In de aula van scholengemeenschap Were Di in Valkenswaard heerst de intimiderende drukte die een middelbare school kenmerkt. Het is de eerste zomers warme aprildag en een groot deel van de ruim 2500 leerlingen is vandaag met blote benen naar school gekomen.
Bij de receptie staat Anna Woltz te wachten tot ze wordt opgehaald door iemand van de sectie Nederlands. Een docent met warrig haar en een geopend pak bastognekoeken in de hand bezweert haar dat collega Maarten er zo aan komt.
Het is niet overdreven om te stellen dat Anna Woltz een fenomeen is. Toch drommen er geen hysterische meisjes of opdringerige handtekeningenjagers om haar heen, want Anna is geen YouTube-ster, rapper of modevlogger. Ze schrijft boeken. Woltz is zo’n zeldzame jeugdboekenschrijver die niet alleen goed verkoopt, maar ook door beroepslezers geprezen wordt om haar literaire kwaliteiten. Met haar 36 jaar lijkt ze nog betrekkelijk jong, maar haar reputatie is allang gevestigd. In twintig jaar tijd schreef ze 22 boeken. Tussendoor trad ze duizenden keren op in scholen, bibliotheken en op festivals.
Helemaal niet gek dus dat Woltz dit jaar werd gevraagd de Annie M.G. Schmidtlezing uit te spreken. De bedoeling is dat de auteur zijn of haar visie op de stand van de jeugdliteratuur uiteenzet. In de auto op weg naar Valkenswaard wil Woltz nog niks kwijt over de inhoud van haar verhaal, maar ze is in elk geval niet van plan zich aan deze opdracht te houden. ‘Mijn visie is dat er geen stand is. Beurshandelaren, dijkwachters en voetbaltrainers kunnen over een stand spreken, maar wat ik aan literatuur juist fantastisch vind, is dat er geen stand is. Er worden heel veel verschillende boeken geschreven, en dat is precies zoals het moet zijn.’