir Shalov)
(vert. Ruben Verhasselt)
Normaal gesproken zou een tuinboek weinig kans maken in deze selectie terecht te komen, maar voor Meir Shalev maken we graag een uitzondering. Zijn vele romans zijn goed genoeg om nieuwsgierig te maken naar dit boek. Na een verhuizing naar het noorden van Israël, legt Shalev een tuin aan vol wilde bloemen, bomen en struiken. De dieren en planten in zijn tuin leiden tot inzichten over literatuur, lekker eten en het leven zelf. Het zou zomaar een draak van een boek kunnen zijn, zoals Smakelijk leven, dat James Salter ooit over eten en koken schreef, maar het zou ook net zo vermakelijk kunnen zijn als Het jaar van de tuinier, die literaire tuinklassieker van Karel Capek.
Het boek van Emma (Emma Reyes)
(vert. Irene van de Mheen)
Het levensverhaal van deze Colombiaanse primitieve schilder is zo schokkend dat het grenst aan het onvoorstelbare. Ze groeide op in Bogota, in een afgesloten kamer zonder wc, met een wisselend aantal kinderen die haar moeder kreeg bij diverse mannen. Aan opvoeden deed deze ‘mevrouw Maria’ niet en uiteindelijk belandden Emma en haar zusje Helena in een klooster waar ze in permanente angst voor de duivel leefden. De ongeletterde Emma ontsnapte op haar negentiende aan dit bestaan en werd door Gabriel García Márquez ontdekt als schrijfster. In dit boek beschrijft ze in een aantal brieven haar jeugd.
maart
Mevrouw Osmond (John Banville)
(vert. Arie Storm)
Een vervolg schrijven op een klassieker is zelden een goed idee, behalve als John Banville het doet natuurlijk. Wie nu nog even snel (nou ja, bij wijze van spreken dan) A Portrait of a Lady van Henry James (her)leest, is straks optimaal voorbereid op Mevrouw Osmond. Daarin komen we er na 150 jaar eindelijk achter hoe het Isabel Archer, nu mevrouw Osmond, verder is vergaan na haar huwelijk. De briljante Banville kopieerde niet alleen James’ onnavolgbare stijl, hij bleef ook trouw aan het soms tergend trage tempo van het origineel. Tip: wie geen tijd of zin heeft in James zelf, kan natuurlijk ook gewoon de verfilming met Nicole Kidman terugzien.
Zevenduizend eiken (Sara Baume)
(vert. Lette Vos)
Ierse schrijvers volgen we met speciale belangstelling en de jonge Baume (1984) is na twee boeken al overladen met prijzen. De jonge Frankie is kunstenaar en een wandelend cliché met een neusring, Dr. Martens en een quarterlifecrisis. Ze stelt zich die ene existentiële vraag: heb ik eigenlijk wel talent of ben ik gewoon mislukt? Om dat uit te zoeken, verruilt ze Dublin voor het platteland, waar ze haar intrek neemt in de vervallen bungalow van haar grootmoeder. Een introspectieve, haast claustrofobische roman die topzwaar zou kunnen blijken, maar in elk geval blijk geeft van gezonde ambitie.
De ondraaglijke blankheid van het bestaan (Marianne Thamm)
(vert. Ronnie Boley)
Een ongeletterde Portugese communiste en een Duitse nazi trouwen na de oorlog in Engeland en emigreren naar Zuid-Afrika. Het product van die merkwaardige verbintenis schreef een memoir over haar jeugd onder het apartheidsregime met een vader die zijn naziverleden nooit zou afzweren. Totdat Thamm, eenmaal volwassen, met haar vriendin twee zwarte weesmeisjes adopteert die het hart van haar vader stelen. Tom Lanoye, die de helft van het jaar in Zuid-Afrika woont, is goed bevriend met Thamm en noemt haar een van de scherpste en grappigste geesten die hij kent. Er zijn slechtere aanbevelingen.
De hondenschool (Edina Szvoren)
(vert. Frans van Nes)
Korte, absurdistische verhalen van een auteur die in vaderland Hongarije de ene na de andere literaire prijs binnensleept. Ons worden droogkomische miniatuurtjes beloofd over het gezin als microkosmos: een moeder die haar eigen kind aanrijdt met haar rolstoel en een vrouw die een monoloog houdt over de juiste hoek van de zitting van een tuinstoel.
Mensen als ik (Christophe Vekeman)
In zijn vijftiende boek doet Vlaming Vekeman iets geks: hij gaat op zoek naar nieuwe vrienden. Zijn leven lang heeft hij zich afgezet tegen elke vorm van groepsdruk en opgelegde clubgevoelens. In plaats daarvan vierde hij zijn individualiteit. Nu heeft hij ineens de behoefte ergens bij te horen. Dus gaat hij op zoek naar zielsverwanten: mensen die eruitzien, denken en naar dezelfde muziek luisteren als hij. Dat lijkt een queeste die tot mislukken is gedoemd, maar wel een die velen zal aanspreken. De lezer wordt een openhartig, troostend en vermakelijk relaas beloofd.
Beluister ook het interview met Christophe Vekeman in Nooit meer slapen →