De Canadese schrijver Michael Ondaatje vergaarde wereldwijd roem met 'The English Patient'. Zijn nieuwe roman 'Blindganger' leest als een kruising tussen een experimenteel opgezette bildungsroman en een thriller in de stijl van John Le Carré.

Dat we hem zeven jaar na het verschijnen van zijn vorige roman vergeten waren, is overdreven. Al was het alleen maar omdat, zoals een interviewster van The Guardian onlangs opmerkte, Michael Ondaatje (1943) ‘een van de meest herkenbare gezichten in de literatuur’ heeft: ‘Bleekblauwe ogen die scherp afgetekend staan in een breed, gebruind gelaat; een witte halo van haar en baard.’ En, nee, de contouren van zijn oeuvre waren evenmin volledig in de nevelen van de tijd verdwenen.

Er waren mooie herinneringen aan zijn swingende debuut, de jazzroman-in-prozagedichten Coming through Slaughter (1976). Vage herinneringen aan dat merkwaardige, half magisch-realistische boek over zijn familie(geschiedenis) in geboorteland Sri Lanka, Running In the Family (1982). Of, uiteraard, herinneringen aan The English Patient (1992), de roman die hem ooit wereldberoemd maakte; al dan niet vermengd met beelden van Juliette Binoche, Kirstin Scott Thomas en Ralph Fiennes uit de met Oscars overladen verfilming door Anthony Minghella. Een ingenieus literair mozaïekwerk over vier mensen in een Italiaanse villaruïne, onder wie een verminkte en aan amnesie lijdende gevechtspiloot, wier oorlogservaringen in levendige flashbacks werden onthuld. Onvergetelijk, eigenlijk. Toch was het een behoorlijke verrassing dat Ondaatje in de Engelstalige wereld vanaf afgelopen voorjaar plotseling weer volop in de belangstelling stond.

Begin juli ontving de Canadees voor The English Patient namelijk de Golden Man Booker Prize for Fiction, een ter gelegenheid van het vijftigjarig bestaan van de prijs in het leven geroepen onderscheiding voor het bij het (stemmende) publiek meest geliefde winnende boek aller tijden. En een paar maanden daarvoor publiceerde hij bovendien zijn zevende roman, Warlight, die deze week in een Nederlandse vertaling verschijnt onder de titel Blindganger.
Opvallend: ook Blindganger is een verhaal, deels spelend in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog, waarin uit elliptische flarden een raadselachtig verleden wordt ge(re)construeerd, net als zijn beroemdste roman (en net als wel meer voorgaande Ondaatjes, trouwens). De smakelijke eerste zin van Blindganger luidt: ‘In 1945 gingen onze ouders weg en werden wij toevertrouwd aan de zorg van twee mannen die misschien wel crimineel waren.’

Windhondendief

Aan het woord is Nathaniel Williams, die op zijn veertiende samen met zijn één jaar oudere zus Rachel in die penibel klinkende situatie terechtkwam. Hun afstandelijke vader reisde plotseling af naar Singapore om, zo zei hij, het hoofdkantoor van Unilever in Azië over te nemen, wat later gevolgd door moeder Rose, die eerst ‘de voogdij regelde’ en omstandig haar hutkoffer inpakte. Waarna de twee onder de hoede werden genomen door de Mot, een dickensiaans aandoende scharrelaar die zijn intrek nam in hun ouderlijk huis in Londen en dat tot een soort clubhuis voor schimmige types maakte, onder wie een ex-bokser en ‘mogelijk windhondendief’, de Schicht, die zich eveneens tot een surrogaatouder ontpopte.

Het eerste deel is een associatieve aaneenschakeling van mysterieuze scènes- in-schemerlicht. Van nachtelijke boottochtjes over de Theems met de Schicht (ze vervoeren iets, maar wat?) en heimelijke inwijdingen in de liefde door een meisje dat zich Agnes laat noemen tot een plotseling uitbarsting van geweld, die ervoor zorgt dat Nathaniel en Rachel begeleid door hun moeder (!) Londen moeten ontvluchten. In het tweede deel kijkt Nathaniel, inmiddels achtentwintig, terug op die verwarrende periode in zijn jeugd. Hij probeert wijs te worden uit wat er destijds om hem heen gebeurde en (vooral) te achterhalen wat zijn moeder, die dus niét de oversteek naar Singapore maakte, in de naoorlogse jaren dan wél uitspookte.

De magie is vooral dat Ondaatje vertelt in scènes die als echte herinneringen voelen

Geheugenkunstenaar

Het resultaat leest als een kruising tussen een experimenteel opgezette bildungsroman en een thriller van John Le Carré, met alle vakkundig opgebouwde suspense van dien. En vanwege dat laatste element gaan we er op deze plek natuurlijk niet te veel over prijsgeven.

Wat Blindganger tot vintage Ondaatje maakt, is de aard van die zoektocht zelf. Dat, én het feit dat de thematiek ervan nogal hecht verbonden lijkt met het leven van de schrijver. Want het idee van de levensgeschiedenis van jezelf of anderen als een ‘verwarrend landschap’, waarin herinneringen een soort fata morgana zijn (soms haarscherp, vaker vaag en meestal onbetrouwbaar) en de grond vol zinkgaten van ontbrekende kennis zit, keert in dit oeuvre telkens terug. Ook in (de ontstaansgeschiedenis van) The Cat’s Table (2011), waarmee zijn nieuwste roman een autobiografische kiemcel gemeen heeft.

De scheepsreis van drie weken die de elfjarige Mynah daarin in zijn eentje maakt van Colombo, in het toenmalige Ceylon, naar het verre Londen, maakte Ondaatje zelf namelijk ook. Nadat zijn ouders begin jaren vijftig scheidden, woonde hij eerst een paar jaar bij familie en werd daarna ‘verbannen’ naar zijn moeder in Engeland. Alleen, zei de schrijver in verschillende interviews: een halve eeuw later herinnerde hij zich niéts meer van die overtocht. ‘Omdat ik er toch over wilde schrijven, moest ik hem wel verzinnen, zelf het avontuur scheppen.’

In Blindganger zie je weer zo’n door zijn ouders in de steek gelaten jongetje, zou je kunnen zeggen. Een verweesde ziel die strandt in Groot-Brittannië.
Maar de magie is vooral dat de schrijver ook hier over die jongen vertelt in scènes die als echte herinneringen voelen. Net zo beeldend en levensecht, en net zo fragmentarisch en fluïde tegelijk. Een dichter van levensgaten is Michael Ondaatje in wezen. Een lyrisch tastende geheugenkunstenaar.