De Kinderboekenweek leidt steevast tot gesomber over de toekomst van het lezende kind. In het KinderBoekenHuis in Winsum bestaat de collectie uit hele oude, maar ook betrekkelijk nieuwe kinderboeken. In Winsum koesteren ze de klassiekers. 'De nostalgiefactor is groot.'

Bezoekers van Kerkpad 2 in Winsum moeten zich voorbereiden op een instant pavlovreactie. Hoewel de aula van het vroegere uitvaartcentrum ruim, licht en fris oogt, word je bij binnenkomst bevangen door die muffe geur van stof, inkt en oud papier die oproept tot bladeren, lezen en kopen. Ruim 30.000 kinderboeken, variërend van heel oud tot betrekkelijk nieuw, vormen samen de collectie van het KinderBoekenHuis.

Trudie als huishoudstertje, De oudste van een leutig troepje, Jolige Noes en haar zusjes, De radiumdiefstal, Woudstra knapt het op!, De zwerftochten van Kakkerlak; alleen al een rondgang langs de titels is een genot, evenals het weerzien met oude bekenden als Paulus de Boskabouter, Pinkeltje, Bakkertje Deeg, Kapitein Rob, Jaap en Gerdientje.

Het KinderBoekenHuis is het geesteskind van Toos Zuurveen, die begin
jaren tachtig als historisch socioloog oude kinderboeken verzamelde voor wetenschappelijk onderzoek. Juist kinderboeken gaven volgens haar een waarheidsgetrouw beeld van de maatschappij in een bepaalde tijd. Omdat de verzameling haar boven het hoofd groeide, richtte ze op 11 november 1985 de Stichting Kinderboek Cultuurbezit op. Gaandeweg zouden ruim 70.000 oude kinderboeken de weg naar Winsum vinden.

Nu, ruim dertig jaar later, is de collectie flink opgeschoond. Ruimtegebrek was een belangrijke reden, want hoe aantrekkelijk de gedachte om compleet te zijn ook is, in de praktijk is het ondoenlijk. Alleen al van Afke’s tiental bestaan vele tientallen edities; van de door Cornelis Jetses geïllustreerde oerversie uit 1902 tot de verstripte variant van Dick Matena uit 2014.

Nostalgiefactor

Wat het KinderBoekenHuis uniek maakt, is dat de boeken die hier staan niet alleen kunnen worden ingekeken, maar ook worden uitgeleend.  Of, zoals directeur Romke Visser het verwoordt: ‘Het is een museum dat boeken uitleent en een bibliotheek die boeken vasthoudt. Een lieu de mémoire. Je zou kunnen zeggen dat dit het museum is van het lezende kind. De nostalgiefactor is groot. Toen wij opgroeiden, had je één of twee tv-zenders. Als je tot die generatie behoort, heb je hetzelfde referentiekader. Dat geldt voor boeken ook.
Iedereen kent Pietje Bell en Dik Trom. Ondanks de verschillende zuilen, had je collectief toch veelal dezelfde herinneringen. In deze tijd is dat heel
anders. Er wordt nu ook veel meer troep uitgegeven.’

De belangrijkste functie, daar zijn alle medewerkers in Winsum het over eens, is dat mensen hier de boeken uit hun jeugd terugvinden. Marga Visser werkt hier al 28 jaar als vrijwilliger en Bouwina Hellinga zelfs al 31 jaar, maar ze zijn er, zoals ze op z’n Gronings zeggen, ‘nog lang niet zat van’. Visser: ‘Er komen heel wat emoties los bij mensen die na zoveel jaren een boek terugvinden. Een man uit Tilburg was in de oorlog op school voorgelezen. Elke dag een hoofdstuk. Maar hij zat in een hele vervelende klas, dus die onderwijzer las voor straf het laatste hoofdstuk niet voor. Die man is veertig jaar op zoek geweest naar dat boek. Hij vond het hier terug en nam het mee naar huis. Toen hij het terug kwam brengen, vertelde hij dat hij al zijn vrienden had opgebeld om te vertellen hoe het afliep.’

Natuurlijk kun je bij de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag ook boeken vinden. Maar dan moet je wel een titel of naam van de schrijver hebben, en dat is nu juist met kinderboeken vaak lastig. Iemand zoekt een boek over een clown. ‘Volgens mij heette hij Brammetje.’ Of een boek met op de voorkant een meisje met vlechten. Tsja. Dan heb je dus de hulp nodig van de
mensen die hier al jaren werken. Want dat meisje met die vlechten, dat hebben ze dus gevonden. Vrijwilliger Martha Poll gaat het even halen. Roswitha, van Marie Boddaert. Met inderdaad een prachtige illustratie van een meisje in een witte jurk, met lange vlechten. ‘Het ging die vrouw helemaal niet om het verhaal, alleen maar om dat plaatje.’

'Er komen heel wat emoties los bij mensen die na zoveel jaren een boek terugvinden.'

Romke Visser, directeur KinderBoekenHuis

Snikhoekjes

Mariska de circusprinses van Sandor Kis is ook zo’n boek waarnaar mensen jaren op zoek zijn. De drie delen zijn zeer gewild. ‘Wij hebben ze hier hoor.’ En hup, daar snelt Hellinga naar de kast om ze erbij te pakken. Onooglijke boekjes op goedkoop papier, met een stempel op het schutblad: Goedkeuring door de Keurraad voor Katholieke Jeugdlectuur.

Visser let altijd in het bijzonder op de opdrachten die vaak voorin boeken zijn geschreven. Neem dit exemplaar van Robinson Crusoë. Daarin staat met beverige krulletters: ‘In dit boek heeft Joop de laatste week van zijn leven nog gelezen. Hij is gestorven Zondagavond half elf den 29ste September 1935 op den leeftijd van 22 jaar.’ Toos Zuurveen, wier naam herhaaldelijk valt, noemde het snikhoekjes. Plekjes tussen de boekenplanken waar iemand ongehinderd zijn emoties de vrije loop kon laten. Zoals de mevrouw die tijdens het bombardement op Rotterdam met haar moeder in de kelder zat. Die had inderhaast een boek mee kunnen nemen. Dat kleine meisje van toen kampte de rest van haar leven met een trauma en kreeg van een therapeut opdracht dat boek terug te vinden. Dat lukte in Winsum. Visser: ‘Ze knelde het tegen zich aan en toen kwamen de tranen. We hebben haar even apart genomen en vroegen of we haar konden helpen. Ze zei: “Ik heb het gevonden. Nu is het klaar.”’

Hellinga: ‘Als mensen hier een boek terugvinden dat vader of moeder vroeger voorlas, doen ze hun ogen dicht en zijn ze weer terug in die huiskamer. Ze zien moeder daar zitten breien en vader bij de tafel. We hadden hier een mevrouw van negentig. Ze wilde dit boek en dat boek en nog een boek. Uiteindelijk had ze een hele arm vol en we vroegen wat ze wilde meenemen. “Niks”, zei ze, “maar ik wil ze nog even knuffelen.”’

Niet elk verhaal loopt zo goed af. Vermaard is de mevrouw die de Zonnereeks verzamelde en De promotie van Jet Didam wilde lenen. ‘Nog geen uur later belde ze op. “Sorry, mijn kleinzoon heeft er tomatensoep overheen gemorst, dus ik heb het maar in de container gegooid.”’ Het is al twintig jaar geleden maar Visser maakt zich er nog kwaad over. Mevrouw Tomatensoep staat sindsdien op de zwarte lijst. Jet Didam is nooit teruggekomen. Ze zijn hier afhankelijk van schenkingen, er wordt niks aangekocht. De enige inkomsten
komen uit de verkoop van dubbele exemplaren via Boekwinkeltjes.nl. Dat levert jaarlijks een paar duizend euro op.

Paardentram

Ze zouden natuurlijk de eerste druk van Jantje zag eens pruimen hangen uit 1770 kunnen verkopen, of die van De scheepsjongens van Bontekoe en Afke’s tiental, maar die antiquarische pareltjes staan veilig in een klimaatkast. Er is ooit wel subsidie aangevraagd, maar die werd niet toegekend op geografische gronden: Winsum lag te ver weg. Hellinga schampert: ‘Ze denken dat iedereen die boven Zwolle woont nog met de paardentram reist.’

Gelukkig weten veel liefhebbers de weg wel degelijk te vinden. Zoals meneer Van der Gracht, die in de verkoophoek te vinden is. Hij woont in Den Burgh op Texel en verzamelt kinderboeken waarin zijn eiland een rol speelt. Inmiddels staat de teller op 180. Hij is hier vaker geweest. ‘Twee jaar geleden voor het laatst.’ Hij heeft geluk. In de verkoophoek vindt hij Schipbreuk op het wad van Gerbrand Fenijn (‘Zijn vader was Huib Fenijn, die kwam uit Alkmaar maar hij trouwde met de dochter van de bakker en stond op het eiland bekend als Huib de Rijmelaar’), Afgedreven maar gered van D.A. Cramer-Schaap en De witte boot van Imme Dros. ‘Die heb ik al, maar ik neem hem evengoed mee. Imme Dros is op Texel geboren.’ Haastig rekent hij zijn buit af. ‘Mijn vrouw zit te borduren in de camper.’

Anne de Vries, Karl May en Cissy van Marxveldt behoren tot de meest gevraagde schrijvers, maar niemand is geliefder dan W.G. van der Hulst. Het grote voorleesboek is een klassieker waaruit nu demente bejaarden worden voorgelezen. Juist bij deze groep zijn de vroegste herinneringen vaak het sterkst. Ook de liedjes van Jacob Hamel worden uitgeleend aan vrijwilligers die zingen in verzorgingshuizen.

Maar ook wetenschappers weten Winsum te vinden. Onlangs waren er nog twee studenten uit Antwerpen. De een deed onderzoek naar Roodkapje, de ander naar Sneeuwwitje. En nu is er iemand bezig met onderzoek naar het zwartepietbeeld in de jeugdliteratuur. Handig dat hier een plank sinterklaasboeken is, zodat je zelf kunt zien in hoeverre Zwarte Piet vroeger werd afgeschilderd als domme slaaf. Zo zijn hier wel meer politiek incorrecte titels te vinden. Wat te denken van de serie van Piet Broos, over ‘drie pikzwarte nikkertjes Piempampoentje, Pompernikkel en Piepeling’, die na de oorlog zeer populair was, of een titel als De neger die wit wilde zijn van Jo Otten. Juist dergelijke boeken bewijzen het gelijk van Toos Zuurveen: nergens krijg je zo’n adequaat beeld van tijd en maatschappij als in kinderboeken.

'We hadden hier een mevrouw van negentig. Ze wilde dit boek en dat boek en nog een boek. Uiteindelijk had ze een hele arm vol en we vroegen wat ze wilde meenemen. “Niks”, zei ze, “maar ik wil ze nog even knuffelen.”’

Romke Visser, directeur KinderBoekenHuis

Tot aan het altaar

Behalve sinterklaasboeken hebben ook kerstboeken, winterboeken, zondagsschoolboekjes, kwartjesboeken, schoolboekjes, liedboekjes, oorlogsboeken en boeken in het Fries, Drents en Gronings hun eigen plankje. De meeste titels staan echter gewoon op alfabet, wat ertoe leidt dat Bolke de beer van A.D. Hildebrand gebroederlijk naast de junkiememoires van Christiane F. staat.

Is dat laatste boek eigenlijk wel een kinderboek? Welke definitie hanteren ze daarvoor? Daar hebben Visser en Hellinga een eensluidend antwoord op: ‘Toos zei altijd: tot aan het altaar.’ Met andere woorden: zodra er getrouwd wordt, houdt het op, al blijkt dat geen ijzeren regel. Joop ter Heul blijft ook nadat ze mevrouw Van Dil was geworden welkom in Winsum en Goud-Elsje draagt een dubbele naam ontbreekt evenmin. ‘Goud-Elsje wordt zelfs oma,’ weet Hellinga, ‘we hebben de serie compleet, tien delen.’

Het KinderBoekenHuis: dinsdag t/m vrijdag 10.00-16.00 uur, zaterdag 12.00-16.00 uur. De meeste boeken uit de collectie worden uitgeleend en kunnen ook per post worden verstuurd. Schenkingen zijn welkom. Er zijn verspreid door het land diverse inleverpunten. (kinderboekenhuis.eu)