De veelgeprezen jeugdboekenschrijver Anna Woltz verzorgt dit jaar de Annie M.G. Schmidtlezing. De VPRO Gids mocht met haar mee naar een scholengemeenschap in Valkenswaard, waar ze brugklassers moest zien te boeien. ‘Zou jij willen stoppen met chips eten?’

In de aula van scholengemeenschap Were Di in Valkenswaard heerst de intimiderende drukte die een middelbare school kenmerkt. Het is de eerste zomers warme aprildag en een groot deel van de ruim 2500 leerlingen is vandaag met blote benen naar school gekomen.

Bij de receptie staat Anna Woltz te wachten tot ze wordt opgehaald door iemand van de sectie Nederlands. Een docent met warrig haar en een geopend pak bastognekoeken in de hand bezweert haar dat collega Maarten er zo aan komt.

Het is niet overdreven om te stellen dat Anna Woltz een fenomeen is. Toch drommen er geen hysterische meisjes of opdringerige handtekeningenjagers om haar heen, want Anna is geen YouTube-ster, rapper of modevlogger. Ze schrijft boeken. Woltz is zo’n zeldzame jeugdboekenschrijver die niet alleen goed verkoopt, maar ook door beroepslezers geprezen wordt om haar literaire kwaliteiten. Met haar 36 jaar lijkt ze nog betrekkelijk jong, maar haar reputatie is allang gevestigd. In twintig jaar tijd schreef ze 22 boeken. Tussendoor trad ze duizenden keren op in scholen, bibliotheken en op festivals.

Helemaal niet gek dus dat Woltz dit jaar werd gevraagd de Annie M.G. Schmidtlezing uit te spreken. De bedoeling is dat de auteur zijn of haar visie op de stand van de jeugdliteratuur uiteenzet. In de auto op weg naar Valkenswaard wil Woltz nog niks kwijt over de inhoud van haar verhaal, maar ze is in elk geval niet van plan zich aan deze opdracht te houden. ‘Mijn visie is dat er geen stand is. Beurshandelaren, dijkwachters en voetbaltrainers kunnen over een stand spreken, maar wat ik aan literatuur juist fantastisch vind, is dat er geen stand is. Er worden heel veel verschillende boeken geschreven, en dat is precies zoals het moet zijn.’

Jeugdboekenschrijver Anna Woltz

Annie M.G. Schmidtlezing

(lees meer door op 'open' te klikken)

De Annie M.G. Schmidtlezing is een uitvloeisel van de Annie M.G. Schmidtleerstoel voor kinder- en jeugdliteratuur. Die werd in 1998 door de universiteit Leiden ingesteld omdat jeugdboeken er in de wetenschap nogal bekaaid vanaf kwamen. Bijzonder hoogleraar Helma van Lierop zou onder meer de kloof tussen kinderboeken en volwassen literatuur moeten dichten.

Imme Dros was in 2000 de eerste die de Annie M.G. Schmidtlezing mocht verzorgen. Drie jaar later werd de leerstoel opgeheven, waarmee ook een eind aan de lezing dreigde te komen. Dankzij het Kinderboekenmuseum, Stichting Lezen, het Letterenfonds en de Stichting IBBY kon de traditie worden voortgezet. Sindsdien spreekt elk jaar een eminente Nederlandse of Vlaamse auteur de lezing uit.

magie

Er wordt veel gejammerd over het feit dat kinderen niet meer lezen. Toch vertaalt zich dat niet in teruglopende verkoop. Integendeel. Jaarlijks worden meer dan tien miljoen kinderboeken verkocht, 25 procent van alle verkochte boeken. Op de basisschool wordt nog aardig gelezen, maar zodra kinderen in de brugklas komen, neemt het aantal lezers heel snel af.

Vandaag moet Woltz in Valkenswaard een zaal met honderd brugklassers een uur lang zien te boeien. Dat doet ze zonder gebruik te maken van een digibord of andere visuele hulpmiddelen. Uit haar rugzak haalt ze een stapeltje boeken die ze uitstalt op tafel, meer heeft een schrijver niet nodig.

‘Leerkrachten worden vaak een beetje zenuwachtig als ze horen dat ik geen plaatjes of filmpjes laat zien. Ze denken dat het onmogelijk is om een groep kinderen een uur lang te laten luisteren naar iemand die een verhaal vertelt. Zoiets wordt nooit meer van ze gevraagd. Elke les is opgeknipt in losse stukjes uit angst dat kinderen anders niet geboeid blijven. Het nadeel van al die afwisseling is dat ze dus nooit de magie ervaren van samen in totale stilte naar iemand luisteren. Ik vind het belangrijk dat ze de kracht van een verhaal leren kennen, dus het is een heel bewuste keus om het zo te doen.’

'Als schrijver heb ik altijd heel bewust het perspectief van het kind gekozen: mijn hoofdpersonen kunnen keihard zijn over hun ouders.'

Anna Woltz

Honderd kinderen van twaalf, dertien jaar een uur lang stil laten zitten op de eerste dag van het jaar dat het 25 graden is; Woltz ziet er niet tegenop. ‘Ik heb dit al zo vaak gedaan. Als twee kinderen zitten te klieren, zet ik ze gewoon uit elkaar. Sommige leraren durven dat niet te doen, die hebben kennelijk zo weinig gezag dat ze toch niet luisteren.’

De aanwezige microfoon gebruikt ze niet, een trucje om de toehoorders te dwingen stil te zijn. Er staat niks op papier. Dit verhaal heeft ze immers al veel vaker verteld. Anna Woltz is op scholen een graag geziene gast.

schuilnaam

‘Ik kan heel somber worden van alle verhalen over bibliotheken die moeten sluiten, achtstegroepers die met een taalachterstand van de basisschool komen, kinderen die steeds minder lezen. Maar het gekke is dat ik in mijn eigen carrière het tegenovergestelde ervaar: ik verkoop steeds meer boeken, win prijzen, mijn werk wordt verfilmd en door het hele land zitten klassen ademloos naar mijn verhalen te luisteren.’

In Valkenswaard was ze al twee keer eerder. De laatste keer hoogzwanger. Om die reden was er een hoge scheidsrechtersstoel geregeld zodat ze kon zitten en toch haar gehoor kon overzien.

Inmiddels is zoon Benjamin er; een rolmopsje met wangetjes om in te bijten, twee ondertandjes en stralend blauwe ogen. Zijn komst heeft haar ijzeren routine doorbroken. ‘Ik heb al een jaar niet geschreven, dat is nog nooit eerder gebeurd. Maar op dit moment vind ik die baby zoveel fascinerender dan die boeken. Als schrijver heb ik altijd heel bewust het perspectief van het kind gekozen: mijn hoofdpersonen kunnen keihard zijn over hun ouders. In de herfst wil ik weer gaan schrijven, ik hoop dat ik eenmaal achter de computer kan vergeten dat ik nu zelf zo’n irritante moeder ben geworden.’De drang om te schrijven zat er al vroeg in. Als vijftienjarige scholier schreef Woltz een jaar lang columns voor de Volkskrant onder het pseudoniem Rebecca Maart. (Vraag aan de luisterende brugklassers: ‘Weet iemand wat een pseudoniem is?’ ‘Schuilnaam,’ mompelt een jongen achterin. ‘Ja, op internet heet dat een nickname, maar schrijvers noemen dat een pseudoniem.’)

been

Die stukjes baarden destijds, in 1997, opzien. Toen Woltz op haar eigen Haagse school werd ontmaskerd, had ze een paar weken geen leven meer. Klasgenoten voelden zich verraden. Haar allereerste interview gaf ze als zestienjarig meisje aan de VPRO Gids, een paar maanden nadat op school was uitgelekt wie ze was. Uiteindelijk werden de columns gebundeld in Overleven in 4B, waarmee haar eerste boek een feit was. In Vrij Nederland werd ze vanwege haar ‘sceptische blik, nieuwsgierigheid en autonomie’ vergeleken met Renate Rubinstein.

(tekst loopt door onder kader)

'Eigenlijk wil ik filmregisseur worden'

 uit VPRO Gids #17, 1998

Iedere maandag staat de column 'Schoolleven' van Rebecca Maart in de rubriek 'Dag in Dag uit' van de Volkskrant. Rebecca schrijft daarin 'over haar lotgevallen en die van haar medeleerlingen in de vierde klas van een middelbare school in de Randstad', zoals het onderschrift luidt. De columns zijn opvallend goed geschreven. Verdacht goed, volgens sommigen. Welk zestienjarig meisje immers kan zo goed observeren, analyseren, becommentariëren en haar bevindingen dan ook nog eens zo mooi en ironisch opschrijven? Wie is deze Rebecca Maart?

(lees meer door op 'open' te klikken)

'Ik heet Anna Woltz, ik ben zestien jaar en ja, ik schrijf die stukjes echt zelf. Voor de zomervakantie heb ik een brief naar de hoofdredacteur van de Volkskrant gestuurd met twee proefcolumns erbij. Ik vond dat er in kranten wel heel veel over jongeren, maar niet door jongeren wordt geschreven. Toen ben ik uitgenodigd voor een gesprek, heb nog een column geschreven en daarna kon ik beginnen.'

Je beseft toch wel dat na dit interview iedereen weet wie Rebecca Maart is?
'Dat vind ik niet zo erg. Op school zijn ze er rond Kerst al achter gekomen. De moeder van een vriendin vond de stukjes toch wel erg lijken op wat er in onze klas gebeurde. Die vriendin is er toen op gaan letten en vond op een gegeven moment iets dat echt alleen maar op ons kon slaan. Ze vroeg aan mij of ik dat geschreven had en ik kon het niet echt ontkennen. Nou, toen wist meteen de hele school het.'

Hoe reageerden ze?
'Iedereen was een week lang woedend. Ik had toch wel dingen opgeschreven die ze liever niet aan het hele land bekend wilden maken. Hun namen staan er dan wel niet bij, maar in de krant, dat mocht niet. Ik had ze verraden. Een jongen was heel erg boos, omdat ik de inhoud van zijn broodtrommeltje had beschreven, dat was te intiem.' (Uit 'Moederbrood': 'Een jongen met moederbrood vind ik schattig. De stoere Daniël heeft altijd een zeer gevarieerd broodtrommeltje. Drie boterhammen, een trosje druiven, twee speculaasjes, een stukje komkommer en een minimars. Ik denk dat Daniël niet weet hoe zijn trommeltje hem verraadt.') 'Eigenlijk was zijn oudere broer nog kwader: die heeft precies zo'n trommeltje.'

'De meisjes vinden het geloof ik nu wel leuk, maar in het begin waren zij het kwaadst. Min of meer vertrouwelijke zaken gaan meestal over de meisjes. Van hen weet ik natuurlijk veel meer. Ik probeerde de namen zo vaak mogelijk te verwisselen en ik schrijf niet iets op wat iemand mij in het diepste geheim heeft verteld. Meestal is het toch iets wat de hele klas al weet. Of in ieder geval alle meisjes. Bijvoorbeeld een keer over de kleedkamercultuur bij gym. Dat een meisje een lange tijd laat zitten tussen het uittrekken van haar gewone t-shirt en het aantrekken van haar gym-t-shirt. Toen wilden meteen alle jongens weten welk meisje dat was. Maar dat zeg ik dan ook niet.'

En de leraren?
'Die weten niet hoe ze moeten reageren, denk ik. Ze zwijgen het tegenover mij eigenlijk een beetje dood. Soms hoor ik dat ze het er in andere klassen met andere kinderen wel over hebben. Ik ben natuurlijk in een vreemde positie. Anders hebben leraren altijd de absolute macht over de leerlingen en nu is het juist omgekeerd.'

Verandert het leven in de klas doordat jij erover schrijft?
'Nee, dat vergeet je. Ik ben zelf wel veranderd. Vroeger stond ik er een beetje buiten, ik observeer ook meer dan anderen. Dan denk ik: wat doen we nu weer gek. Voor mij is dat helemaal niet zoiets positiefs. Daardoor kan ik die stukjes schrijven en dat is ontzettend leuk, maar verder wil je er natuurlijk veel liever helemaal bijhoren. Dat buitenstaanderige had ook wel weer iets, een beetje zelfmedelijden eigenlijk, de onbegrepen schrijfster. Ik hield ook niet van uitgaan en niet van muziek, niet van stadten. Ik ging expres vertellen over mijn verzamelingen: oude meisjesboeken en foto's van voor WO I, terwijl ik wist dat ze dat belachelijk vonden. Die column heeft mij misschien wat zekerder gemaakt. Nu heb ik er niet meer zo'n behoefte aan om anders te zijn en doe ik veel meer gewoon mee.'

Ga je door met schrijven?
'Ik vind het erg leuk om te doen, maar ik houd ook van fotograferen en filmen. Eigenlijk wil ik filmregisseur worden.'

Door Jos Schöttelndreier

been

Nu staat ze minstens een keer per week voor de klas om te vertellen hoe ze schrijver is geworden. Dat ze in twee zomervakanties haar eerste jeugdboek schreef en dat haar boeken onder meer in het Sloveens, Ests en Japans vertaald zijn. (‘Hoe lezen ze in Japan? Weet iemand dat?’). Dat klinkt exotisch, maar de mooiste ervaring was om in een New Yorkse boekhandel haar boek Honderd uur nacht te zien liggen.

Ze maakte zo veel selfies met dat boek dat een winkelmedewerker kwam informeren of ze wellicht de auteur was. Waarna ze de hele voorraad mocht signeren en hetzelfde trucje met succes herhaalde in andere boekhandels. Midden in dat verhaal gaat ergens in de zaal vol brugklassers een telefoon over. Woltz valt stil en kijkt streng. ‘Mag die telefoon weg?’

Als het geroezemoes wegsterft, vertelt ze over haar zusje, die traumachirurg is en aan het eind van haar werkdag helemaal blij kan opbellen om te vertellen dat ze die dag een been heeft geamputeerd. Daar moeten deze twaalfjarigen smakelijk om lachen. Haar boek Gips, waarvan de verfilming eind dit jaar als tv-serie bij Zapp te zien zal zijn, schreef ze nadat ze een dag en nacht met haar zusje had meegelopen in het ziekenhuis.

heilige graal

Gips is ook het boek waarvoor ze de Gouden Griffel kreeg. In de auto vertelde ze al hoe belangrijk die bekroning is geweest. ‘Geen enkele prijs in kinderboekenland helpt écht voor de verkoop, met als grote uitzondering de Griffel. Toen ik die won kreeg ik vanuit de gekste hoeken felicitaties: van oude juffen van de basisschool tot mannen met wie ik tien jaar geleden een keer gedatet had.’

Wat ook hielp was dat Honderd uur nacht door het DWDD-boekenpanel werd uitverkoren. ‘Ik zat toevallig te kijken toen plotseling mijn boek onder de tafel vandaan werd gehaald. Daar had ik geen seconde rekening mee gehouden. Diezelfde avond werden er door boekhandels al vijfhonderd exemplaren bijbesteld. Dat is de verkoopdroom van elke schrijver. Toch is dat niet waarom ik boeken schrijf. Ik heb net gehoord dat mijn boek Alaska in Groot-Brittannië zal uitkomen. Het is een vervelend cliché, maar toen ik dat hoorde kreeg ik letterlijk kippenvel.

'Soms moet je het geluk hebben dat een populair kind toch een vraag stelt. Dan is het opeens cool om vragen te stellen.'

Anna Woltz

Voor mij is Engeland toch de heilige graal; ik ben in Londen geboren en veel van mijn lievelingsschrijvers zijn Brits. Jane Austen, Ian McEwan, Philip Pullman, maar ook lievelingsschrijvers uit mijn jeugd: F.H. Burnett van De geheime tuin, Edith Nesbit van De spoorwegkinderen. Britten durven grote verhalen te vertellen; daar zitten ze niet drie weken lang literair te zwijgen in een boerderij maar mogen hoofdpersonen nog echte avonturen beleven.’

chips

Intussen zit op de eerste rij, pal voor Woltz, een sproetig jochie met een rood hoofd en opgeschoren haar te klieren met zijn vriendjes. Dat ze vooraan zitten, is al opvallend, omdat de meeste jongens zo ver mogelijk achterin de zaal zijn gaan zitten, terwijl de meisjes de eerste rijen bezetten.

‘Zou jij willen stoppen met chips eten hier vooraan?’

Grote hilariteit. Na anderhalve minuut zijn ze uitgelachen en kan Woltz verder met haar verhaal over de hulphondenschool waar ze onderzoek deed voor haar boek Alaska.

Kinderen willen, net als veel volwassen lezers trouwens, altijd weten wat echt gebeurd is. Woltz komt aan die behoefte tegemoet, in de hoop dat ze daarna haar boeken zullen lezen. ‘Dan merken ze dat Alaska niet alleen gaat over een adorabele hulphond, maar vooral over een jongen met epilepsie die dolgraag een doodnormale puber wil zijn, en over een meisje dat bang is voor de buitenwereld en niet snapt hoe mensen gewoon maar doorgaan met hun leven, terwijl er verschrikkelijke dingen gebeuren. Dat zijn de thema’s van het boek, maar die ga ik niet schools staan uitleggen. Die moet je langzaam ontdekken terwijl je zelf aan het lezen bent.’

Terwijl Woltz vertelt hoe haar eigen hond ooit weg moest omdat haar zusje allergisch bleek, komt de chipszak weer tevoorschijn. ‘Geef die zak maar hier.’ Het sproetige jochie wordt nog een tintje roder. Uiteindelijk komt een leraar de chips in beslag nemen en is het tijd voor vragen uit de zaal.

vingers

Soms komen die niet, heeft Woltz eerder verteld. ‘Vooral bij een grote groep durven ze niet altijd. Dan moet je het geluk hebben dat een populair kind toch een vraag stelt. Dan is het opeens cool om vragen te stellen. Op basisscholen is dat heel anders: op het moment dat ik binnenkom, beginnen ze vaak al te roepen: ik heb twintig vragen! Ik heb al vijf boeken van je gelezen! Op de foto ben je veel mooier dan in het echt!’

Net als al je vooroordelen over ongeïnteresseerde pubers wel zo’n beetje bevestigd zijn, volgt na de lunch de tweede groep. Die blijkt wel voorbereid. Er zijn geen zakken chips en alle mobieltjes staan op stil. In de klas hebben ze Honderd uur nacht gelezen en dat leidt tot veel enthousiasme en goeie vragen. ‘Waarom koos je ervoor de hoofdpersoon smetvrees te geven?’ ‘Hoe zorg je ervoor dat de lezer zich kan inleven in de hoofdpersoon?’ Een verlegen jongen met krullen formuleert alsof hij een ervaren interviewer is. Steeds meer vingers gaan de lucht in.

Nu is de zaal los en is er niet genoeg tijd voor alle vragen. Toch lukt het een groep meisjes na afloop om selfies met Woltz te maken. Het is een beeld waarmee alle somberheid over de toekomst van het boek moeiteloos wordt weggeblazen. In Valkenswaard is de schrijver vandaag een ster.

De boeken van Anna Woltz verschijnen bij uitgeverij Querido.